Draai om je oren Jazz en meer - Weblog |
|
||
|
Cd | Jazztube Peter Beets - 'Tchaikovsky, Rachmaninov And All That Jazz!' Magic Balls Jazz, 2024 | Opname: 24 mei 2023 Het mag geen mens verbazen dat Peter Beets zich waagt aan werk van een resem klassieke componisten - naast Tsjaikovski en Rachmaninov ook nog eens Borodin, Scriabin, Prokofiev en Rimsky-Korsakov - want een deel van zijn reputatie is gestoeld op zijn knappe Chopin-albums en een hommage aan George Gershwin. Het is ook niet zomaar een album van een jazzpianist die de klassieke stukken een jazzy vernislaagje geeft, maar eentje die de muziek daadwerkelijk vertaalt naar oldschool jazzcontext. Dat Beets een aardig stuk kan spelen is een understatement, maar vooral: hij kan swingen als de pest, en dat is ook wat hier regelmatig gebeurt. Voor wie weinig met klassiek heeft, is dit een overtuigend album dat je meevoert naar een klassieke jazzclub met gedimde lichten, rinkelend glas en louche achterafzaaltjes. Voor wie vertrouwd is met de originele stukken zou het weleens een openbaring kunnen zijn, want Beets zet de composities naar zijn hand met zwier en panache. Peter Beets (piano), Tom Baldwin (bas), Byron Landham (drums). Klik hier om dit album te beluisteren. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: Byron Landham, cd, Peter Beets, Tom Baldwin (Guy Peters, 20.11.24) - [print]
- [naar boven] David Murray is een saxofonist van de buitencategorie en al decennia een sleutelfiguur in de stromingen van freejazz en avant-garde. Murray is enorm productief, getaxeerd voor meer dan 100 albums onder zijn eigen naam en meer dan 500 albums als sideman. Ook is hij voor veel muzikanten actief als mentor. Door zijn veranderingsgezindheid verbaast het niet dat David Murray met een geheel nieuw kwartet én met relatief jonge musici op de bühne staat. Het zijn Marta Sanchez achter de vleugel, Luke Stewart op contrabas en Russell Carter achter de drumkit. Dit jaar heeft het kwartet, met dezelfde line-up als tijdens het optreden in Paradox, het uitstekend ontvangen album Francesca uitgebracht, opgedragen aan de partner van Murray: Francesca Cinelli-Murray. Murrays creatieve zegetocht is begonnen in de jaren tachtig, maar heeft nog niets aan intensiteit en creativiteit ingeboet. Het gehele kwartet imponeert door tijdens de hele setlist vol hartstocht en met grote muzikaliteit te spelen. Hier zijn de jonge begeleidende muzikanten debet aan. Opvallend is dat het kwartet uitbundig en dartel te werk gaat, afgewisseld door nummers met een meer romantische touch. Dat wil niet zeggen dat deze kost makkelijk te verteren is. Met een niet aflatende dadendrang weet het kwartet het muzikale vuur voortdurend hoog te stoken. De opbouw van Murrays solo's zijn complex én goed te volgen. De zachte passages gaan geleidelijk over in intense delen en de lyriek voert de boventoon, zowel op de tenorsaxofoon als - eenmalig - op de basklarinet. Vaak zijn de stilistisch gemengde composities van een latin flavour voorzien en zelfs dansbaar. Op gepaste wijze vliegt Murray vlammend uit de bocht, zoals bij het nummer 'Come And Go'. In dat geval raken zijn muzikale uitspattingen nadrukkelijk het avant-gardistisch gedachtegoed. De toon verontrustend of juist getergd, maar altijd weer terugkerend bij het oorspronkelijke thema. Zoals gebruikelijk bij Amerikaanse jazz wordt voldoende ruimte gegeven aan het trio begeleiders. Marta Sanchez, die ook in 2024 een mooi album heeft uitgebracht ('Perpetual Void'), blinkt uit met een schoonheid aan genuanceerde, klassiek aandoende pianopassages, die een mooi contrast vormen met de solo's van David Murray. Stoer en krachtig klinkt de contrabas van Luke Stewart, dwingend en swingend de percussie van Russell Carter. Zonder overdrijving laat dit inspirerende optreden duidelijk zien dat, met de combinatie van een meesterlijke saxofonist en een nagenoeg perfecte ritmesectie, fantastische composities en vurig solowerk, de toekomst voor Amerikaanse jazz nog volledig open is. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: concert, David Murray, Luke Stewart, Marta Sanchez, Russell Carter (Louis Obbens, 18.11.24) - [print]
- [naar boven] Cellist Erik Friedlander ken ik hoofdzakelijk van zijn deelname aan projecten van John Zorn, zoals het Masada String Trio en het Bar Kohkba Sextet. In De Singer zag ik hem echter als leider van zijn eigen kwartet The Throw, dat verder bestaat uit pianist Uri Caine, bassist Mark Helias en drummer Ches Smith. Ja, voor minder doet Friedlander het niet. Op zijn website haalt hij een citaat aan van Virginia Woolf: 'What is the meaning of life? That was all - a simple question... The great revelation perhaps never did come. Instead, there were little daily miracles, illuminations, matches struck unexpectedly in the dark.' Een citaat dat onverkort van toepassing is op de muziek die tijdens dit concert klinkt en waarin Friedlander een ode brengt aan het gewone. Een citaat dat op diverse momenten ook terug komt in de titels van de stukken. Het kwartet speelt zowel 'The Great Revelation' als 'Little Daily Miracles'. Opvallend is dat Friedlander, Caine en Smith alle drie ook samenspeelden met Zorn, volgens mij alleen Helias niet. Daar kennen ze elkaar van, maar vooral ook van het feit dat ze allemaal in New York wonen en regelmatig in diverse verbanden samenspelen. Dat hoor je ook hier goed terug in relatief compacte, maar altijd opvallend ritmische stukken. En ja, ook de invloed van de klezmer klinkt er op gezette tijden in door. Direct al in 'Match Strikes' schieten we vol in de ritmiek, overigens een heel verschil met de studioversie waarvoor dat veel minder geldt. Mooi ook die solo van Caine hier en later die van Friedlander zelf en het gevoel voor de blues dat hier doorheen piept. 'Foot Stomp' valt eveneens op door de ritmiek, in dit geval in speels staccato en tevens door die duidelijke klezmerinvloeden in het spel van Friedlander. Verder valt hier het puntige slagwerk van Smith op. Hierboven refereerde ik reeds aan de woorden van Woolf en dit concert maakt mooi duidelijk hoe die inspiratie bij Friedlander uitwerkt. Voor dit kwartet componeert hij louter opvallend harmonische en vaak ook sterk melodische stukken met een kop en een staart en verder geen kapsones. Er wordt zeker gesoleerd, maar dat blijft allemaal wel steeds in dienst staan van het geraamte dat Friedlander neerzet. Maar er is meer, het zijn ook nog eens stuk voor stuk korte muzikale verhalen die deze componist en cellist ons vertelt. In ieder stuk voel je dat hij een boodschap wil overbrengen die past bij dat citaat van Woolf. Waarin zij en hij eigenlijk zeggen: 'kijk, het geluk ligt voor je voeten, raap het maar op'. Dat grandioze speelplezier van deze vier draagt daar alleen nog maar meer aan bij. Neem 'Seven Heartbreaks', dat toch qua titel geenszins vrolijk klinkt, maar Friedlander geeft er een heerlijk swingende draai aan, teruggrijpend op de traditie van de jazz, met een prachtige pianosolo van Caine. Maar ook met een zowel door Friedlander als Helias met de strijkstok gespeelde melodie, iets meer vorm gevend aan het weemoedige dat toch ook bij dit nummer hoort. Frisse dynamiek en krachtige ritmiek vinden we ook in 'Sprawl', waar iedere keer weer die melodie gespeeld door Friedlander subtiel doorheen breekt. Overigens ook het perfecte stuk voor een drumsolo van Smith, blijf hier maar eens bij stil zitten! Soms gaat het er ook wat rustiger aan toe, bijvoorbeeld als Friedlander de ietwat slepende melodie speelt van 'As They Are', mooi gecombineerd met staccato ritmiek. Een stuk waarin eveneens een zekere weemoed doorklinkt. Bijzonder in dit stuk is ook het einde, met een repetitieve minimalistische frase die langzaam uitdooft. Ook het eerdergenoemde 'Little Daily Miracles' is een ballade, het kwartet speelt het als een van de twee toegiften, prachtig hoe Caine hier de melodie neerzet. Foto's: Jef Vandebroek Labels: Ches Smith, concert, Erik Friedlander, Mark Helias, Uri Caine (Ben Taffijn, 16.11.24) - [print]
- [naar boven] Zo langzamerhand, zou je denken, is toch wel elk snippertje geluid van altist Charlie Parker op de plaat terechtgekomen. Mooi niet. Op 'Bird In Kansas City' zijn dertien nummers samengebracht die ik in ieder geval nog niet kende. Twee tracks laten het orkest van pianist Jay McShann horen, twee maanden voordat het zijn inmiddels ruimschoots legendarische opnamen voor Decca maakte. Dat zat zo. In januari 1941 had de manager van de band, John Tumino, een platensnijder aangeschaft waarmee hij opnamen maakte van het orkest. De geluidskwaliteit van die registraties (met één microfoon?) was niet geweldig. Nochtans krijgen we hier een fascinerend beeld van McShanns orkest, dat zich op dat moment nog niet beperkte tot bluesnummers. Bovendien gold de limiet van drie minuten niet voor de onderhavige apparatuur, zodat Parker twee chorussen de tijd krijgt voor zijn solo in 'I'm Getting Sentimental Over You'. We horen dat hij op dit moment in een overgangsfase zit, tussen traditioneel legatospel en de latere, meer grillige bebopstijl. De versierinkjes die Parker aanbrengt verwijzen naar zijn aanpak van drie jaar later, met gitarist Tiny Grimes, zijn eerste 'echte' bebop-uitingen op de plaat. Drie maanden voor de sessie met Grimes stond de saxofonist in de transcriptiestudio van Vic Damon, in Kansas City. De geluidskwaliteit van die vier opnamen is een stuk beter, al zit er wat ruis in. Parker krijgt hier alle ruimte - voor vijftig cent per minuut, het tarief van de studio. Voor vijf dollar vijftig hebben we hier dus ruim tien minuten vintage Parker. Sensationeler nog zijn de opnamen van juli 1951, ten huize van Phil Baxter. Dat was een kapper die van het goede leven hield en frequent feestjes organiseerde. Ook Parker was er regelmatig te gast als hij in de stad was. Zo werden er zeven stukken opgenomen met een draadrecorder, waarbij de saxofonist werd begeleid door een anonieme bassist en een dito drummer, die bovendien overwegend onhoorbaar was. Van zijn liveopnamen eerder dat jaar weten we dat Parker in goede vorm stak. Maar dan hebben we het vooral over de registraties met zijn strijkorkest en daar had de solist betrekkelijk weinig ruimte om volledig loos te gaan. Die heeft hij hier wel en het resultaat behoort tot het meest vrije, het meest ongeremde dat Parker ooit vastlegde. Om te beginnen zijn er drie ongebonden improvisaties, 'Bird Song' #1, #2 en #3 getiteld. De geluidskwaliteit is verbluffend en het is duidelijk dat de Bird het prima naar zijn zin heeft. Structuren zijn grotendeels afwezig, al schemeren de blues en 'I Got Rhythm' door. In #2 citeert de blazer zijn 'Moose The Mooch'. #3 suggereert 'Lady Be Good' en is met zijn vier minuten en vierenveertig seconden een van de langste soli die van Parker bekend zijn. De gekte is de wereld nog niet uit. Foto: Dave E. Dexter, Jr. Collection In de Jazztube hieronder een documentaire die terugkijkt op de jaren die Bird in Kansas City doorbracht en zijn blijvende invloed op de jazzscene van die stad. Labels: bebop, cd, Charlie Parker, Jay McShann, jazztube (Eddy Determeyer, 13.11.24) - [print]
- [naar boven] Alweer de twaalfde editie van So What's Next in het Muziekgebouw Eindhoven. Altijd prettig om in november nog een festival van dit kaliber in de agenda te hebben staan. De programmering slaagt er telkens weer in een avontuurlijke en aantrekkelijke mix van gevestigde en nieuwe namen op het affiche te krijgen van de Grand Festival Night op de zaterdagavond. Met Teus Nobel als opening, Michelle David, Hans Dulfer, Branford Marsalis en Al Di Meola op het programma leek men dit jaar met gevestigde namen op zeker te willen spelen. Dat laat dan Lakecia Benjamin, Sam Newbould en Vincen Garcia als nieuw aanstormend talent over. Het openingsconcert van Teus Nobel leverde meteen een volle zaal op, die door het trio getrakteerd werd op een uitgebalanceerde set met mooi akoestisch werk, waaronder een aantal nummers van de recente plaat 'After Hours', die Nobel wijdde aan een van zijn inspiratoren: Chet Baker. Met een volstrekt eigen geluid en interpretatie werd er oorstrelend gemusiceerd. In een korte inleiding voorzag Nobel het stuk 'No Goodbye' van een passende inleiding, die meteen verklaarde waarom het stuk zo mooi gedragen en doorleefd klonk. Je kon een speld horen vallen. Prachtige kippenvelmuziek in een gevarieerde set, die even later met een fraaie en vrolijke bossanova werd afgesloten. Een kwartiertje later stond powervrouw Lakecia Benjamin op het podium in de grote zaal. Ze deed van de zomer ook al met veel succes North Sea Jazz en Gent Jazz aan en is daarmee de titel van aanstormend talent wel kwijtgeraakt. Ook nu maakte ze haar naam waar door overtuigend een strakke en energieke set neer te zetten. Iets wat bijna vanzelfsprekend ook al jaren door Michelle David gebeurt. Met een onverwoestbaar enthousiasme stapt ook zij het podium op om er een muzikale feestje van te maken. Met de strakke begeleidende gitaren en drums van de True Tones is het voor Michelle geen enkele moeite om de zaal mee te krijgen. Die interactie met het publiek voegt een extra dimensie toe aan haar goed gewaardeerde concert. Wat mij betreft was het Branford Marsalis Quartet het hoogtepunt van de dag. Het onuitputtelijke enthousiasme en spelplezier van dit kwartet is erg overtuigend en aanstekelijk. Marsalis is al jarenlang een fenomeen op tenor- en sopraansax en put uit een rijk repertoire, gevoed door inspirators als Coltrane, Dolphy en Brubeck. Elk nummer dat wordt ingezet lijkt ter plekke te ontstaan en ook elke keer weer anders te verlopen. Dat komt doordat het kwartet inmiddels zo op elkaar ingespeeld is, maar tegelijkertijd ook zo virtuoos op het eigen instrument is, dat ze er zichtbaar lol in hebben elkaar uit te dagen en te verrassen. Hetzelfde gebeurt dus ook met de toehoorder. De dynamiek die ontstaat is fantastisch, van fluisterzacht tot extatisch volle bak. Het publiek en de band genoten ervan. Zoals wel vaker was drummer Justin Faulkner de grote gangmaker. Op festivals met keuzemogelijkheden heb ik geleerd dat het rust geeft vooraf je keuze te maken en zo veel mogelijk volledige concerten te volgen. De consequentie daarvan is dat je een aantal concerten mist, maar dat geeft veel rust. Ik besloot in dit geval de rooftop links te laten liggen en miste daarmee de concerten van Sam Newbould, BNNYHUNNA en Dulfer's Total Response. Ik ging wel naar Vincen García, een jonge en energieke bassist uit het Spaanse Valencia, die vorig jaar zijn eerste Album 'Ventura' uitbracht. Tijdens het concert werd de bijzondere mix van hiphop, soul en funk met veel vertoon uitgeserveerd. Een overtuigend visitekaartje van iemand die we nog gaan terugzien. Al Di Meola stond als headliner aan het slot geprogrammeerd. Het moest het enige concert in Nederland worden van Di Meola met zijn electric band. Dat bleek nog moeilijk te worden met haperende techniek. Tot mijn, misschien ongepaste, vreugde leverde het drie mooie akoestische nummers op om de tijd te doden die nodig was om alle elektrische ondersteuning werkend te krijgen. De schitterende akoestische versie van 'Norwegian Wood' (The Beatles) plaatste de uitgestelde elektrische set in de schaduw. Al met al een mooie dag, die liet zien dat goede planning erg belangrijk is, maar het ware geluk zich niet laat plannen. Foto's: Johan Pape. Klik hier voor zijn fotoverslag van So What's Next 2024. Labels: Al Di Meola, Branford Marsalis, festival, So What’s Next, Teus Nobel, Vincen García (Johan Pape, 11.11.24) - [print]
- [naar boven] Bill Evans is een gevestigde naam in de wereld van jazzrock en fusion. Door zijn rol in de comeback van Miles Davis wordt de saxofonist in de jaren tachtig in een klap bekend. Hij speelt op zes platen met Davis, waaronder 'The Man With The Horn', 'Star People' en het livealbum 'We Want Miles'. In de afgelopen decennia is Evans stilistisch niet ver verwijderd geraakt van de fusion van zijn voormalige broodheer. Iedereen heeft reikhalzend uitgekeken naar de bassist van dienst, de zoon van de iconische, virtuoze bassist Jaco Pastorius. The Vansband All Stars wordt gecompleteerd met drummer Keith Carlock en toetsenist Gary Husband. Fusionmuziek trekt nog steeds een groot aantal bezoekers. Het optreden in Tilburg is dan ook al weken voor aanvang uitverkocht. Een verklaring voor deze toeloop kan ook zijn dat de band voor hun enige concert in Nederland Paradox aandoet. Vanaf het begin grossiert Bill Evans een onmetelijke hoeveelheid noten uit zijn tenor- of sopraansax. Meestal hoogenergetisch, soulvol en opzwepend. Slechts incidenteel wordt de spreekwoordelijke gashendel enigszins teruggedraaid. De saxofonist en toetsenist vragen beurtelings om aandacht, waardoor vele solo's ontstaan. De bijdragen van Husband wedijveren met die van Evans en zijn muzikaal interessanter op het gebied van ritmische variatie, getoonde souplesse en tonale virtuositeit op de toetsen. Evans speelt met een eigen geluid, vurig en vol passie, vooral op de sopraansaxofoon. Zowel de composities als het saxofoongeweld zijn niet baanbrekend, maar wel altijd solide, vol van een niet aflatende speelvreugde. Interessant is de aanwezigheid van Felix Pastorius. Samen met zijn tweelingbroer Julius is hij vijf jaar voor de vroegtijdige dood van Jaco Pastorius geboren. De bassist heeft tot 2015 bij de fusiongroep Yellowjackets gespeeld. De uiterlijke gelijkenis met zijn vader is onmiskenbaar en voeg daaraantoe dat hij duimen heeft met dubbele gewrichten en bijzonder lange vingers. Hierdoor kan de bassist bijzondere akkoorden en tonen produceren. Felix speelt overigens niet met een fretloze basgitaar, maar met een zessnarige bas met frets. Zijn vader heeft een revolutie op de basgitaar teweeggebracht. In de band van Bill Evans is de rol van Felix Pastorus hoofdzakelijk begeleidend en muzikaal zeer adequaat. Complexe baslijnen die gespeeld worden zijn altijd in balans met het groepsgeluid. Ook krijgt de basgitarist de ruimte zich solistisch te manifesteren. Deze zijn om door een ringetje te halen vanwege de aaneenschakeling van variaties in ritme, de intensiteit en de muzikaliteit. In vergelijking met Gary Husband en Felix Pastorius blijkt Bill Evans zich tijdens het concert helaas in toenemende mate te herhalen. De nummers die in één lange set worden gespeeld zijn verschenen op zijn laatste plaat 'Who Am I'. Tot groot vermaak speelt de band in de toegift het overbekende 'slaapliedje' 'Jean-Pierre'. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: Bill Evans, concert, Felix Pastorius, Gary Husband, Keith Carlock (Louis Obbens, 10.11.24) - [print]
- [naar boven] The Herbaliser Band is een van de producten van de vruchtbare Engelse kruisbestuiving tussen funk, jazz, drum-'n-bass en hiphop. Dat begin ligt inmiddels dertig jaar achter ons en oprichters Jake Wherry (gitaar en basgitaar) en Ollie Teeba (draaitafels) zijn nog steeds van de partij. De vette blazerssectie - trompet, alt- en baritonsax - heeft een overwegend ritmische functie en toont een voorkeur voor een uitermate relaxte aanpak. Nochtans klinken er hier en daar flarden onversneden jazz door, bijvoorbeeld in het nummer 'Ginger Jumps The Fence', waar fluitist Andrew Ross op een uit een claveritme geboren jazzbeat soleert. Scratcher Ollie Teeba draait dwingende ritmes in met name de toegift 'Forty Winks'/'The Missing Suitcase'. Sowieso is zijn rol als beatmaker essentieel. Grappig, hoe de huidige generatie twintigers weer danst op de huidige jazzvormen. En de hele avond geen noot gezongen, hè. Labels: concert, The Herbaliser (Eddy Determeyer, 9.11.24) - [print]
- [naar boven] Een samenwerking die niet helemaal uit de lucht gevallen komt (Lisle is een van Serries' meest frequente internationale partners en met Amado werkte hij ook al samen, zie hun duo-release 'Jazzblazzt' uit 2019), maar die toch verrast. Serries is nauw verwant aan de Britse improvisatie-scene waar Lisle deel van uitmaakt, terwijl Amado ondanks een focus op vrije muziek sterker in de jazz geworteld is. Zijn robuuste spel draagt sporen in zich van de klassieke tenoren, binnen en buiten de vrije vleugel. De goede luisteraar beseft snel dat het trio er een bijzondere interactie op nahoudt, die beweegt tussen densiteit en spaarzaamheid, finesse en rauwe kracht, abstractie en spanning, maar vooral getuigt van een eb- en vloedbeweging waarbij de drie samen die massa van geluid controleren. En als dat al iets zegt over de coherentie van dit verhaal, dan kan je je net zo goed richten op een van de drie en vervolgens horen hoe die muzikale driehoeksverhouding voortdurend blijft transformeren. Een uurtje vrije meeslependheid is het resultaat. Dirk Serries (gitaar), Rodrigo Amado (tenorsax), Andrew Lisle (drums). Klik hier om dit album te beluisteren. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: Andrew Lisle, cd, Dirk Serries, Rodrigo Amado (Guy Peters, 8.11.24) - [print]
- [naar boven] Concert Op de laatste zondagnamiddag van oktober waren we te gast op een wel heel speciaal verjaardagsfeestje, in de jazzclub van De Casino in Sint-Niklaas. Nu ja, 'verjaardagsfeestje'. Rhythm-grootmeester, percussionist Stéphane Galland was uitgerekend die dag jarig, zo vertelde hij op gegeven moment en stoemelings. Samen met zijn Rhythm Hunters zette Galland een intense, ongelooflijk ritmische en swingende set neer. Meanderende en virtuoze pianopartijen, het subtiele zingen van de bas, alsook prominenter aanwezig én in dienende rol, een fenomenale blazerssectie én de galante multi-ritmes die Galland gretig uitdeelde: het was het recept voor een geniale negentig minuten. Het lichtjes fantastisch nieuwe zelfgetitelde album werd voorgesteld, met - op 'Transe Culture' na - alle machtige composities uit het album present in de set, plus nog één standard als toegift. Het was fasten your seatbelt en de ritmes, geniale composities en fraaie soli tot ons laten komen en volop genieten, die zalige zondagnamiddag. The Rhythm Hunters zijn eigenlijk het logische vervolg op '(The Mystery Of) Kem', Gallands vorige project. Ook nu was het doel om verschillende benaderingen van ritme te verkennen en ze te integreren in een vloeiend muzikaal discours. Galland en zijn ritmejagers deden dat met brio, nooit klonk het 'kijk mama zonder handen'-geforceerd of technisch. Alle puzzelstukjes vielen vlotjes en organisch in elkaar. Het spelplezier spatte ervan af, de een-tweetjes en uitgewisselde blikken tussen de muzikanten waren aandoenlijk, ook zij genoten overduidelijk met volle teugen. 'Positivv' werd door Wajdi Riahi ingezet op de piano, zachtjes meanderend, Galland zuinig zachtjes op de percussie, met dan de blazers, Pierre-Antoine Savoyat op trompet, Shoko Igarashi op tenorsax en Yonatan Hes op altsax, met de bas van Louise van den Heuvel, die subtiel en tegelijk toch ook prominent de tune meespeelde. Geniaal hoe de melodie zich ontwikkelde met heerlijk virtuoos toetsenspel van Riahi, mooie koperen tonen, een fijn bas-intermezzo van Louise en Gallands percussiewerk dat alles mooi met elkaar verbond. 'Positivv' vloeide naadloos over in een andere compositie, of was het gewoon deel twee? Alleszins vinnig en swingend met weerom prima performant pianowerk van Riahi, erg mooie sax- en trompet een-tweetjes en een geweldige bassolo van Van den Heuvel. Dan weer sax-a-gogo, terwijl Galland het tempo gevoelig aan het opdrijven was, wat een geweldig ritme, wat een vibe, wat een groove. Even vervloekte je de jazzclub-setting en wou je het op een dansen zetten, enfin wij alvast. Galland stelde zijn band voor en zette altsaxofonist Yonatan Hes in de bloemetjes, die moest invallen voor Sylvain Debaisieux: "Het is nog maar de tweede keer dat hij meespeelt". Waarop 'Morphing Dolphins' werd ingezet door de blazers. Wat een gewéldige tune. Blazers in de lead, dan verrukkelijk toetsenwerk van Riahi, de ritmesectie Van den Heuvel-Galland die subliem begeleidde. Wanneer Riahi rustig soleerde, hoorde je Louise en Stéphane nog heel subtiel begeleiden. Magisch mooi. Galland versnelde even, Savoyat gaf een trompetsolo ten beste, waarop het de beurt was aan beide saxofonisten. En wat Shoko Igarashi met die tenorsax deed, de ogen gesloten in volle concentratie, was gewoon fenomenaal. Met een pianoriedel kondigde Riahi 'The Lindy Effect' aan, gevolgd door een funky basloopje van Van den Heuvel, opnieuw Riahi op de toetsen en Hes die overnam op altsax. Dan voluit alle blazers – wat een power, jongens – terwijl Riahi mooie dingen op piano deed, zuinige en toch prominente percussie van Galland, nog meer koperenpracht en pure virtuositeit. En die keren dat Riahi de toetsen niet beroerde, zag je hem volop genieten van het gebeuren. Mooi, toch? 'Ipseity' werd door Louise zachtjes ingezet op de bas, Stéphane tikte de compositie zuinig verder op gang, de trompet en saxen zetten in, waarop Igarashi de lead nam, met Riahi die onderwijl weer schandalig mooie pianolandschapjes tekende. Een geweldige trompetsolo van Savoyat, blazersgalore en Galland die het tempo gevoelig opdreef, waarop de compositie weer een weinig uitstierf. Zachte toetsen van Riahi, en Igarashi blies 'Artemis' leven in, met een sublieme saxpartij. Haar sax bleef nog even in de hoofdrol, algauw vergezeld door de altsax van Hes en de trompet van Savoyat die zich niet onbetuigd lieten. Het pianowerk van Riahi had iets dreigends, Louises bas klonk subtiel én prompt, Gallands percussie was zuinig en ingetogen, met dan weer heerlijke pianovirtuositeit van Riahi. "Are you still alive?" vroeg Galland aan diens aandachtige publiek. Dat bevestigde gretig, waarop de muzikant ons vertelde dat we al aan de laatste compositie toe waren. Op de "oohs" antwoordde hij "Yes, but these are long songs. Oh, today is my birthday", waarop Louise Happy Birthday op de bas inzette en menig melomaan voor Stéphane zong. Met 'Morpheus' werd de set besloten. Van den Heuvel zette in op bas, de blazers namen meteen de meerstemmige lead, geweldig percussiewerk van Galland, Riahi met subtiel en machtig pianospel, nog meer blazerspracht en fantastische overall sound. En plots was het voorbij, Stéphane Galland dankte iedereen, ook de mensen van De Casino: "altijd fijn om hier te spelen!". Een guitige Louise was opnieuw aanstoker van dienst en zette opnieuw 'Happy Birthday' in, nu nog gretiger meegezongen door de zaal, waarop Galland besloot om nog een bis te brengen: "Jullie hebben zo mooi voor mij gezongen, dus we doen er nog eentje. Het is een standard, benieuwd of jullie het herkennen." Met 'Afro Blue', een compositie van Mongo Santamaria, werd feestelijk besloten - een feest van percussie, piano en blazers. Ondertussen was het halfzes. Hongerige magen of niet, velen gingen toch nog eerst langs de merchandise-stand om die nieuwe cd ('Stéphane Galland & The Rhythm Hunters', Challenge Records) te scoren. Tekst: Mark Van Mullem, Luminous Dash Foto's: Cees van de Ven. Klik hier voor zijn fotoverslag van dit concert. Labels: concert, Rhythm Hunters, Stéphane Galland (Maarten van de Ven, 6.11.24) - [print]
- [naar boven] "Op een gegeven moment ging King Kolax bij Eckstine spelen. King Kolax zelf. Man, die gast, dat moet ik toch even zeggen. Hij heeft nooit erkenning uit het jazzkamp gekregen. Hij was een eersteklas blazer en werkte overal in de Verenigde Staten. But boy, he was a terrific trumpet player himself. Ik zeg altijd: als je soms denkt dat Maynard Ferguson hoog kon blazen, had je hem moeten horen! Hij had een enorm bereik. Boy, that guy was something! Oh yeah, he was something else." In februari 2010 sprak Eddy Determeyer met Arnold Raymond 'Sweets' DePass, lid van de trompetsectie van het Dooky Chase Orchestra, de eerste bigband die bebopstukken op de lessenaars had liggen. Klik hier om het interview te lezen. Foto: familiearchief Arnold DePass Labels: Arnold DePass, interview (Maarten van de Ven, 5.11.24) - [print]
- [naar boven] Concert Op zich paste het recital van het Mats Eilertsen Trio prima in de dertiende-eeuwse aan Jacobus de Meedere gewijde kerk van Feerwerd. Niet alleen omdat de muziek een serene sfeer uitstraalde, de Noorse bassist heeft zich ook grondig verdiept in de vocale middeleeuwse muziek. Het fijnzinnige werk van zijn trio detoneerde met andere woorden allerminst in het godshuis. Ik zag heel wat toehoorders in gedachten verzonken, de ogen geloken, volledig open voor deze gewijde zondagmiddag. Opmerkelijk was dat de leider minder aandacht naar zich toetrok dan zijn kompanen. Pianist Harmen Fraanje gaf de toon aan met repeterende en zich langzaam ontvouwende figuurtjes. Beetje mijmerende, procesmatige aanpak, aan de goede zijde van wat we New Age noemen. Al die afzonderlijke figuurtjes zouden in feite de bases kunnen vormen voor nieuwe, op zichzelf staande melodieën. Een enkele keer zwol het gebodene aan tot het niveau van een gereformeerd dubbelkoor op paassterkte. Drummer Thomas Stronen had zichzelf een vooral dienende taak toebedacht. Meer Peter Ypma dan Art Blakey. Opmerkelijk was zijn beheersing van het bekkenarsenaal. Zijn soli waren even bescheiden als pregnante percussie-concerto's. Vervuld van verheven gedachten keerde de gemeente huiswaarts. Foto's: Jan Tempel Labels: concert, Harmen Fraanje, Mats Eilertsen, Thomas Stronen (Eddy Determeyer, 1.11.24) - [print]
- [naar boven] In een kolkend en tot de nok toe gevuld Paradox zijn bijna alle zitplaatsen verwijderd om meer ruimte te bieden het optreden van de Israëlische fusiongitarist Oz Noy bij te wonen. Noy heeft samengewerkt met Richard Bona, Toni Braxton, Dave Weckl, Chris Potter en Mick Stern. Bassist Jimmy Haslip is vooral bekend als grondlegger van de Yellowjackets en talrijke sessies met uiteenlopende musici. Ook drummer Anton Fig heeft gewerkt met muzikanten van verschillende pluimage uit de pop- en fusionwereld. Oz Noy legt een meesterlijke groove neer in alle stukken die langskomen. De mix van blues, rock, funk maar ook vleugjes country en jazz worden smaakvol opgediend. De diversiteit aan stijlen zorgt, met een verscheidenheid aan stemmingen en variatie in het tempo, voor evenwicht en muzikaliteit. Ondanks de verdienstelijke solistische bijdragen van Haslip draait het concert om de gitarist. Hij hanteert een breed repertoire aan gitaarlicks en riffs en heeft een geweldige beheersing van zijn instrument en de effectpedalen op zijn pedalboard. De backingtracking springt daarbij in het oog. Zo laat hij zijn gitaarsolo's regelmatig ondersteunen door groovende op de gitaar gespeelde orgelgeluiden. Het trio speelt in twee sets veel uitgebalanceerde stukken. Opvallend is de door Eddie Cooley en Otis Blackwell geschreven compositie 'Fever', die in 1958 door Peggy Lee tot een gigantische hit werd gepromoveerd. De zwoele voordracht van Peggy Lee wordt door Oz Noy effectvol, spacy en dramatisch omgebouwd. Ook worden composities van eigen hand gespeeld zoals 'Boom, Boo Boom', een straightforward en een snel gespeeld 'Twice In A While', opzwepend en met vele inventieve plotwendingen en duistere soli. In november verschijnt het nieuwe album, waarop Noy een groot aantal (jazz)standards onder de loep neemt. Als preview worden een aantal aan elkaar geregen stukken uitgevoerd. Meer klassiek jazz-georiënteerd komen fantasierijk en inventief 'Giant Steps' (John Coltrane), 'Donna Lee', 'Billie’s Bounce' (Charlie Parker) maar ook '3rd Stone From The Sun' (Jimi Hendrix) langsrazen. Met een opmerkelijke rol voor de vrije im-provisatie. Het onderscheidend gitaargeluid, de nuttige elektrische distortion, het muzikaal eclectisme, het experimenteel en improviserend karakter maken dat deze vorm van jazz/fusion nooit cerebraal of clean aanvoelt maar spontaan, levensluchtig en invoelbaar. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: Anton Fig, concert, Jimmy Haslip, Oz Noy (Louis Obbens, 31.10.24) - [print]
- [naar boven] Dit ensemble - het bestaat al 13 jaar - brengt een gedreven mix van eerder (more) free style jazz met bestaande, gekende tunes. Die botsing produceert nogal wat muzikale humor. De improvisaties zijn oprecht, soms rauw, soms fluweelzacht. De 11 tunes, doorspekt met drie variaties op de opener, gecomponeerd door Shigeru Unebayashi, bassist uit de Japanse New Wave-scene, zijn van de hand van verschillende (oosterse) componisten, maar ze zijn grondig bewerkt door dit eigenzinnig kwartet. De cd maakt bij eerste beluistering een ietwat bevreemdende indruk, wegens de combinatie van uitersten. Het geheel suggereert de eenzaamheid van het individu in de grootstad, verlangend naar liefde, die blijkbaar onbeantwoord blijft. In die zin is deze muziek beeldend, al hoeft het verhaal niet echt, maar het verklaart wél de romantische, traditioneel muzikale passages ('Quizás, Quizás, Quizás'). Ook aan Cubaanse sferen mag je je dus verwachten, met erg mooie saximprovisaties. De afsluiter, een stuk stride piano, alweer zelf gearrangeerd, laat letterlijk het thema van de standard 'I’m In The Mood For Love' horen, en eindigt met dezelfde bruitage als het begin van de opener. Een cirkelstructuur, dus. Een fascinerend conceptalbum, met vier topmuzikanten. Wellicht niet ieders smaak, maar pure kwaliteit. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: cd, Flash Pig, jazztube (Marc Van de Walle, 30.10.24) - [print]
- [naar boven] Klarinettist Tom Jackson, altviolist Benedict Taylor en gitarist Daniel Thompson zijn geen onbekenden voor elkaar. Noch voor Dirk Serries, die ze uitnodigde voor een concert in de PlusEtage in Baarle-Nassau, als onderdeel van een nieuwe serie 'A New Wave of Jazz'-concerten. De drie werken al jaren met elkaar samen, in wisselende bezettingen, al dan niet samen met Serries en kwamen ook op deze blog al vaker voorbij. Maar nu dus als trio in twee volledig geïmproviseerde sets. Dat ze dit vaker zo doen, was zeker te merken. Ze komen opvallend langzaam op gang, met veel stiltes tussen de noten. Alleen dat al laat zien dat de drie uitstekend weten wat ze aan elkaar hebben. Ze kennen elkaar door en door, zijn vrienden en niet alleen in de muziek. Dan kun je loslaten, dan durf je het te laten gebeuren. En dat is natuurlijk toch waar het om gaat in vrije improvisatie: met elkaar iets creëren, iets laten ontstaan. Op zoek naar klanken, waarbij onorthodoxe speelwijzen helpen om iets voor elkaar te krijgen. Dat is dus ook zoals we beginnen, met col legno-spel van Taylor, een paar grepen van Thompson en Jackson die komt met enige lange, vrij hoge noten. Maar dus vooral de nodige stiltes tot dit verkennende spel cumuleert in een duet van Taylor en Jackson, sporadisch aangevuld met een enkele klarinetklank van Thompson. Even verderop zijn het Taylor en Thompson die een duo vormen met weerbarstig snarenspel. Nu blijkt ook gaandeweg dat die twee samen vaak wat meer in de hoek van klankkleur zitten, regelmatig een gespreid bed creërend - je hoort soms niet eens wie nu eigenlijk welke klank voortbrengt - voor de capriolen van Jackson, die moeiteloos schakelt tussen extreem hoog en diep laag. Er is beide sets duidelijk sprake van dynamiek, vaak dus in gang gezet door Jackson, maar het meest vallen toch die verstilde momenten op, dat op een organische wijze zoeken naar een nieuwe vondst, het betreden van onbekend terrein - we zitten tenslotte in de PlusEtage niet voor niets in een grensgebied - waarin de klanken zich door dit trio prima laten vinden. Wat voor de eerste set geldt, geldt in grote mate ook voor de tweede, al neigt het begin hier net even wat meer naar een melodie, al is het er een die nooit tot wasdom komt. Maar dat duet tussen Taylor en Thompson bevat er wel elementen van, met name door de rol van Taylor. Laten we het maar verkenningen noemen. Jackson luistert en valt in op het moment dat zijn klank exact samenvalt met die van Taylor, als opmaat om zijn eigen weg te gaan. Het leidt tot opwindend en dynamisch triospel, een ware ontdekkingsreis met als hoogtepunt het moment dat Taylor op het idee komt om zijn altviool met zijn schoonmaakdoek te bespelen. Alles onder het motto: zolang het bijdraagt aan het klankbouwwerk is het goed. En dan is er ineens zo'n moment waarop je als luisteraar even naar adem hapt. Taylor beweegt zijn strijkstok diagonaal over de snaren, met als gevolg een doorleefd gruizige, knarsende klank, terwijl Thompson zich beperkt tot een enkele noot, een trage ritmiek. Dan voegt Jackson zich erbij met lage noten en is het feest compleet. Foto's: Jef Vandebroek Labels: Benedict Taylor, concert, Daniel Thompson, Tom Jackson (Ben Taffijn, 30.10.24) - [print]
- [naar boven] Paul van Kemenade, altist, componist, organisator/producer en workshopleider, zal eind 2024 zijn roemrijke muzikale carrière afsluiten. Dit gebeurt op gepaste wijze tijdens het traditionele Stranger Than Paranoia festival. De 32ste editie van dit festival wordt op 19 en 20 december in het Bimhuis gehouden en sluit af in 'zijn' Paradox op 21, 22, 23 en 24 december 2024. In juli 2011 beleeft de creatieve improvisator zijn ultiem moment van erkenning. Het gezaghebbende jazzmagazine DownBeat beoordeelt het album 'Close Enough' als meesterwerk (*****). DownBeat prijst niet alleen de expressiviteit en muzikale persoonlijkheid van de instrumentalist, maar is ook lovend over de verscheidenheid aan stijlen en bezettingen met een vocaal renaissance-ensemble, een duobezetting, Three Horns And A Bass en wat al niet meer... Van Kemenades muzikale nalatenschap is onmetelijk groot en staat in verbinding met moderne opvattingen binnen de geïmproviseerde muziek. Altijd op zoek naar avontuur, nieuwe muzikale wegen en kruisbestuivingen (zowel nationaal als internationaal). En met een open blik, grensoverschrijdend en vol passie zijn oeuvre verrijkend. Zijn geluid op de altsaxofoon, uiteraard beïnvloed door grootheden uit het illustere verleden, is uit duizenden herkenbaar. Kenmerkend is zijn emotionele gelaagdheid, scherpe toon, lyriek en intense bevlogenheid. Paul van Kemenade is gelauwerd als muzikant, met onder meer de Brabantse Cultuurprijs. Deze prijs betreft ook zijn niet aflatende inzet bij het organiseren van het meerdaagse festival rond kerst en oud en nieuw: Stranger Than Paranoia. Dit jaar komt ook aan dit geesteskind van Paul van Kemenade een eind. Hij zet tijdens zijn laatste Stranger Than Paranoia Festival een punt achter zijn illustere carrière van 50 jaar. Klik hier voor de agenda en het programma van Paul van Kemenades Last Call Concerts & Stranger Than Paranoia 2024. Foto: Louis Obbens Labels: artikel, festival, Paul van Kemenade, stranger than paranoia, vooruitblik (Louis Obbens, 27.10.24) - [print]
- [naar boven] Concert | Jazztube Voor het geval u het nog niet weet: het Bimhuis bestaat deze maand vijftig jaar. Ooit begonnen aan de Oude Schans, op initiatief van Willem Breuker, Han Bennink, Hans Dulfer en Willem van Manen als een soort van clubhuis voor jazzmusici en sinds 2005 residerend aan het IJ, als onderdeel van het Muziekgebouw. Veel activiteiten dus dit jaar, met vooral deze maand veel bijzondere concerten. In het kader daarvan kreeg pianiste Marta Warelis, wier ster rijzende is binnen de Amsterdams impro-scene, de uitnodiging voor een residentie met een band naar keuze, resulterend in een sextet bestaande uit Ab Baars op klarinet en tenorsax, Karen Ng op klarinet en altsax, Ben LaMar Gay op trompet, Ingebrigt Håker Flaten op contrabas, Frank Rosaly op drums en tot slot Warelis zelf op piano en synthesizer. Geen totale impro vanavond - al krijgen de musici zeker gelegenheid hun eigenheid te laten horen - maar vooral voor die gelegenheid gecomponeerd werk van Warelis. En het mag gezegd, ze heeft er duidelijk slag van. En opvallend, alhoewel met Håker Flaten en Rosaly niet echt verwonderlijk: het ritme speelt een grote rol, vaak van een sterk stuwend en meeslepend karakter. Daar is in het eerste stuk, 'Birds', echter niet direct sprake van; het is hier Warelis zelf die begint met abstracte clusters en verdwaalde noten, creatief en speels. De komst van bas en drums brengt echter al snel die ritmiek naar binnen, waarop het fijn variëren is door Ng en Baars - beiden op klarinet, zoals gedurende het grootste deel van het concert - en LaMar Gay. Langzaam loopt de spanning op, terwijl de bedwelmende ritmiek geldt als bepalende factor. 'There To The Bridge In The River' kenmerkt zich dan weer door fijnzinnig klankspel, wolken hoge noten van de klarinetten en de trompet, en een wonderlijke solo van LaMar Gay, waarbij abstractie wordt vermengd met melodie en klare noten met valse lucht. In 'Alternate Endings' horen we Ng en Baars op alt- respectievelijk tenorsax, met als hoogtepunt een onnavolgbare solo van Baars, in de voor hem zo typische, wat amechtige vorm van blazen, net niet uit de bocht vliegend. Ng's solo is al even mooi, zij het iets minder uitbundig. De expressieve en naar het einde mooi ingetogen solo van Rosaly vormt de brug terug naar de ritmiek en ietwat weemoedige klankuitingen van de wederom op klarinet overgestapte Baars en Ng, terwijl we Håker Flaten wondermooi met de strijkstok in de weer horen. Bijzonder is ook zeker 'Open Throat', waarin Warelis spannende, door mij met vogelgeluiden geassocieerde klanken aan haar kleine synthesizer ontlokt, mooi gecombineerd met de hoge klanken van de blazers. Na het voorstellen van de bandleden en uitvoerige dankbetuigingen volgt dan een ander hoogtepunt tijdens dit concert: het duospel van Baars en Ng op klarinet in 'The Sun Blushes Sunset'. Prachtig hoe de klanken hier met elkaar samensmelten, hoe het hoog en het laag een uiterst harmonieuze dialoog met elkaar aangaan. Het vormt de opmaat voor het experimentele 'Lee/Avalado', waarin vooral de expressieve solo van Warelis zelf opvalt. Dynamisch, puntig en ondanks het abstracte gehalte toch ook swingend. De band sluit af met 'Ashes To Sea'. We horen een klankspel, gemaakt door Rosaly en Warelis, die hier vooral onder de klep van de piano werkt, met een schaaltje dansend op de snaren en zo een bijzonder klankpalet creërend. Håker Flaten past zich aan; met bijzondere grepen laat hij zijn contrabas zingen. Het beweegt zich andermaal richting een ritme, dat wederom de basis vormt voor opvallend strak unisono geblazen lijnen van trompet, altsax en klarinet, klinkend als een hymne. De spanning loopt op, de blazers gaan ieder hun eigen weg en het concert eindigt in een climax. Een indrukwekkend slot van een prachtig concert, waarin Warelis niet alleen haar kwaliteiten als musicus laat horen, maar ook die als componist. En zeker dat laatste smaakt zeker naar meer. Foto's: Rogier Boogaard & Louis Obbens In de Jazztube hieronder kun je het hele concert terugzien: Labels: Ab Baars, Ben LaMar Gay, concert, Frank Rosaly, Ingebrigt Haker Flaten, Karen Ng, Marta Warelis (Ben Taffijn, 25.10.24) - [print]
- [naar boven] Wat krijg je wanneer je drie topjazzmuzikanten bij elkaar zet die nog nooit met elkaar hebben gespeeld? Dan krijg je topjazz, dat lijdt geen twijfel. Er was dan ook helemaal niets verkeerds aan het trio dat dinsdag in De Smederij stond. Zes levensgrote oren en geen cue die gemist werd. Toch ontbrak het soepele, het kneedbare dat een vaste groep kenmerkt. Hier en daar vertoonde de muziek, allemaal eigen stukken van pianist Jeff Gardner, braampjes. Wat noteerde ik in mijn aantekeningen van het optreden? Op de eerste twee regels stonden twee namen, twee associaties, Paul Bley en Jaki Byard. En verdomd, Byard was een van zijn leermeesters en met Byard en Bley - plus Martial Solal - was hij lid van de groep Piano Q. Soms gok ik ook wel eens goed, kennelijk. Er zweeft altijd iets van funk door Gardners spel, wat zich dan pleegt op te lossen in vrije exercities. Hij beheerst de schone kunst van het combineren van de extase en de introspectie. Een aantal stukken presenteerde hij zonder bas en drums en dat was een noviteit voor De Smederij: nooit eerder speelde hier een solopianist. Opvallend was zijn 'Blues For Mary Lou', een soort vrije boogie met harmonische verdiepingen. La Williams zou goedkeurend geknikt hebben. Gardner is van geboorte New Yorker, maar heeft ook geruime tijd in Rio de Janeiro doorgebracht. De bossanova werd ons derhalve niet bespaard. Gelukkig was die ruimschoots overwoekerd geraakt door de jungle ten noorden van de stad. Ik verstond 'Mexica' als titel, misschien was dat een aanwijzing. Bassist Patrice Blanchard maakte alles dansbaar. Wanneer hij ging soleren kantelde hij zijn basgitaar zestig graden, zodat die als een contrabas beroerd kon worden. De grote verrassing was drummer Ricardo Ramos, Portugees, eerstejaars aan het Prins Claus Conservatorium. Van de drie had hij de grootste oren, die hij wellicht daarom verborgen hield in een dikke bos haar. In zijn zorgvuldig vormgegeven solo in 'Shanty Town' durfde hij ongeremd gas terug te nemen, zodat we gebiologeerd zaten te luisteren naar een nauwelijks hoorbaar kunstwerk. Wat moet zo'n jongen nog op het conservatorium, vraag je je dan af. Ja, beetje Gronings leren, misschien. Foto's: Diederik Idema Labels: concert, Jeff Gardner, Patrice Blanchard, Ricardo Ramos (Eddy Determeyer, 20.10.24) - [print]
- [naar boven] Voor de tweede keer slaat bassist Luke Stewart, bekend van onder meer Irreversible Entanglements, het Luis Vicente 4tet en het David Murray Quartet, de handen in elkaar met tenorsaxofonist Brian Settles (zie Jason Moran, Lafayette Gilchris,...) voor een potje warmbloedige triojazz. Ze krijgen daarvoor hulp van drummers Trae Crudup (ooit Stewarts maatje in het James Brandon Lewis Trio) en, voor enkele liveopnames, meester Chad Taylor. 'Unknown Rivers' wil het ritme op de voorgrond zetten en doet dat met een reeks rudimentaire composities, die smeulend uitgroeien tot potige exploraties die in en out knap balanceren, met Settles die zich ontpopt tot een figuur die binnen een drukbevolkt segment toch overeind blijft als een vloeiende solist. Maar als de vier studio-opnames goed zijn, dan wordt pas écht gepiekt in de concertopname, waar het trio dankzij de meesterlijke stuwing van Taylor écht aan het rollen gaat en vooral in minimarathon 'Dudu' (verwijzend naar de Zuid-Afrikaan Dudu Pukwana?) grandioze dingen laat horen. Een plaat die even vertrouwd als sterk en intrigerend klinkt. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: Brian Settles, cd, Chad Taylor, Luke Stewart, Trae Crudup (Guy Peters, 19.10.24) - [print]
- [naar boven] Saxofonist Oded Tzur heeft Israëlische roots maar resideert al enige tijd in New York, waar hij naast uitvoerend musicus ook docent is. Zijn laatste platen zijn zeer succesvol en de ontwikkeling in zijn muzikale zeggingskracht en compositorische vaardigheden is opvallend. Bij het optreden in Paradox wordt Tzur omringd door bassist Petros Klampanis (o.a. Arooj Aftab), pianist Nitai Hershkovits (o.a. Avishai Cohen) en een nieuwe drummer, Cyrano Almeida. Het Oded Tzur Quartet presenteert in Paradox zijn meest recente album 'My Prophet'. Tzur heeft een tijd lang in India gewoond en heeft zich verdiept in de Indiase muziek. Deze invloeden zijn geïncorporeerd in zijn saxofoonstijl, die zich met name onderscheidt als zacht en soms zelfs fluisterzacht, delicaat, mystiek en spiritueel. De tenorsaxofonist opent zonder begeleiding het optreden met 'Epilogue', een mysterieuze oproep tot meditatie, waarna het collectief uitgebalanceerd zijn weg vervolgd in een afwisselend lyrisch en percussief geluid. Hierin is een grote rol weggelegd voor Nitai Hershkovits. Tijdens het optreden evenaart hij zijn broodheer door zijn betoverend, breed op-en-neer golvend pianospel met een hoge mate aan diversiteit, klankkleuren en harmonieuze invallen. De muzikale balans die hierdoor met Tzur ontstaat is ultiem. In twee volwaardige sets worden alle stukken van 'My Prophet' gespeeld. In iedere compositie volgen, na een voorzichtige start, improvisaties die vooral na de pauze een verbluffende diepgang bereiken. Zo nu en dan wordt de kwetsbare schoonheid verlaten en daarmee de muzikale intensiteit en dynamiek vergroot. De felheid en snelheid van de saxofoonsolo's zijn in dat geval intens spiritueel en hoogenergetisch. Contrabassist Petros Klampanis en drummer Cyrano Almeida staan buiten een aantal kortstondige solo's ten dienste van het transparante groepsgeluid. Ondanks dat de geboren Israëliër met geen woord heeft gerept over de situatie in het Midden-Oosten kan zijn muziek en titelkeuze 'My Prophet' niet los gezien worden van deze tragedie. Tzur heeft laten optekenen dat de spiritualiteit en intensiteit van de muziek moet leiden tot een meditatief moment, als poging tot een collectief geloof in de mensheid. Zelfs de toegift: 'Can’t Help Falling In Love', de classic van Elvis Presley, lijkt door de kwetsbare toon ook meer een muzikale meditatie dan een ballad. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: concert, Cyrano Almeida, Nitai Hershkovits, Oded Tzur, Petros Klampanis (Louis Obbens, 16.10.24) - [print]
- [naar boven] Altsaxofonist Benjamin Herman, die onlangs de Edison Oeuvreprijs voor jazzmusici won, is een bijzonder veelzijdig saxofonist. Altijd in voor een nieuw avontuur, een nieuwe samenwerking en opvallend vaak met jonge musici. De projecten zijn inmiddels niet meer te tellen en zeker twee keer per jaar brengt hij dan ook een nieuw album uit. Zijn bekendste project is wellicht wel het New Cool Collective, waarvan binnenkort 'Everything Is OK' verschijnt. Hier echter aandacht voor twee wat minder bekendere, maar minstens zo boeiende projecten. Van Bughouse, dat Herman vormt met gitarist Reinier Baas, bassist Peter Peskens en drummer Olav van den Berg kwamen onlangs twee albums uit: 'The ERUS/ARC Sessions', verscheen onder andere als cd en 'Unreleased Tracks 2017-2018' verscheen digitaal. Verder maakte de saxofonist met pianiste Mayuko Katakura, bassist Thomas Pol en drummer Joost Patocka het totaal anders klinkende 'Café Largo', dat eveneens louter digitaal uitkwam. Alle albums verschenen bij DOX Records. Dat Bughouse is een snelkookpan. Op 'The ERUS/ARC Sessions' jaagt het kwartet er tweeëntwintig nummers doorheen in nog geen veertig minuten! 'Na Und?' duurt bijvoorbeeld maar liefst tien hele seconden. Tijd om het zat te worden krijg je dus niet. 'Knock Yourself Out' heet de opener en dat doen de vier hier dan ook met heerlijk veel energie. Tijdens de uitreiking van de Edison-award vertelde Herman dat hij geïnspireerd wordt door de Japanse freejazz en noise, invloeden die we in het werk van dit collectief duidelijk terug horen. Felle ritmiek, schurende solo's, tegen punk en noise aanleunende klanken en puur speelplezier. Over the top? Ja, zeker, volledig. Neem 'The Bebop' dat in niets lijkt op de stijl waar het naar verwijst, met een scheurende solo van Baas en heerlijk rollende klanken van de meester zelf. Alleen wat doet 'Till The Robins Come Home' hier nu ineens weer? Wat moet zo'n mierzoete ballade, met een knipoog naar de roemruchte jaren 50 hier nu weer? Een zoetgevooisde Herman - ja ook dat kan hij - gooit hier even lekker de boel overhoop. Ja, en Baas kan daar ook prima mee overweg, waarom ook niet. En dan natuurlijk gewoon weer lekker door, ook al heet het dan 'Dim', met briljant gitaarspel van Baas. En stomende ritmiek in het opwindende 'Potatoland' en 'Au Privave', evenveel funk als jazz en die laatste met een knipoog naar de swing en met een schitterende bassolo van Peskens. 'I Ain’t Nowhere' vormt weer even een rustmoment, al gaat het er hier feller aan toe dan in 'Till The Robbins Come Home', met name door de bijdrage van Baas. Op 'Unreleased Tracks 2017-2018' verzamelde Herman stukken die het debuutalbum 'Bughouse' niet haalden. We doen hier dus een kleine stap terug in de tijd. Natuurlijk is het hier min of meer laken van hetzelfde pak. Te beginnen met dat heerlijk melodieuze 'Reflud', een nummer dat zich direct vastzet in je hoofd en met een lekker felle ritmesectie. 'Blues In The Bughouse' brengt ons experimenteel spel van Baas en relatief beheerste saxklanken; het is tenslotte een blues. Vrijwel alle stukken van dit kwartet zijn van de hand van Herman, buiten 'The Rise And Fall Of The Duke Of Waalwijk' van Baas en 'Moeder Aller Oorlogen' van Misha Mengelberg. Laatstgenoemde pianist-componist is duidelijk een inspiratiebron voor Herman. Ik ben benieuwd wat Mengelberg had gevonden van deze versie van zijn 'Moeder Aller Oorlogen', maar volgens mij was hij wel enthousiast geweest van dit met bijna vier minuten langste stuk van het album. En dan nog even over Baas' wapenfeit: een vrij kort stuk, maar wel met een meeslepende ritmiek en prachtig gitaarspel. Het hierboven genoemde 'Till The Robins Come Home' maakte reeds duidelijk dat Benjamin Herman ook zeker te vinden is voor fijnzinnig spel. 'Café Largo' laat daar nog veel meer van horen. Reeds in de opener 'I Should Care' laat Herman prachtig horen hoe je een melodie blaast die de luisteraar bij de lurven grijpt. Bijzonder mooi klinkt hier ook de bijdrage van Katakura. Bij deze stijl past wel dat het album volledig uit covers bestaat, allemaal deel uitmakend van The Great American Songbook. Naast dat 'I Should Care' van Axel Stordahl horen we het ingetogen 'Here’s That Rainy Day' met prachtig delicaat spel; 'Darn That Dream', met overtuigend samenspel van Herman en Katakura en 'Polkadots And Moonbeams'. Het zal wellicht geen toeval zijn dat het alledrie stukken van Jimmy Van Heusen zijn, die als geen andere ballades kon schrijven. Zang horen we hier niet, maar bij de wijze zoals Herman blaast is dat ook totaal niet nodig: in zijn toon hoor je de woorden prachtig terug. Het relatief korte album bevat nog twee klassiekers, 'You Don’t Know What Love Is' van Don Raye en 'Old Folks' van Willard Robison. Ook hier schittert dit kwartet weer met prachtig spel, volledig rechtdoend aan deze nog altijd fantastische nummers. Foto: Cees van de Ven Labels: Benjamin Herman, cd, Reinier Baas (Ben Taffijn, 15.10.24) - [print]
- [naar boven] Zo hoor je wel erg duidelijk het verschil tussen live beleefde muziek en de ingeblikte versie ervan. Toen ik naar het nummer 'Lights Of Paris' op Boelo Klats recente cd 'Music' luisterde, kreeg ik gelijk een duidelijk visioen door van dat bankje naast de Pont-Neuf, om drie uur 's ochtends. Niet vaak sloeg ik de plank zó ver mis. Hij had het nummer gecomponeerd, vertelde Klat tijdens de presentatie, naar aanleiding van de Parijse aanslagen (Charlie Hebdo, Bataclan) van negen jaar geleden. En zo waren er wel meer verschillen. Barend Schipper, zelf pianist en componist, had 'Music' vastgelegd en heeft dat met grote toewijding gedaan. Het verschil met een alleszins levende, zelfs bezielde Steinway in de woonkamer van het kunstenaarsduo Aldrik en Joyce Salverda, was evenwel overduidelijk. Van zijn eerdere albums met zijn trio weten we dat Klat van een gespierde aanpak houdt, maar ook de introspectie ruim baan geeft. 'Music' is een studie in terughoudendheid. Sterfgevallen in de naaste omgeving van de pianist/componist waren aanleiding voor de thans op cd uitgekomen overpeinzingen. Bijna vanzelfsprekend moest ik denken aan het 'Requiem' van Lennie Tristano, diens ontroerende, intense commentaar op de dood van bopkoning Charlie Parker. 'Hymne' bleek een soort variatie op een halfvergeten negentiende eeuwse spiritual. Boelo Klats interpretaties meanderen tussen Keith Jarrett en de romantische pianomuziek van honderd jaar geleden. Herhaald beluisteren loont de moeite. Foto: Hammie van der Vorst Labels: Boelo Klat, cd, concert (Eddy Determeyer, 12.10.24) - [print]
- [naar boven] Met 'Poëtisch Water' vaart het Millennium Jazz Orchestra verder op de koers die in 2017/18 met 'Octopus' is ingeslagen. Daarna volgden 'Bleeding Amazonia' en 'Water'. Van de Nederlandse jazzcomponisten is Joan Reinders ongetwijfeld de meest milieubewuste. Voor zijn huidige project verzamelde de orkestleider een twaalftal gedichten die alle water als onderwerp hebben. Van Emily Dickinsons 'By the Sea' uit 1896 tot het dit jaar door Bouke Vermaas, stadsdichter van Zwolle, vervaardigde 'Uiterwaarden'. Hij zette de poëmen op muziek en nodigde harpiste Sanne Bakker en zangeres Izaline Calister uit om het project van pushing power te voorzien. Calister geeft het materiaal, met haar Caribische kracht en haar adembenemende vertelkust, waarmee ze Greetje Kauffeld evoceert, een eigen karakter aan. Opmerkelijk is hoe goed de gedichten als songs werken. Dat heeft uiteraard te maken met het ritme en de vorm die je in het meeste werk kunt onderscheiden. Al lijkt mij het genoemde 'Uiterwaarden' een hondsmoeilijke klus. Zijn geraffineerde aan Thad Jones schatplichtige kleurenpalet etaleerde de orkestleider al gelijk in het openingsnummer, 'Singin' In The Rain'. Het werk van zijn onderscheiden secties heeft wel wat van water zelf. Hoe dat in lagen op elkaar ligt - zoet/zout, warm/koud, stilstaand/stromend. Een golvend geheel, waarin hier en daar ook onstuimige vortexen waarneembaar zijn. Reinders' toonzetting van Martinus Nijhoffs 'Het Kind En Het Water' was daar een voorbeeld van. 'Diep In De Zee', van de tekenfilm 'De Kleine Zeemeermin', was voor deze voorstelling voorzien van een calypsoritme. Ach ja, van Kopenhagen naar Trinidad is ook maar een peulenschil, als je de wind een beetje meehebt. Maar het beste werkte deze jazz and poetry nog in het nummer 'Zee'. Van Toon Hermans, jawel. Dit was namelijk een duet tussen Calister en Bakker, zonder orkest dus. Je verstond hier alle woorden, wat met het soms massieve orkest lastiger was. Maar ja, je hoeft ook niet alles te begrijpen. Een Franse film zonder ondertiteling waar je midden in valt, heeft ook zo zijn charme. Tja, welke van deze juweeltjes sprong er nu echt bovenuit? Niet zonder schroom moet ik bekennen dat het voor mij toch Hendrik Marsmans 'Herinneringen Aan Holland' was. Braafjes? Dan maar braafjes. Foto: Hammie van der Vorst Labels: concert, Izaline Calister, Joan Reinders, Millennium Jazz Orchestra, Sanne Bakker (Eddy Determeyer, 9.10.24) - [print]
- [naar boven] Een verkeersongeval maakte op donderdag 26 september een einde aan het leven van muzikant en componist Willem van Manen. Hij was een veelzijdige figuur in de jazzwereld: trombonist, orkestleider, recensent, bestuurder en oprichter van het Bimhuis. Hij stond aan de wieg van de Nederlandse geïmproviseerde muziek. Als voorvechter voor meer ruimte voor jazz speelde hij een belangrijke rol in de Nederlandse muziekwereld. Zijn muzikale talent, compositorische kwaliteiten en bestuurlijke vaardigheden maakten hem tot een onmisbare schakel daarin. Van Manen groeide op in een muzikaal gezin in Amsterdam-Zuid, waar hij op jonge leeftijd kennismaakte met jazzmuziek via de platen van zijn vader. Hij begon op zevenjarige leeftijd met pianolessen, maar op zijn vijftiende schakelde hij over op de trombone. Tijdens zijn schooltijd speelde hij in dixielandbandjes. Vanaf de eind jaren zestig stond hij op de barricade voor vernieuwing in het Nederlandse muzieklandschap met onder andere de rebelse groep De Notenkrakers, samen met Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw. Toen Paradiso zich volledig op popmuziek ging richten, vonden Van Manen en Dulfer een nieuwe locatie voor jazzmuzikanten aan de Oudeschans, wat uiteindelijk het Bimhuis werd. Van Manen was tot aan de verhuizing naar de Piet Heinkade in 2005 betrokken bij het Bimhuis. Hij was medeoprichter Orkest De Volharding, waarbij hij 25 jaar zou spelen en waarmee hij ook tourde in het buitenland. In de jaren zestig maakte hij zijn professionele debuut met Heavy Soul Inc. onder leiding van Hans Dulfer, een kwartet in de geest van het Archie Shepp-Roswell Rudd Quartet. Van Manen speelde met Theo Loevendie, Boy Edgar's Big Band, de Instant Composers Pool, Leo Cuypers en het Willem Breuker Kollektief, waarvoor hij ook componeerde. Daarnaast schreef hij recensies voor de NRC. In 1979 richtte hij de Springband op, die hem alle gelegenheid bood om zijn composities uit te voeren. In 1983 raakten vijf leden van de Springband betrokken bij een zwaar verkeersongeluk, waarbij drie muzikanten omkwamen. Van Manen, die niet in het busje zat, was zo aangeslagen dat hij een jaar lang niet kon spelen. [Wat dat betreft is het wrang dat Van Manen zelf overleed na een aanrijding.] In 1984 trad hij weer in de openbaarheid met een nieuwe formatie, de Contraband, waarmee hij een reeks albums maakte. Van 1980 tot 1995 was hij als hoofdvakdocent trombone en muziekgeschiedenis verbonden aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij was tevens actief in de bestuurlijke kant van de jazz, onder andere als oprichter van de Beroepsvereniging van Improviserende Muzikanten (BIM) en al lid van de Amsterdamse Kunstraad, de BUMA, het Fonds voor de Scheppende Toonkunst en de Raad voor Cultuur. Zijn werk in talloze besturen en commissies kwam voort uit zijn studie sociologie, waarin hij organisatorische vaardigheden ontwikkelde die hij toepaste in de jazzwereld. Zijn muziek bleef echter altijd voorop staan, zowel het spelen als het componeren. In zijn composities verbond hij jazz met klassieke en hedendaags gecomponeerde muziek. Van Manen stopte met spelen toen hij 75 werd, maar bleef actief in de muziekwereld als eindredacteur Jazz bij de Concertzender van 2005 tot 2019. Willem van Manen leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de jazz in Nederland, zowel met zijn muziek als door zijn organisatorische capaciteiten. In 1997 werd hij voor zijn vele verdiensten voor het muziekleven benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij is 84 jaar oud geworden. Foto's: Cees van de Ven Klik hier voor een interview dat Draai om je oren had met Willem van Manen in oktober 2006. Labels: in memoriam, interview, Willem van Manen (Maarten van de Ven, 6.10.24) - [print]
- [naar boven] Een releaseconcert van een cd voegt helaas niet altijd veel toe aan het album. Nogal eens spelen musici gewoon de stukken, hooguit in een wat opgerekte vorm. Trompettist Arve Henriksen en pianist Harmen Fraanje, die deze avond speelden in de overvolle jazzclub Paradox, trapten echter geenszins in deze valkuil. Zo her en der tijdens het concert klonken een handvol composities, maar verder werd er vooral geïmproviseerd. En vergelijken we de muziek tijdens het concert met die op het begin dit jaar bij ECM Records verschenen 'Touch Of Silence', dan valt vooral op dat hier beduidend meer wordt geëxperimenteerd. Niet alleen gebruikt Hendriksen zijn elektronica veel intensiever, hij is ook vaak vocaal actief. Fraanje was al fan van Henriksens muziek, zo vertelt hij tijdens het concert, toen hij twintig jaar geleden nog in Tilburg woonde. Hij herinnert zich nog een spontaan treffen na een concert om een uur 's nachts. Dit album is voor hem dan ook een droom die uitkwam. Vreemd is dat niet, want de stijl van musiceren van beide musici raakt elkaar op meerdere fronten. Henriksen excelleert met een bijzonder fraaie, omfloerste trompetklank, weinigen kunnen zo subtiel een partij neerzetten en Fraanje is een meester in het tegen de stilte aanschuren. Trefzeker plaatst hij zijn noten, waarvan er niet een overbodig is. Het concert begint vrij traditioneel, met een van de stukken van het album, 'The Dark Light', waar die Noorse folk in doorklinkt, iets dat ook opvalt bij het beluisteren van het album. Hier horen we de elektronica al, maar dan om het geluid van de trompet van een spanningsverhogende echo te voorzien. Verderop creëert Henriksen er ook ritmische structuren mee, waar hij aansluitend met zijn trompetspel op varieert. We zien Fraanje luisteren, net zo geboeid als wij. En dan die zang, in dat fantasietaaltje dat hij altijd hanteert, variërend van behoorlijk hoog tot grommend laag, zelfs met keelklanken weet hij raad. Voorzien van elektronica levert dat een paar diep duistere passages op. Ze zijn duidelijk aan elkaar gewaagd, die twee. Het ene moment kiest Fraanje voor ritmische passages, waarop het voor Henriksen fijn improviseren is, het andere moment klinken er boeiende pianosolo's, die Henriksen tot een welverdiende pauze dwingt. Zoals gezegd is het album 'Touch Of Silence' eenduidiger van aard. Het is ook hier Henriksen die begint in de openingstrack 'Melancholia'. Een prachtig uitgebalanceerde melodie op een duistere klanknevel, waar Fraanje zich met tweede stem al snel bijvoegt. Een lome zondag, kranten lezen in bed, een wandeling in de middag: dat is de insteek op 'The Beauty Of Sundays'. De twee verklanken de rust en ontspanning hier op prachtige wijze. Een vederlichte melodie ook in 'Redream' - hoor ook hoe trefzeker Fraanje Henriksen hier ondersteunt. Fraanje begint solo met 'What All This Is', een stuk waarin we een mooie indruk krijgen van zijn stijl van spelen. De trefzekere opbouw, de ingetogen ritmiek en de wijze waarop hij de melodie neerzet; Henriksen vindt een gespreid bed om in aan te sluiten. Een middels elektronica verkregen klankwolk kenmerkt het intro van 'Mirror Images', terwijl een paar zware aanslagen van Fraanje de spanning hier nog wat verder verhogen. Mooi klinkt die melodie van Henriksen, voorzien van een aangenaam rafelrandje. En dan zijn we al luisterend ineens al bij het laatste stuk, 'Passing On The Past', een volgend fragiel kleinood, vol prachtig uitgebalanceerde klanken. Foto's: Louis Obbens & Geert Vandepoele Labels: Arve Henriksen, cd, concert, Harmen Fraanje (Ben Taffijn, 1.10.24) - [print]
- [naar boven] Lees verder in het archief...
|
Archief
Artikelen Cd-recensies Concertrecensies Colofon Festivalverslagen Interviews Jazz in memoriams
Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken? |