Draai om je oren Jazz en meer - Weblog |
|
||
|
Concert Op de laatste zondagnamiddag van oktober waren we te gast op een wel heel speciaal verjaardagsfeestje, in de jazzclub van De Casino in Sint-Niklaas. Nu ja, 'verjaardagsfeestje'. Rhythm-grootmeester, percussionist Stéphane Galland was uitgerekend die dag jarig, zo vertelde hij op gegeven moment en stoemelings. Samen met zijn Rhythm Hunters zette Galland een intense, ongelooflijk ritmische en swingende set neer. Meanderende en virtuoze pianopartijen, het subtiele zingen van de bas, alsook prominenter aanwezig én in dienende rol, een fenomenale blazerssectie én de galante multi-ritmes die Galland gretig uitdeelde: het was het recept voor een geniale negentig minuten. Het lichtjes fantastisch nieuwe zelfgetitelde album werd voorgesteld, met - op 'Transe Culture' na - alle machtige composities uit het album present in de set, plus nog één standard als toegift. Het was fasten your seatbelt en de ritmes, geniale composities en fraaie soli tot ons laten komen en volop genieten, die zalige zondagnamiddag. The Rhythm Hunters zijn eigenlijk het logische vervolg op '(The Mystery Of) Kem', Gallands vorige project. Ook nu was het doel om verschillende benaderingen van ritme te verkennen en ze te integreren in een vloeiend muzikaal discours. Galland en zijn ritmejagers deden dat met brio, nooit klonk het 'kijk mama zonder handen'-geforceerd of technisch. Alle puzzelstukjes vielen vlotjes en organisch in elkaar. Het spelplezier spatte ervan af, de een-tweetjes en uitgewisselde blikken tussen de muzikanten waren aandoenlijk, ook zij genoten overduidelijk met volle teugen. 'Positivv' werd door Wajdi Riahi ingezet op de piano, zachtjes meanderend, Galland zuinig zachtjes op de percussie, met dan de blazers, Pierre-Antoine Savoyat op trompet, Shoko Igarashi op tenorsax en Yonatan Hes op altsax, met de bas van Louise van den Heuvel, die subtiel en tegelijk toch ook prominent de tune meespeelde. Geniaal hoe de melodie zich ontwikkelde met heerlijk virtuoos toetsenspel van Riahi, mooie koperen tonen, een fijn bas-intermezzo van Louise en Gallands percussiewerk dat alles mooi met elkaar verbond. 'Positivv' vloeide naadloos over in een andere compositie, of was het gewoon deel twee? Alleszins vinnig en swingend met weerom prima performant pianowerk van Riahi, erg mooie sax- en trompet een-tweetjes en een geweldige bassolo van Van den Heuvel. Dan weer sax-a-gogo, terwijl Galland het tempo gevoelig aan het opdrijven was, wat een geweldig ritme, wat een vibe, wat een groove. Even vervloekte je de jazzclub-setting en wou je het op een dansen zetten, enfin wij alvast. Galland stelde zijn band voor en zette altsaxofonist Yonatan Hes in de bloemetjes, die moest invallen voor Sylvain Debaisieux: "Het is nog maar de tweede keer dat hij meespeelt". Waarop 'Morphing Dolphins' werd ingezet door de blazers. Wat een gewéldige tune. Blazers in de lead, dan verrukkelijk toetsenwerk van Riahi, de ritmesectie Van den Heuvel-Galland die subliem begeleidde. Wanneer Riahi rustig soleerde, hoorde je Louise en Stéphane nog heel subtiel begeleiden. Magisch mooi. Galland versnelde even, Savoyat gaf een trompetsolo ten beste, waarop het de beurt was aan beide saxofonisten. En wat Shoko Igarashi met die tenorsax deed, de ogen gesloten in volle concentratie, was gewoon fenomenaal. Met een pianoriedel kondigde Riahi 'The Lindy Effect' aan, gevolgd door een funky basloopje van Van den Heuvel, opnieuw Riahi op de toetsen en Hes die overnam op altsax. Dan voluit alle blazers – wat een power, jongens – terwijl Riahi mooie dingen op piano deed, zuinige en toch prominente percussie van Galland, nog meer koperenpracht en pure virtuositeit. En die keren dat Riahi de toetsen niet beroerde, zag je hem volop genieten van het gebeuren. Mooi, toch? 'Ipseity' werd door Louise zachtjes ingezet op de bas, Stéphane tikte de compositie zuinig verder op gang, de trompet en saxen zetten in, waarop Igarashi de lead nam, met Riahi die onderwijl weer schandalig mooie pianolandschapjes tekende. Een geweldige trompetsolo van Savoyat, blazersgalore en Galland die het tempo gevoelig opdreef, waarop de compositie weer een weinig uitstierf. Zachte toetsen van Riahi, en Igarashi blies 'Artemis' leven in, met een sublieme saxpartij. Haar sax bleef nog even in de hoofdrol, algauw vergezeld door de altsax van Hes en de trompet van Savoyat die zich niet onbetuigd lieten. Het pianowerk van Riahi had iets dreigends, Louises bas klonk subtiel én prompt, Gallands percussie was zuinig en ingetogen, met dan weer heerlijke pianovirtuositeit van Riahi. "Are you still alive?" vroeg Galland aan diens aandachtige publiek. Dat bevestigde gretig, waarop de muzikant ons vertelde dat we al aan de laatste compositie toe waren. Op de "oohs" antwoordde hij "Yes, but these are long songs. Oh, today is my birthday", waarop Louise Happy Birthday op de bas inzette en menig melomaan voor Stéphane zong. Met 'Morpheus' werd de set besloten. Van den Heuvel zette in op bas, de blazers namen meteen de meerstemmige lead, geweldig percussiewerk van Galland, Riahi met subtiel en machtig pianospel, nog meer blazerspracht en fantastische overall sound. En plots was het voorbij, Stéphane Galland dankte iedereen, ook de mensen van De Casino: "altijd fijn om hier te spelen!". Een guitige Louise was opnieuw aanstoker van dienst en zette opnieuw 'Happy Birthday' in, nu nog gretiger meegezongen door de zaal, waarop Galland besloot om nog een bis te brengen: "Jullie hebben zo mooi voor mij gezongen, dus we doen er nog eentje. Het is een standard, benieuwd of jullie het herkennen." Met 'Afro Blue', een compositie van Mongo Santamaria, werd feestelijk besloten - een feest van percussie, piano en blazers. Ondertussen was het halfzes. Hongerige magen of niet, velen gingen toch nog eerst langs de merchandise-stand om die nieuwe cd ('Stéphane Galland & The Rhythm Hunters', Challenge Records) te scoren. Tekst: Mark Van Mullem, Luminous Dash / Foto's: Cees van de Ven Labels: concert, Rhythm Hunters, Stéphane Galland (Maarten van de Ven, 6.11.24) - [print]
- [naar boven] "Op een gegeven moment ging King Kolax bij Eckstine spelen. King Kolax zelf. Man, die gast, dat moet ik toch even zeggen. Hij heeft nooit erkenning uit het jazzkamp gekregen. Hij was een eersteklas blazer en werkte overal in de Verenigde Staten. But boy, he was a terrific trumpet player himself. Ik zeg altijd: als je soms denkt dat Maynard Ferguson hoog kon blazen, had je hem moeten horen! Hij had een enorm bereik. Boy, that guy was something! Oh yeah, he was something else." In februari 2010 sprak Eddy Determeyer met Arnold Raymond 'Sweets' DePass, lid van de trompetsectie van het Dooky Chase Orchestra, de eerste bigband die bebopstukken op de lessenaars had liggen. Klik hier om het interview te lezen. Foto: familiearchief Arnold DePass Labels: Arnold DePass, interview (Maarten van de Ven, 5.11.24) - [print]
- [naar boven] Concert Op zich paste het recital van het Mats Eilertsen Trio prima in de dertiende-eeuwse aan Jacobus de Meedere gewijde kerk van Feerwerd. Niet alleen omdat de muziek een serene sfeer uitstraalde, de Noorse bassist heeft zich ook grondig verdiept in de vocale middeleeuwse muziek. Het fijnzinnige werk van zijn trio detoneerde met andere woorden allerminst in het godshuis. Ik zag heel wat toehoorders in gedachten verzonken, de ogen geloken, volledig open voor deze gewijde zondagmiddag. Opmerkelijk was dat de leider minder aandacht naar zich toetrok dan zijn kompanen. Pianist Harmen Fraanje gaf de toon aan met repeterende en zich langzaam ontvouwende figuurtjes. Beetje mijmerende, procesmatige aanpak, aan de goede zijde van wat we New Age noemen. Al die afzonderlijke figuurtjes zouden in feite de bases kunnen vormen voor nieuwe, op zichzelf staande melodieën. Een enkele keer zwol het gebodene aan tot het niveau van een gereformeerd dubbelkoor op paassterkte. Drummer Thomas Stronen had zichzelf een vooral dienende taak toebedacht. Meer Peter Ypma dan Art Blakey. Opmerkelijk was zijn beheersing van het bekkenarsenaal. Zijn soli waren even bescheiden als pregnante percussie-concerto's. Vervuld van verheven gedachten keerde de gemeente huiswaarts. Foto's: Jan Tempel Labels: concert, Harmen Fraanje, Mats Eilertsen, Thomas Stronen (Eddy Determeyer, 1.11.24) - [print]
- [naar boven] In een kolkend en tot de nok toe gevuld Paradox zijn bijna alle zitplaatsen verwijderd om meer ruimte te bieden het optreden van de Israëlische fusiongitarist Oz Noy bij te wonen. Noy heeft samengewerkt met Richard Bona, Toni Braxton, Dave Weckl, Chris Potter en Mick Stern. Bassist Jimmy Haslip is vooral bekend als grondlegger van de Yellowjackets en talrijke sessies met uiteenlopende musici. Ook drummer Anton Fig heeft gewerkt met muzikanten van verschillende pluimage uit de pop- en fusionwereld. Oz Noy legt een meesterlijke groove neer in alle stukken die langskomen. De mix van blues, rock, funk maar ook vleugjes country en jazz worden smaakvol opgediend. De diversiteit aan stijlen zorgt, met een verscheidenheid aan stemmingen en variatie in het tempo, voor evenwicht en muzikaliteit. Ondanks de verdienstelijke solistische bijdragen van Haslip draait het concert om de gitarist. Hij hanteert een breed repertoire aan gitaarlicks en riffs en heeft een geweldige beheersing van zijn instrument en de effectpedalen op zijn pedalboard. De backingtracking springt daarbij in het oog. Zo laat hij zijn gitaarsolo's regelmatig ondersteunen door groovende op de gitaar gespeelde orgelgeluiden. Het trio speelt in twee sets veel uitgebalanceerde stukken. Opvallend is de door Eddie Cooley en Otis Blackwell geschreven compositie 'Fever', die in 1958 door Peggy Lee tot een gigantische hit werd gepromoveerd. De zwoele voordracht van Peggy Lee wordt door Oz Noy effectvol, spacy en dramatisch omgebouwd. Ook worden composities van eigen hand gespeeld zoals 'Boom, Boo Boom', een straightforward en een snel gespeeld 'Twice In A While', opzwepend en met vele inventieve plotwendingen en duistere soli. In november verschijnt het nieuwe album, waarop Noy een groot aantal (jazz)standards onder de loep neemt. Als preview worden een aantal aan elkaar geregen stukken uitgevoerd. Meer klassiek jazz-georiënteerd komen fantasierijk en inventief 'Giant Steps' (John Coltrane), 'Donna Lee', 'Billie’s Bounce' (Charlie Parker) maar ook '3rd Stone From The Sun' (Jimi Hendrix) langsrazen. Met een opmerkelijke rol voor de vrije im-provisatie. Het onderscheidend gitaargeluid, de nuttige elektrische distortion, het muzikaal eclectisme, het experimenteel en improviserend karakter maken dat deze vorm van jazz/fusion nooit cerebraal of clean aanvoelt maar spontaan, levensluchtig en invoelbaar. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: Anton Fig, concert, Jimmy Haslip, Oz Noy (Louis Obbens, 31.10.24) - [print]
- [naar boven] Dit ensemble - het bestaat al 13 jaar - brengt een gedreven mix van eerder (more) free style jazz met bestaande, gekende tunes. Die botsing produceert nogal wat muzikale humor. De improvisaties zijn oprecht, soms rauw, soms fluweelzacht. De 11 tunes, doorspekt met drie variaties op de opener, gecomponeerd door Shigeru Unebayashi, bassist uit de Japanse New Wave-scene, zijn van de hand van verschillende (oosterse) componisten, maar ze zijn grondig bewerkt door dit eigenzinnig kwartet. De cd maakt bij eerste beluistering een ietwat bevreemdende indruk, wegens de combinatie van uitersten. Het geheel suggereert de eenzaamheid van het individu in de grootstad, verlangend naar liefde, die blijkbaar onbeantwoord blijft. In die zin is deze muziek beeldend, al hoeft het verhaal niet echt, maar het verklaart wél de romantische, traditioneel muzikale passages ('Quizás, Quizás, Quizás'). Ook aan Cubaanse sferen mag je je dus verwachten, met erg mooie saximprovisaties. De afsluiter, een stuk stride piano, alweer zelf gearrangeerd, laat letterlijk het thema van de standard 'I’m In The Mood For Love' horen, en eindigt met dezelfde bruitage als het begin van de opener. Een cirkelstructuur, dus. Een fascinerend conceptalbum, met vier topmuzikanten. Wellicht niet ieders smaak, maar pure kwaliteit. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: cd, Flash Pig, jazztube (Marc Van de Walle, 30.10.24) - [print]
- [naar boven] Klarinettist Tom Jackson, altviolist Benedict Taylor en gitarist Daniel Thompson zijn geen onbekenden voor elkaar. Noch voor Dirk Serries, die ze uitnodigde voor een concert in de PlusEtage in Baarle-Nassau, als onderdeel van een nieuwe serie 'A New Wave of Jazz'-concerten. De drie werken al jaren met elkaar samen, in wisselende bezettingen, al dan niet samen met Serries en kwamen ook op deze blog al vaker voorbij. Maar nu dus als trio in twee volledig geïmproviseerde sets. Dat ze dit vaker zo doen, was zeker te merken. Ze komen opvallend langzaam op gang, met veel stiltes tussen de noten. Alleen dat al laat zien dat de drie uitstekend weten wat ze aan elkaar hebben. Ze kennen elkaar door en door, zijn vrienden en niet alleen in de muziek. Dan kun je loslaten, dan durf je het te laten gebeuren. En dat is natuurlijk toch waar het om gaat in vrije improvisatie: met elkaar iets creëren, iets laten ontstaan. Op zoek naar klanken, waarbij onorthodoxe speelwijzen helpen om iets voor elkaar te krijgen. Dat is dus ook zoals we beginnen, met col legno-spel van Taylor, een paar grepen van Thompson en Jackson die komt met enige lange, vrij hoge noten. Maar dus vooral de nodige stiltes tot dit verkennende spel cumuleert in een duet van Taylor en Jackson, sporadisch aangevuld met een enkele klarinetklank van Thompson. Even verderop zijn het Taylor en Thompson die een duo vormen met weerbarstig snarenspel. Nu blijkt ook gaandeweg dat die twee samen vaak wat meer in de hoek van klankkleur zitten, regelmatig een gespreid bed creërend - je hoort soms niet eens wie nu eigenlijk welke klank voortbrengt - voor de capriolen van Jackson, die moeiteloos schakelt tussen extreem hoog en diep laag. Er is beide sets duidelijk sprake van dynamiek, vaak dus in gang gezet door Jackson, maar het meest vallen toch die verstilde momenten op, dat op een organische wijze zoeken naar een nieuwe vondst, het betreden van onbekend terrein - we zitten tenslotte in de PlusEtage niet voor niets in een grensgebied - waarin de klanken zich door dit trio prima laten vinden. Wat voor de eerste set geldt, geldt in grote mate ook voor de tweede, al neigt het begin hier net even wat meer naar een melodie, al is het er een die nooit tot wasdom komt. Maar dat duet tussen Taylor en Thompson bevat er wel elementen van, met name door de rol van Taylor. Laten we het maar verkenningen noemen. Jackson luistert en valt in op het moment dat zijn klank exact samenvalt met die van Taylor, als opmaat om zijn eigen weg te gaan. Het leidt tot opwindend en dynamisch triospel, een ware ontdekkingsreis met als hoogtepunt het moment dat Taylor op het idee komt om zijn altviool met zijn schoonmaakdoek te bespelen. Alles onder het motto: zolang het bijdraagt aan het klankbouwwerk is het goed. En dan is er ineens zo'n moment waarop je als luisteraar even naar adem hapt. Taylor beweegt zijn strijkstok diagonaal over de snaren, met als gevolg een doorleefd gruizige, knarsende klank, terwijl Thompson zich beperkt tot een enkele noot, een trage ritmiek. Dan voegt Jackson zich erbij met lage noten en is het feest compleet. Foto's: Jef Vandebroek Labels: Benedict Taylor, concert, Daniel Thompson, Tom Jackson (Ben Taffijn, 30.10.24) - [print]
- [naar boven] Paul van Kemenade, altist, componist, organisator/producer en workshopleider, zal eind 2024 zijn roemrijke muzikale carrière afsluiten. Dit gebeurt op gepaste wijze tijdens het traditionele Stranger Than Paranoia festival. De 32ste editie van dit festival wordt op 19 en 20 december in het Bimhuis gehouden en sluit af in 'zijn' Paradox op 21, 22, 23 en 24 december 2024. In juli 2011 beleeft de creatieve improvisator zijn ultiem moment van erkenning. Het gezaghebbende jazzmagazine DownBeat beoordeelt het album 'Close Enough' als meesterwerk (*****). DownBeat prijst niet alleen de expressiviteit en muzikale persoonlijkheid van de instrumentalist, maar is ook lovend over de verscheidenheid aan stijlen en bezettingen met een vocaal renaissance-ensemble, een duobezetting, Three Horns And A Bass en wat al niet meer... Van Kemenades muzikale nalatenschap is onmetelijk groot en staat in verbinding met moderne opvattingen binnen de geïmproviseerde muziek. Altijd op zoek naar avontuur, nieuwe muzikale wegen en kruisbestuivingen (zowel nationaal als internationaal). En met een open blik, grensoverschrijdend en vol passie zijn oeuvre verrijkend. Zijn geluid op de altsaxofoon, uiteraard beïnvloed door grootheden uit het illustere verleden, is uit duizenden herkenbaar. Kenmerkend is zijn emotionele gelaagdheid, scherpe toon, lyriek en intense bevlogenheid. Paul van Kemenade is gelauwerd als muzikant, met onder meer de Brabantse Cultuurprijs. Deze prijs betreft ook zijn niet aflatende inzet bij het organiseren van het meerdaagse festival rond kerst en oud en nieuw: Stranger Than Paranoia. Dit jaar komt ook aan dit geesteskind van Paul van Kemenade een eind. Hij zet tijdens zijn laatste Stranger Than Paranoia Festival een punt achter zijn illustere carrière van 50 jaar. Klik hier voor de agenda en het programma van Paul van Kemenades Last Call Concerts & Stranger Than Paranoia 2024. Foto: Louis Obbens Labels: artikel, festival, Paul van Kemenade, stranger than paranoia, vooruitblik (Louis Obbens, 27.10.24) - [print]
- [naar boven] Concert | Jazztube Voor het geval u het nog niet weet: het Bimhuis bestaat deze maand vijftig jaar. Ooit begonnen aan de Oude Schans, op initiatief van Willem Breuker, Han Bennink, Hans Dulfer en Willem van Manen als een soort van clubhuis voor jazzmusici en sinds 2005 residerend aan het IJ, als onderdeel van het Muziekgebouw. Veel activiteiten dus dit jaar, met vooral deze maand veel bijzondere concerten. In het kader daarvan kreeg pianiste Marta Warelis, wier ster rijzende is binnen de Amsterdams impro-scene, de uitnodiging voor een residentie met een band naar keuze, resulterend in een sextet bestaande uit Ab Baars op klarinet en tenorsax, Karen Ng op klarinet en altsax, Ben LaMar Gay op trompet, Ingebrigt Håker Flaten op contrabas, Frank Rosaly op drums en tot slot Warelis zelf op piano en synthesizer. Geen totale impro vanavond - al krijgen de musici zeker gelegenheid hun eigenheid te laten horen - maar vooral voor die gelegenheid gecomponeerd werk van Warelis. En het mag gezegd, ze heeft er duidelijk slag van. En opvallend, alhoewel met Håker Flaten en Rosaly niet echt verwonderlijk: het ritme speelt een grote rol, vaak van een sterk stuwend en meeslepend karakter. Daar is in het eerste stuk, 'Birds', echter niet direct sprake van; het is hier Warelis zelf die begint met abstracte clusters en verdwaalde noten, creatief en speels. De komst van bas en drums brengt echter al snel die ritmiek naar binnen, waarop het fijn variëren is door Ng en Baars - beiden op klarinet, zoals gedurende het grootste deel van het concert - en LaMar Gay. Langzaam loopt de spanning op, terwijl de bedwelmende ritmiek geldt als bepalende factor. 'There To The Bridge In The River' kenmerkt zich dan weer door fijnzinnig klankspel, wolken hoge noten van de klarinetten en de trompet, en een wonderlijke solo van LaMar Gay, waarbij abstractie wordt vermengd met melodie en klare noten met valse lucht. In 'Alternate Endings' horen we Ng en Baars op alt- respectievelijk tenorsax, met als hoogtepunt een onnavolgbare solo van Baars, in de voor hem zo typische, wat amechtige vorm van blazen, net niet uit de bocht vliegend. Ng's solo is al even mooi, zij het iets minder uitbundig. De expressieve en naar het einde mooi ingetogen solo van Rosaly vormt de brug terug naar de ritmiek en ietwat weemoedige klankuitingen van de wederom op klarinet overgestapte Baars en Ng, terwijl we Håker Flaten wondermooi met de strijkstok in de weer horen. Bijzonder is ook zeker 'Open Throat', waarin Warelis spannende, door mij met vogelgeluiden geassocieerde klanken aan haar kleine synthesizer ontlokt, mooi gecombineerd met de hoge klanken van de blazers. Na het voorstellen van de bandleden en uitvoerige dankbetuigingen volgt dan een ander hoogtepunt tijdens dit concert: het duospel van Baars en Ng op klarinet in 'The Sun Blushes Sunset'. Prachtig hoe de klanken hier met elkaar samensmelten, hoe het hoog en het laag een uiterst harmonieuze dialoog met elkaar aangaan. Het vormt de opmaat voor het experimentele 'Lee/Avalado', waarin vooral de expressieve solo van Warelis zelf opvalt. Dynamisch, puntig en ondanks het abstracte gehalte toch ook swingend. De band sluit af met 'Ashes To Sea'. We horen een klankspel, gemaakt door Rosaly en Warelis, die hier vooral onder de klep van de piano werkt, met een schaaltje dansend op de snaren en zo een bijzonder klankpalet creërend. Håker Flaten past zich aan; met bijzondere grepen laat hij zijn contrabas zingen. Het beweegt zich andermaal richting een ritme, dat wederom de basis vormt voor opvallend strak unisono geblazen lijnen van trompet, altsax en klarinet, klinkend als een hymne. De spanning loopt op, de blazers gaan ieder hun eigen weg en het concert eindigt in een climax. Een indrukwekkend slot van een prachtig concert, waarin Warelis niet alleen haar kwaliteiten als musicus laat horen, maar ook die als componist. En zeker dat laatste smaakt zeker naar meer. Foto's: Rogier Boogaard & Louis Obbens In de Jazztube hieronder kun je het hele concert terugzien: Labels: Ab Baars, Ben LaMar Gay, concert, Frank Rosaly, Ingebrigt Haker Flaten, Karen Ng, Marta Warelis (Ben Taffijn, 25.10.24) - [print]
- [naar boven] Wat krijg je wanneer je drie topjazzmuzikanten bij elkaar zet die nog nooit met elkaar hebben gespeeld? Dan krijg je topjazz, dat lijdt geen twijfel. Er was dan ook helemaal niets verkeerds aan het trio dat dinsdag in De Smederij stond. Zes levensgrote oren en geen cue die gemist werd. Toch ontbrak het soepele, het kneedbare dat een vaste groep kenmerkt. Hier en daar vertoonde de muziek, allemaal eigen stukken van pianist Jeff Gardner, braampjes. Wat noteerde ik in mijn aantekeningen van het optreden? Op de eerste twee regels stonden twee namen, twee associaties, Paul Bley en Jaki Byard. En verdomd, Byard was een van zijn leermeesters en met Byard en Bley - plus Martial Solal - was hij lid van de groep Piano Q. Soms gok ik ook wel eens goed, kennelijk. Er zweeft altijd iets van funk door Gardners spel, wat zich dan pleegt op te lossen in vrije exercities. Hij beheerst de schone kunst van het combineren van de extase en de introspectie. Een aantal stukken presenteerde hij zonder bas en drums en dat was een noviteit voor De Smederij: nooit eerder speelde hier een solopianist. Opvallend was zijn 'Blues For Mary Lou', een soort vrije boogie met harmonische verdiepingen. La Williams zou goedkeurend geknikt hebben. Gardner is van geboorte New Yorker, maar heeft ook geruime tijd in Rio de Janeiro doorgebracht. De bossanova werd ons derhalve niet bespaard. Gelukkig was die ruimschoots overwoekerd geraakt door de jungle ten noorden van de stad. Ik verstond 'Mexica' als titel, misschien was dat een aanwijzing. Bassist Patrice Blanchard maakte alles dansbaar. Wanneer hij ging soleren kantelde hij zijn basgitaar zestig graden, zodat die als een contrabas beroerd kon worden. De grote verrassing was drummer Ricardo Ramos, Portugees, eerstejaars aan het Prins Claus Conservatorium. Van de drie had hij de grootste oren, die hij wellicht daarom verborgen hield in een dikke bos haar. In zijn zorgvuldig vormgegeven solo in 'Shanty Town' durfde hij ongeremd gas terug te nemen, zodat we gebiologeerd zaten te luisteren naar een nauwelijks hoorbaar kunstwerk. Wat moet zo'n jongen nog op het conservatorium, vraag je je dan af. Ja, beetje Gronings leren, misschien. Foto's: Diederik Idema Labels: concert, Jeff Gardner, Patrice Blanchard, Ricardo Ramos (Eddy Determeyer, 20.10.24) - [print]
- [naar boven] Voor de tweede keer slaat bassist Luke Stewart, bekend van onder meer Irreversible Entanglements, het Luis Vicente 4tet en het David Murray Quartet, de handen in elkaar met tenorsaxofonist Brian Settles (zie Jason Moran, Lafayette Gilchris,...) voor een potje warmbloedige triojazz. Ze krijgen daarvoor hulp van drummers Trae Crudup (ooit Stewarts maatje in het James Brandon Lewis Trio) en, voor enkele liveopnames, meester Chad Taylor. 'Unknown Rivers' wil het ritme op de voorgrond zetten en doet dat met een reeks rudimentaire composities, die smeulend uitgroeien tot potige exploraties die in en out knap balanceren, met Settles die zich ontpopt tot een figuur die binnen een drukbevolkt segment toch overeind blijft als een vloeiende solist. Maar als de vier studio-opnames goed zijn, dan wordt pas écht gepiekt in de concertopname, waar het trio dankzij de meesterlijke stuwing van Taylor écht aan het rollen gaat en vooral in minimarathon 'Dudu' (verwijzend naar de Zuid-Afrikaan Dudu Pukwana?) grandioze dingen laat horen. Een plaat die even vertrouwd als sterk en intrigerend klinkt. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: Brian Settles, cd, Chad Taylor, Luke Stewart, Trae Crudup (Guy Peters, 19.10.24) - [print]
- [naar boven] Saxofonist Oded Tzur heeft Israëlische roots maar resideert al enige tijd in New York, waar hij naast uitvoerend musicus ook docent is. Zijn laatste platen zijn zeer succesvol en de ontwikkeling in zijn muzikale zeggingskracht en compositorische vaardigheden is opvallend. Bij het optreden in Paradox wordt Tzur omringd door bassist Petros Klampanis (o.a. Arooj Aftab), pianist Nitai Hershkovits (o.a. Avishai Cohen) en een nieuwe drummer, Cyrano Almeida. Het Oded Tzur Quartet presenteert in Paradox zijn meest recente album 'My Prophet'. Tzur heeft een tijd lang in India gewoond en heeft zich verdiept in de Indiase muziek. Deze invloeden zijn geïncorporeerd in zijn saxofoonstijl, die zich met name onderscheidt als zacht en soms zelfs fluisterzacht, delicaat, mystiek en spiritueel. De tenorsaxofonist opent zonder begeleiding het optreden met 'Epilogue', een mysterieuze oproep tot meditatie, waarna het collectief uitgebalanceerd zijn weg vervolgd in een afwisselend lyrisch en percussief geluid. Hierin is een grote rol weggelegd voor Nitai Hershkovits. Tijdens het optreden evenaart hij zijn broodheer door zijn betoverend, breed op-en-neer golvend pianospel met een hoge mate aan diversiteit, klankkleuren en harmonieuze invallen. De muzikale balans die hierdoor met Tzur ontstaat is ultiem. In twee volwaardige sets worden alle stukken van 'My Prophet' gespeeld. In iedere compositie volgen, na een voorzichtige start, improvisaties die vooral na de pauze een verbluffende diepgang bereiken. Zo nu en dan wordt de kwetsbare schoonheid verlaten en daarmee de muzikale intensiteit en dynamiek vergroot. De felheid en snelheid van de saxofoonsolo's zijn in dat geval intens spiritueel en hoogenergetisch. Contrabassist Petros Klampanis en drummer Cyrano Almeida staan buiten een aantal kortstondige solo's ten dienste van het transparante groepsgeluid. Ondanks dat de geboren Israëliër met geen woord heeft gerept over de situatie in het Midden-Oosten kan zijn muziek en titelkeuze 'My Prophet' niet los gezien worden van deze tragedie. Tzur heeft laten optekenen dat de spiritualiteit en intensiteit van de muziek moet leiden tot een meditatief moment, als poging tot een collectief geloof in de mensheid. Zelfs de toegift: 'Can’t Help Falling In Love', de classic van Elvis Presley, lijkt door de kwetsbare toon ook meer een muzikale meditatie dan een ballad. Foto's: Louis Obbens. Klik hier voor meer foto's van dit concert. Labels: concert, Cyrano Almeida, Nitai Hershkovits, Oded Tzur, Petros Klampanis (Louis Obbens, 16.10.24) - [print]
- [naar boven] Altsaxofonist Benjamin Herman, die onlangs de Edison Oeuvreprijs voor jazzmusici won, is een bijzonder veelzijdig saxofonist. Altijd in voor een nieuw avontuur, een nieuwe samenwerking en opvallend vaak met jonge musici. De projecten zijn inmiddels niet meer te tellen en zeker twee keer per jaar brengt hij dan ook een nieuw album uit. Zijn bekendste project is wellicht wel het New Cool Collective, waarvan binnenkort 'Everything Is OK' verschijnt. Hier echter aandacht voor twee wat minder bekendere, maar minstens zo boeiende projecten. Van Bughouse, dat Herman vormt met gitarist Reinier Baas, bassist Peter Peskens en drummer Olav van den Berg kwamen onlangs twee albums uit: 'The ERUS/ARC Sessions', verscheen onder andere als cd en 'Unreleased Tracks 2017-2018' verscheen digitaal. Verder maakte de saxofonist met pianiste Mayuko Katakura, bassist Thomas Pol en drummer Joost Patocka het totaal anders klinkende 'Café Largo', dat eveneens louter digitaal uitkwam. Alle albums verschenen bij DOX Records. Dat Bughouse is een snelkookpan. Op 'The ERUS/ARC Sessions' jaagt het kwartet er tweeëntwintig nummers doorheen in nog geen veertig minuten! 'Na Und?' duurt bijvoorbeeld maar liefst tien hele seconden. Tijd om het zat te worden krijg je dus niet. 'Knock Yourself Out' heet de opener en dat doen de vier hier dan ook met heerlijk veel energie. Tijdens de uitreiking van de Edison-award vertelde Herman dat hij geïnspireerd wordt door de Japanse freejazz en noise, invloeden die we in het werk van dit collectief duidelijk terug horen. Felle ritmiek, schurende solo's, tegen punk en noise aanleunende klanken en puur speelplezier. Over the top? Ja, zeker, volledig. Neem 'The Bebop' dat in niets lijkt op de stijl waar het naar verwijst, met een scheurende solo van Baas en heerlijk rollende klanken van de meester zelf. Alleen wat doet 'Till The Robins Come Home' hier nu ineens weer? Wat moet zo'n mierzoete ballade, met een knipoog naar de roemruchte jaren 50 hier nu weer? Een zoetgevooisde Herman - ja ook dat kan hij - gooit hier even lekker de boel overhoop. Ja, en Baas kan daar ook prima mee overweg, waarom ook niet. En dan natuurlijk gewoon weer lekker door, ook al heet het dan 'Dim', met briljant gitaarspel van Baas. En stomende ritmiek in het opwindende 'Potatoland' en 'Au Privave', evenveel funk als jazz en die laatste met een knipoog naar de swing en met een schitterende bassolo van Peskens. 'I Ain’t Nowhere' vormt weer even een rustmoment, al gaat het er hier feller aan toe dan in 'Till The Robbins Come Home', met name door de bijdrage van Baas. Op 'Unreleased Tracks 2017-2018' verzamelde Herman stukken die het debuutalbum 'Bughouse' niet haalden. We doen hier dus een kleine stap terug in de tijd. Natuurlijk is het hier min of meer laken van hetzelfde pak. Te beginnen met dat heerlijk melodieuze 'Reflud', een nummer dat zich direct vastzet in je hoofd en met een lekker felle ritmesectie. 'Blues In The Bughouse' brengt ons experimenteel spel van Baas en relatief beheerste saxklanken; het is tenslotte een blues. Vrijwel alle stukken van dit kwartet zijn van de hand van Herman, buiten 'The Rise And Fall Of The Duke Of Waalwijk' van Baas en 'Moeder Aller Oorlogen' van Misha Mengelberg. Laatstgenoemde pianist-componist is duidelijk een inspiratiebron voor Herman. Ik ben benieuwd wat Mengelberg had gevonden van deze versie van zijn 'Moeder Aller Oorlogen', maar volgens mij was hij wel enthousiast geweest van dit met bijna vier minuten langste stuk van het album. En dan nog even over Baas' wapenfeit: een vrij kort stuk, maar wel met een meeslepende ritmiek en prachtig gitaarspel. Het hierboven genoemde 'Till The Robins Come Home' maakte reeds duidelijk dat Benjamin Herman ook zeker te vinden is voor fijnzinnig spel. 'Café Largo' laat daar nog veel meer van horen. Reeds in de opener 'I Should Care' laat Herman prachtig horen hoe je een melodie blaast die de luisteraar bij de lurven grijpt. Bijzonder mooi klinkt hier ook de bijdrage van Katakura. Bij deze stijl past wel dat het album volledig uit covers bestaat, allemaal deel uitmakend van The Great American Songbook. Naast dat 'I Should Care' van Axel Stordahl horen we het ingetogen 'Here’s That Rainy Day' met prachtig delicaat spel; 'Darn That Dream', met overtuigend samenspel van Herman en Katakura en 'Polkadots And Moonbeams'. Het zal wellicht geen toeval zijn dat het alledrie stukken van Jimmy Van Heusen zijn, die als geen andere ballades kon schrijven. Zang horen we hier niet, maar bij de wijze zoals Herman blaast is dat ook totaal niet nodig: in zijn toon hoor je de woorden prachtig terug. Het relatief korte album bevat nog twee klassiekers, 'You Don’t Know What Love Is' van Don Raye en 'Old Folks' van Willard Robison. Ook hier schittert dit kwartet weer met prachtig spel, volledig rechtdoend aan deze nog altijd fantastische nummers. Foto: Cees van de Ven Labels: Benjamin Herman, cd, Reinier Baas (Ben Taffijn, 15.10.24) - [print]
- [naar boven] Zo hoor je wel erg duidelijk het verschil tussen live beleefde muziek en de ingeblikte versie ervan. Toen ik naar het nummer 'Lights Of Paris' op Boelo Klats recente cd 'Music' luisterde, kreeg ik gelijk een duidelijk visioen door van dat bankje naast de Pont-Neuf, om drie uur 's ochtends. Niet vaak sloeg ik de plank zó ver mis. Hij had het nummer gecomponeerd, vertelde Klat tijdens de presentatie, naar aanleiding van de Parijse aanslagen (Charlie Hebdo, Bataclan) van negen jaar geleden. En zo waren er wel meer verschillen. Barend Schipper, zelf pianist en componist, had 'Music' vastgelegd en heeft dat met grote toewijding gedaan. Het verschil met een alleszins levende, zelfs bezielde Steinway in de woonkamer van het kunstenaarsduo Aldrik en Joyce Salverda, was evenwel overduidelijk. Van zijn eerdere albums met zijn trio weten we dat Klat van een gespierde aanpak houdt, maar ook de introspectie ruim baan geeft. 'Music' is een studie in terughoudendheid. Sterfgevallen in de naaste omgeving van de pianist/componist waren aanleiding voor de thans op cd uitgekomen overpeinzingen. Bijna vanzelfsprekend moest ik denken aan het 'Requiem' van Lennie Tristano, diens ontroerende, intense commentaar op de dood van bopkoning Charlie Parker. 'Hymne' bleek een soort variatie op een halfvergeten negentiende eeuwse spiritual. Boelo Klats interpretaties meanderen tussen Keith Jarrett en de romantische pianomuziek van honderd jaar geleden. Herhaald beluisteren loont de moeite. Foto: Hammie van der Vorst Labels: Boelo Klat, cd, concert (Eddy Determeyer, 12.10.24) - [print]
- [naar boven] Met 'Poëtisch Water' vaart het Millennium Jazz Orchestra verder op de koers die in 2017/18 met 'Octopus' is ingeslagen. Daarna volgden 'Bleeding Amazonia' en 'Water'. Van de Nederlandse jazzcomponisten is Joan Reinders ongetwijfeld de meest milieubewuste. Voor zijn huidige project verzamelde de orkestleider een twaalftal gedichten die alle water als onderwerp hebben. Van Emily Dickinsons 'By the Sea' uit 1896 tot het dit jaar door Bouke Vermaas, stadsdichter van Zwolle, vervaardigde 'Uiterwaarden'. Hij zette de poëmen op muziek en nodigde harpiste Sanne Bakker en zangeres Izaline Calister uit om het project van pushing power te voorzien. Calister geeft het materiaal, met haar Caribische kracht en haar adembenemende vertelkust, waarmee ze Greetje Kauffeld evoceert, een eigen karakter aan. Opmerkelijk is hoe goed de gedichten als songs werken. Dat heeft uiteraard te maken met het ritme en de vorm die je in het meeste werk kunt onderscheiden. Al lijkt mij het genoemde 'Uiterwaarden' een hondsmoeilijke klus. Zijn geraffineerde aan Thad Jones schatplichtige kleurenpalet etaleerde de orkestleider al gelijk in het openingsnummer, 'Singin' In The Rain'. Het werk van zijn onderscheiden secties heeft wel wat van water zelf. Hoe dat in lagen op elkaar ligt - zoet/zout, warm/koud, stilstaand/stromend. Een golvend geheel, waarin hier en daar ook onstuimige vortexen waarneembaar zijn. Reinders' toonzetting van Martinus Nijhoffs 'Het Kind En Het Water' was daar een voorbeeld van. 'Diep In De Zee', van de tekenfilm 'De Kleine Zeemeermin', was voor deze voorstelling voorzien van een calypsoritme. Ach ja, van Kopenhagen naar Trinidad is ook maar een peulenschil, als je de wind een beetje meehebt. Maar het beste werkte deze jazz and poetry nog in het nummer 'Zee'. Van Toon Hermans, jawel. Dit was namelijk een duet tussen Calister en Bakker, zonder orkest dus. Je verstond hier alle woorden, wat met het soms massieve orkest lastiger was. Maar ja, je hoeft ook niet alles te begrijpen. Een Franse film zonder ondertiteling waar je midden in valt, heeft ook zo zijn charme. Tja, welke van deze juweeltjes sprong er nu echt bovenuit? Niet zonder schroom moet ik bekennen dat het voor mij toch Hendrik Marsmans 'Herinneringen Aan Holland' was. Braafjes? Dan maar braafjes. Foto: Hammie van der Vorst Labels: concert, Izaline Calister, Joan Reinders, Millennium Jazz Orchestra, Sanne Bakker (Eddy Determeyer, 9.10.24) - [print]
- [naar boven] Een verkeersongeval maakte op donderdag 26 september een einde aan het leven van muzikant en componist Willem van Manen. Hij was een veelzijdige figuur in de jazzwereld: trombonist, orkestleider, recensent, bestuurder en oprichter van het Bimhuis. Hij stond aan de wieg van de Nederlandse geïmproviseerde muziek. Als voorvechter voor meer ruimte voor jazz speelde hij een belangrijke rol in de Nederlandse muziekwereld. Zijn muzikale talent, compositorische kwaliteiten en bestuurlijke vaardigheden maakten hem tot een onmisbare schakel daarin. Van Manen groeide op in een muzikaal gezin in Amsterdam-Zuid, waar hij op jonge leeftijd kennismaakte met jazzmuziek via de platen van zijn vader. Hij begon op zevenjarige leeftijd met pianolessen, maar op zijn vijftiende schakelde hij over op de trombone. Tijdens zijn schooltijd speelde hij in dixielandbandjes. Vanaf de eind jaren zestig stond hij op de barricade voor vernieuwing in het Nederlandse muzieklandschap met onder andere de rebelse groep De Notenkrakers, samen met Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw. Toen Paradiso zich volledig op popmuziek ging richten, vonden Van Manen en Dulfer een nieuwe locatie voor jazzmuzikanten aan de Oudeschans, wat uiteindelijk het Bimhuis werd. Van Manen was tot aan de verhuizing naar de Piet Heinkade in 2005 betrokken bij het Bimhuis. Hij was medeoprichter Orkest De Volharding, waarbij hij 25 jaar zou spelen en waarmee hij ook tourde in het buitenland. In de jaren zestig maakte hij zijn professionele debuut met Heavy Soul Inc. onder leiding van Hans Dulfer, een kwartet in de geest van het Archie Shepp-Roswell Rudd Quartet. Van Manen speelde met Theo Loevendie, Boy Edgar's Big Band, de Instant Composers Pool, Leo Cuypers en het Willem Breuker Kollektief, waarvoor hij ook componeerde. Daarnaast schreef hij recensies voor de NRC. In 1979 richtte hij de Springband op, die hem alle gelegenheid bood om zijn composities uit te voeren. In 1983 raakten vijf leden van de Springband betrokken bij een zwaar verkeersongeluk, waarbij drie muzikanten omkwamen. Van Manen, die niet in het busje zat, was zo aangeslagen dat hij een jaar lang niet kon spelen. [Wat dat betreft is het wrang dat Van Manen zelf overleed na een aanrijding.] In 1984 trad hij weer in de openbaarheid met een nieuwe formatie, de Contraband, waarmee hij een reeks albums maakte. Van 1980 tot 1995 was hij als hoofdvakdocent trombone en muziekgeschiedenis verbonden aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij was tevens actief in de bestuurlijke kant van de jazz, onder andere als oprichter van de Beroepsvereniging van Improviserende Muzikanten (BIM) en al lid van de Amsterdamse Kunstraad, de BUMA, het Fonds voor de Scheppende Toonkunst en de Raad voor Cultuur. Zijn werk in talloze besturen en commissies kwam voort uit zijn studie sociologie, waarin hij organisatorische vaardigheden ontwikkelde die hij toepaste in de jazzwereld. Zijn muziek bleef echter altijd voorop staan, zowel het spelen als het componeren. In zijn composities verbond hij jazz met klassieke en hedendaags gecomponeerde muziek. Van Manen stopte met spelen toen hij 75 werd, maar bleef actief in de muziekwereld als eindredacteur Jazz bij de Concertzender van 2005 tot 2019. Willem van Manen leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de jazz in Nederland, zowel met zijn muziek als door zijn organisatorische capaciteiten. In 1997 werd hij voor zijn vele verdiensten voor het muziekleven benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij is 84 jaar oud geworden. Foto's: Cees van de Ven Klik hier voor een interview dat Draai om je oren had met Willem van Manen in oktober 2006. Labels: in memoriam, interview, Willem van Manen (Maarten van de Ven, 6.10.24) - [print]
- [naar boven] Een releaseconcert van een cd voegt helaas niet altijd veel toe aan het album. Nogal eens spelen musici gewoon de stukken, hooguit in een wat opgerekte vorm. Trompettist Arve Henriksen en pianist Harmen Fraanje, die deze avond speelden in de overvolle jazzclub Paradox, trapten echter geenszins in deze valkuil. Zo her en der tijdens het concert klonken een handvol composities, maar verder werd er vooral geïmproviseerd. En vergelijken we de muziek tijdens het concert met die op het begin dit jaar bij ECM Records verschenen 'Touch Of Silence', dan valt vooral op dat hier beduidend meer wordt geëxperimenteerd. Niet alleen gebruikt Hendriksen zijn elektronica veel intensiever, hij is ook vaak vocaal actief. Fraanje was al fan van Henriksens muziek, zo vertelt hij tijdens het concert, toen hij twintig jaar geleden nog in Tilburg woonde. Hij herinnert zich nog een spontaan treffen na een concert om een uur 's nachts. Dit album is voor hem dan ook een droom die uitkwam. Vreemd is dat niet, want de stijl van musiceren van beide musici raakt elkaar op meerdere fronten. Henriksen excelleert met een bijzonder fraaie, omfloerste trompetklank, weinigen kunnen zo subtiel een partij neerzetten en Fraanje is een meester in het tegen de stilte aanschuren. Trefzeker plaatst hij zijn noten, waarvan er niet een overbodig is. Het concert begint vrij traditioneel, met een van de stukken van het album, 'The Dark Light', waar die Noorse folk in doorklinkt, iets dat ook opvalt bij het beluisteren van het album. Hier horen we de elektronica al, maar dan om het geluid van de trompet van een spanningsverhogende echo te voorzien. Verderop creëert Henriksen er ook ritmische structuren mee, waar hij aansluitend met zijn trompetspel op varieert. We zien Fraanje luisteren, net zo geboeid als wij. En dan die zang, in dat fantasietaaltje dat hij altijd hanteert, variërend van behoorlijk hoog tot grommend laag, zelfs met keelklanken weet hij raad. Voorzien van elektronica levert dat een paar diep duistere passages op. Ze zijn duidelijk aan elkaar gewaagd, die twee. Het ene moment kiest Fraanje voor ritmische passages, waarop het voor Henriksen fijn improviseren is, het andere moment klinken er boeiende pianosolo's, die Henriksen tot een welverdiende pauze dwingt. Zoals gezegd is het album 'Touch Of Silence' eenduidiger van aard. Het is ook hier Henriksen die begint in de openingstrack 'Melancholia'. Een prachtig uitgebalanceerde melodie op een duistere klanknevel, waar Fraanje zich met tweede stem al snel bijvoegt. Een lome zondag, kranten lezen in bed, een wandeling in de middag: dat is de insteek op 'The Beauty Of Sundays'. De twee verklanken de rust en ontspanning hier op prachtige wijze. Een vederlichte melodie ook in 'Redream' - hoor ook hoe trefzeker Fraanje Henriksen hier ondersteunt. Fraanje begint solo met 'What All This Is', een stuk waarin we een mooie indruk krijgen van zijn stijl van spelen. De trefzekere opbouw, de ingetogen ritmiek en de wijze waarop hij de melodie neerzet; Henriksen vindt een gespreid bed om in aan te sluiten. Een middels elektronica verkregen klankwolk kenmerkt het intro van 'Mirror Images', terwijl een paar zware aanslagen van Fraanje de spanning hier nog wat verder verhogen. Mooi klinkt die melodie van Henriksen, voorzien van een aangenaam rafelrandje. En dan zijn we al luisterend ineens al bij het laatste stuk, 'Passing On The Past', een volgend fragiel kleinood, vol prachtig uitgebalanceerde klanken. Foto's: Louis Obbens & Geert Vandepoele Labels: Arve Henriksen, cd, concert, Harmen Fraanje (Ben Taffijn, 1.10.24) - [print]
- [naar boven] Bert van Erk is niet echt iemand die de neiging heeft zichzelf te promoten. Zijn vorige cd, 'Deining', verscheen 24 jaar geleden. Op 'Quadrology' komt zijn basspel beter tot zijn recht. Het nummer 'Glide For Duke' is daar een voorbeeld van - het getuigt ook van zijn onvoorwaardelijke liefde voor het werk van Ellington. Zijn arcospel in 'Brandold Song' is bepaald bedachtzaam en in 'A Bass Is A Tree - Mind Your State' speelt hij een ingetogen duet met drummer Jeroen van Olphen, die zijn vegertjes al even bescheiden laat cirkelen. Toch is dit geen slappe hap. Dit is kamerjazz van de bovenste plank. Dat bleek ook tijdens de presentatie van het nieuwe album in De Smederij. Vaak inspireert de sfeer en het intens luisterend publiek in dit eetcafé de muzikanten tot exuberante prestaties. Maar dinsdag was het vooral de subtiele interactie tussen de kwartetleden die de aanwezigen hypnotiseerde. De smaakvolle vibrafoon van René van Astenrode speelde een essentiële rol in het groepsgeluid. Doorgaans op de achtergrond - zoals elke muzikant in feite op de achtergrond speelde. Voor ego's was hier geen plek. Met een beetje overdrijving zou je kunnen stellen dat dit kwartet model zou kunnen staan voor een ideale samenleving, waarin dialoog en samenwerking belangrijker zijn dan ellebogenwerk en een grote bek. Weinig werd er aan het toeval overgelaten. Nergens dreigde het combo te ontsporen. De enige die de neiging vertoonde soms op één wiel door de bocht te gaan, was drummer Jeroen van Olphen. Maar ook zijn aanpak was dienstbaar aan het geheel. Ziel en zaligheid werden gelegd in 'Prelude To A Kiss'. Saxofonist Miguel Martinez speelde lyrisch, maar zijn geluid had wel degelijk vlees op de botten. Ik heb Bert van Erk op deze plek al eens de Nederlandse Paul Chambers genoemd. Een associatie, een tikje overdreven, meer niet. De Nederlandse Richard Davis of de Nederlandse Arend Nijenhuis had net zo goed gekund. Wanneer hij de strijkstok hanteerde had hij de neiging nét niet vals te spelen, wat zijn expressiviteit alleen maar indrukwekkender maakte. "Groninger jazzroyalty", zo karakteriseerde organisator en presentator Diederik Idema hem na de eerste set en de zaal kwam als één man overeind voor een staande ovatie. Bij mijn weten nog niet eerder vertoond in De Smederij. Foto: Eva Plaut Labels: Bert van Erk, concert, Jeroen van Olphen, Miguel Martinez, René van Astenrode (Eddy Determeyer, 28.9.24) - [print]
- [naar boven] De nederige woorden op het hoesje stemmen tot nadenken. 'Ik kan niets nieuws vertellen over medelijden, maar ik hoop dat dit woord, naast de muziek geplaatst, een pleidooi en misschien inspiratie is om elkaar samen te vinden.' En dat mag je dan lezen van een van dé figuren die bepalend is voor de hedendaagse creatieve muziek. De eerste track dompelt je onder in een progressie van monumentaal pianistiek werk: een drukke, vullende linkerhand met brede, uitwaaierende, funderende akkoorden, met erboven en erin, naadloos geweven een melodieuze lijn, die versmelt met het geheel en die bijna niet meer te onderscheiden is van de begeleiding. Iyer wordt gesteund door fenomenaal bas- en drumwerk. Linda May Han Oh en Tyshawn Sorey krijgen ruimte op de plaat om hun soloskills te laten zien, maar zijn eigenlijk constant bezig hun virtuoze deelname aan de composities te bevestigen. Die zijn op de scene gegroeid, en dat hoor je: ze zijn een samenspel, een gezamenlijke constructie, een bouwwerk met stevige grondvesten dat je overdondert en tegelijkertijd aandachtig en nederig doet luisteren. Muziek die moeilijk in woorden te vatten is, niet omdat ze zo complex is, maar omdat er meer dan muziek uit straalt... Donker in de ernst, licht en transparant in de vormgeving. Magistraal. In de Jazztube zie en hoor je Vijay Iyer, Linda May Han Oh en Tyshawn Sorey met 'Tempest', een van de tracks op dit album. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: cd, jazztube, Linda May Han Oh, Tyshawn Sorey, Vijay Iyer (Marc Van de Walle, 24.9.24) - [print]
- [naar boven] De tweede dag van deze negende editie van het door Sound in Motion georganiseerde Summer Bummer-festival wijkt fors af van de eerste. Allereerst doordat er relatief weinig gerenommeerde namen aantreden. Jérôme Noetinger, Christophe Auger en Xavier Quérel horen daar zeker bij en ook Mats Gustafsson van het Fire! Orchestra, met zijn tweede optreden dit weekend, Heather Leigh zijn natuurlijk geen onbekenden. Maar verder zet Koen Vandenhoudt dit weekend vooral jong talent in de schijnwerpers. Het is zeker geen vorm van kritiek, integendeel zelfs, het is niet meer dan prima dat jonge musici op deze wijze een podium krijgen. Ik heb mij dan ook deze tweede dag geen seconde verveeld. Een tweede belangrijk verschil is de muziek als stijl: was dat vrijdag toch hoofdzakelijk freejazz, met het Ensemble Nist-Nah als grote uitzondering, nu is het palet veel diverser en horen we zo ongeveer alle stijlen wel voorbij komen, waarbij alleen het experiment de constante lijkt te zijn. Direct al in het begin in dat duoconcert van celliste Clara Levy en violiste Jasmijn Lootens, twee jonge musici die voor het eerst samen op het podium staan, worden we verrast op een lastig vast te pinnen klankwereld. Het begint en eindigt allemaal uiterst intiem met strijkbewegingen waarbij de twee de snaren amper raken, qua klank associeer ik dit eerder met experimentele elektronica dan met strijkers, waarna een eclectisch en spannend middendeel volgt. Een middendeel waarin ik invloeden van freejazz herken, maar evengoed van hedendaags gecomponeerd - waar beiden als uitvoerders ook actief in zijn - van folk, minimalisme en zoals gezegd, experimentele elektronica. Maar een boeiende set, waarin de twee onbegrensd experimenteren, zowel met speltechnieken als met klanken. Struikelde ik gisteren zowat over de saxofoons, vandaag zijn ze extreem dun gezaaid, op die zes na in het Fire! Orchestra is Sakima Abdou de enige. Maar die blaast dan wel in haar eentje direct het dak van Trix af! Dit prachtige concert vormt zonder meer een van de hoogtepunten van dit festival. Abdou paart een perfecte instrumentbeheersing aan een enorme virtuositeit en weet in twee solo's, een op tenorsax en een op alt, ongemeen diep te graven. Met name die ene passage op tenorsax is goud; met behulp van circulaire ademhaling weet ze een klankgolf eindeloos vast te houden. Prachtig hoe die zich door de ruimte beweegt, een bijna hallucinante ervaring. Na afloop dus direct 'Goodbye Ground' gekocht, haar in 2022 bij Relative Pitch verschenen soloalbum. Wat ik vaker heb na zo'n overdonderend optreden is dat een volgend concert, zeker als dat qua stijl fors afwijkt, bij mij moeilijk aanslaat. In dit geval geldt dat voor het optreden van vocaliste Nadia Daou, tevens actief met een set ondefinieerbare instrumenten en elektronica en klarinettist Paed Conca - iemand die als geen ander een brug weet te slaan tussen Arabische muziek en freejazz. Een deel gaat langs me heen, maar dat laatste stuk vormt zonder meer een uitzondering. Prachtig hoe die intieme klanken van Conca hier samenvallen met Daou's elektronica. Christophe Auger, Xavier Quérel en Jérôme Noetinger vormen samen een collectief dat mij stevig bij de strot pakte: 'Cellule d’Intervention Metamkine'. Middels een met oude 16 mm-projectors en elektronica volgepakt podium levert dit trio een hallucinerende, maar in mijn optiek ook vrij beklemmende en beangstigende ervaring. Door de beelden, die - al zijn ze volledig abstract - bij mij associaties oproepen met vuur, explosies en oorlog, maar zeker ook door de muziek die invloeden kent van uiteenlopende stromingen binnen de elektronica als musique concrète, noise, dark ambient en techno. Qua sfeer wat fijner, al is de uitwerking op mij minder groot, is het optreden van percussionist Mauricio Takara en de met elektronica werkende Carla Boregas. Een set waarin bedwelmende ritmiek, natuurlijk vooral toe te schrijven aan Takara, hand in hand gaat met meer abstracte passages. Een set ook die je met dank aan Boregas' basklanken voelt tot in je ruggenmerg. Bassiste Farida Amadou is in de afgelopen jaren bij Sound in Motion veel te horen geweest, met als hoogtepunt die optredens met enerzijds drummer Steve Noble en de onlangs overleden saxofonist en freejazz-pionier Peter Brötzmann en anderzijds met Noble en gitarist Thurston Moore, op lp uitgebracht door het Sound in Motion-platenlabel Dropa Disc. Nu staat ze hier met Heather Leigh, die de binnen freejazz nagenoeg niet gebruikte pedalsteel gitaar bespeeld - Susan Alcorn is een van de weinige collega's op dit instrument. Amadou valt vooral op door de onconventionele wijze waarop ze met haar basgitaar omgaat, ze doet er zo ongeveer alles mee, behalve er 'normaal' op spelen! Meestal ligt de gitaar op haar schoot en bewerkt en beklopt ze de snaren op alle mogelijke manieren. Het doet vaak meer denken aan percussie dan aan spel op de bas, met iedere keer weer verrassende klanken tot gevolg. Leigh hanteert haar pedalsteel gitaar zeker in vergelijking met Amadou veel traditioneler, al komt haar geluid dichter bij de rock dan bij de americana, waarin dit instrument veel vaker te horen is. Ava Mendoza hanteert een gewone gitaar, dat weten we inmiddels van haar optreden met Nate Wooley's Columbia Icefield. Wat niet wil zeggen dat ze hier aan het eind van de avond niet weet te verrassen met een opvallend eclectisch en overrompelend solo-optreden. Haar zang plaatst haar meer in de richting van singer-songwriter, maar haar solospel verraadt de wereld van freejazz evengoed als die van blues en rock. En dan is er dat optreden van Fire! Orchestra CBA, waarbij die afkorting staat voor Community Based Activity. Een deels uit noodzaak geboren vorm. Aangezien touren met een compleet vaste line-up financieel niet haalbaar is, bedacht Gustafsson dit concept: touren met een vaste kern, bestaande uit de ritmesectie, zeg maar de ruggengraat van het orkest, bestaande uit bassist Johan Berthling, drummer Mads Forsby en pianist Alexander Zethson, aangevuld met een soort van eerste musicus voor de strijkers, violiste Anna Lindal en voor de blazers, trombonist Mats Äleklint. Gustaffson zelf dirigeert het volledige orkest en neemt de overige musici onder zijn hoede. Dat werkt prima, zo bleek ook gisterenavond weer. Mede ook door de opzet van de stukken, die allereerst alle leunen op een bijzonder strakke, ritmische structuur, vandaar die keuze voor de vaste ritmesectie - waarin overigens bassist Berthling de centrale figuur is, zonder Berthling geen Fire! Orchestra. Je bemerkt dan ook oplopende spanning als halverwege diens versterker het niet meer lijkt te doen. Verder is er een duidelijke structuur; zo is er afwisselend een soort van kernsolist die vanuit diverse kanten wordt aangevuld, op acties van Gustaffson. Waar spektakel kortom, hier vormgegeven met naast die ritmesectie een strijkerssectie bestaande uit twee violistes en vier cellistes, vier gitaristen, waarvan een ook op elektronica te horen is, de eerdergenoemde Daou op vocalen en elektronica, zes saxofonisten waaronder Gustaffson zelf, een klarinettist, twee koperblazers en dan nog accordeon en harp! Het betaalt zich uit en levert in die twee abstracte passages een tornado aan geluid op. Voor herhaling vatbaar, zeggen we dan. Foto's: Geert Vandepoele Labels: Ava Mendoza, festival, Fire! Orchestra CBA, Mats Gustafsson, Sakima Abdou, summer bummer (Ben Taffijn, 22.9.24) - [print]
- [naar boven] Ze bestaan dus. De platen waarop elke tik van de drumstick, elke noot en toon, van laag naar hoog, van de diepste bas tot de hoogste tinkel compositorisch van belang zijn én op een of andere manier je aandacht trekken. Complexe, ingenieuze composities (zes in totaal van de hand van de heren van stand Vermeersch en Vandenberghe) die de muzikanten vrijheid schenken, maar hen toch in een stramien houden dat je bijna voor onmogelijk houdt, zo geraffineerd is het allemaal geconstrueerd en geïmproviseerd. De hele cd biedt een veelkleurig surrealisme dat getuigt van kennis van de vele mogelijkheden die de hedendaagse creatieve muziek biedt. Deze plaat maakt je letterlijk stil door de vele ritmewijzigingen, tonale finesses, variaties van orde naar chaos. Kortom: in een wereld waarin alles sonoor mogelijk is, creëert deze uiterst getalenteerde groep muzikanten structuren die soms filmisch, soms beeldend, soms explosief, soms verstillend op je afkomen in een bijna onwezenlijk geordend geheel. Mooi is de onderliggende filosofische inslag van de plaat: naast dat éne en eenzijdige perspectief dat doorgaans de norm wordt genoemd, zijn er nog waardevolle mogelijkheden. En dat wordt hier muzikaal verklankt: hoe andere en verrijkende visies mogelijk zijn en samengelegd kunnen worden. Na de humoristische ernst van het Boggamasta-verhaal een sympathieke geloofsbelijdenis! Flat Earth Society mag zich zonder twijfel tot een van de beste bands van het ogenblik rekenen. Zowel muzikaal-technisch, compositorisch als structureel. Een intellectueel genot! Klik hier om dit album te beluisteren. Deze recensie verscheen ook in Jazz&Mo' Labels: cd, Flat Earth Society, Peter Vermeersch (Marc Van de Walle, 20.9.24) - [print]
- [naar boven] Naast dat het Belgische Sound in Motion het hele jaar door, onder de titel Oorstof, concerten organiseert - er staan al weer de nodige aankondigingen op de website - organiseert het ook ieder jaar eind augustus het tweedaagse Summer Bummer, dit jaar voor de tweede keer in het Antwerpse Trix. 30 augustus was de dag van de saxofoon, althans dat is het label dat ik erop plak, want dat instrument was veelvuldig te horen, in tegenstelling tot het koper dat slechts een rol speelde in het allereerste concert, dat van Fire! Orchestra CBA Youth, waarover later meer. Mooi aan Summer Bummer is ook - en dat geldt zeker voor deze editie, dat programmeur Koen Vandenhoudt zowel gevestigde namen uitnodigt, met als hoogtepunt het befaamde trio Evan Parker–Barry Guy–Paul Lytton, als nog vrij onbekende musici zoals Heidi Kvelvane, Lia Kohl, Adia Vanheerentals en Ornella Noulet. Tot slot past bij een improfestival dat er boeiende gelegenheidsensembles worden gevormd, die nogal eens, zo leert ons de geschiedenis, uitgroeien tot langdurigere samenwerkingen. Mats Gustafsson ken ik vooral van de baritonsax, dat hij ook de dwarsfluit bespeelt heb ik nooit geweten. Gisteren zag en hoorde ik hem daar even op als onderdeel van het concert van Fire! Orchestra CBA Youth, waarin we een aantal musici, die vaak al jaren meedraaien in dit inmiddels roemruchte orkest - naast Gustaffson violiste Anna Lindal, trombonist Mats Äleklint, bassist Johan Berthling, drummer Mads Forsby en pianist Alexander Zethson - horen in gezelschap van kinderen tussen de acht en dertien jaar, met name de blazerssectie vormend. Het gaat niet altijd geheel zuiver en de muziek is natuurlijk geenszins te vergelijken met die van het 'echte' Fire! Orchestra, dat overigens zaterdagavond het festival afsluit, maar als geheel genomen is wat hier gebeurt zeker de moeite waard. En een aantal jonge musici springt er echt uit met gloedvolle bijdragen. Een prachtige manier om een nieuwe generatie kennis te laten maken met deze muziek, iets waar Gustaffson, meestentijds dirigerend, duidelijk plezier in heeft. Altsaxofoniste Heide Kvelvane zal als klein meisje wellicht ook ooit zo begonnen zijn. Inmiddels zijn er de nodige stappen gezet en presenteert ze zichzelf hier, omschreven in het programma als new kid on the block met iets geroutineerdere musici als bassist Nils Vermeulen en drummer Tollef Østvang. Die twee laatste poken het vuur gedurende de set flink op, waarin met name Vermeulen opvalt met naast ritmisch ook sterk melodieus spel, iets waar Kvelvane dankbaar gebruik van maakt. Ze blaast of haar leven ervan afhangt springerige, maar ook regelmatig mooi melodieuze patronen. Een naam om te onthouden. Iets dat zeker ook geldt voor celliste Lia Kohl, van wie deze maand het boeiende album 'Normal Sounds' verscheen bij Moon Glyph. Hier op Summer Bummer laat ze eveneens horen zich niet te beperken tot de cello. Sterker nog: we beginnen met een vrij uitgebreide passage elektronische muziek. Duistere noise, een geluid als van naderend onweer en aansluitend meer speelse patronen, vol contrasterende hoge noten. En verderop is het een patroon van voornamelijk ruis dat dient als ondergrond voor haar meeslepende cellospel. Een feeërieke maar ook duistere set, vrolijk en zwaarmoedig, kortom een diverse en veelkleurige klankwereld, vol wonderlijke combinaties. Ook de Engelse tenorsaxofoniste Rachel Musson was voor mij een onbekende naam, iets dat niet geldt voor de ritmesectie bestaande uit bassist Olie Brice en drummer Mark Sanders, die in de afgelopen decennia hun sporen in de vrije improvisatie ruim verdiend hebben. Iets dat je hier zeker ook terughoort, met name Brice verrast op meerdere momenten met adembenemende solo's. Musson is echter zeker geen new kid on the block, ook zij is al ruim een decennium bezig en op Discogs zie ik dat ze ook al zeker twee handen vol albums op haar naam heeft staan en dus vraag ik me wel een beetje af waarom ik haar nooit eerder hoorde. Ze zijn in ieder geval aan elkaar gewaagd deze drie, die ook al vaker in wisselende samenstellingen met elkaar het podium deelden en leveren hier een puik staaltje impro af op het scherpst van de snede. Adia Vanheerentals en Ornella Noulet zijn eveneens musici die ik niet eerder kende. Hier is het echter wat minder vreemd, want deze twee dames staan nog aan het begin van hun carrière. Hier delen ze het podium met iemand voor wie dat allerminst geldt: Cel Overberghe behoort tot de weinige nog levende musici die aan de wieg stonden van de freejazz in België. Drie saxofonisten en alle drie starten ze op sopraansax. Ploppend, sissend, schurend, tot de eerste echte noten klinken, uiteindelijk perfect in elkaar hakend tot één geheel. Vanheerentals schakelt verderop soms over op de tenorsax, Noulet op de altsax, maar eindigen doen ze alle drie weer op die sopraan, een beetje zoals het begon. Daartussen horen we intrigerende combinaties en al even boeiende solo's. Dat Overberghe de nodige vlieguren achter zich heeft hoor je zeker terug, maar ook Vanheerentals en Noulet weten te overtuigen met hun bijdragen. Maar natuurlijk, die vlieguren zijn van belang, van groot belang. Iets dat nergens zo duidelijk wordt als bij dat concert van Evan Parker, Barry Guy en Paul Lytton. Begin jaren 80 verscheen hun eerste album als trio en toen stonden ze ieder al zo'n kleine twintig jaar op het podium. Ze kennen elkaar door en door en dat merk je hier aan iedere noot. En eenieder heeft zo zijn specifieke dingen. Bassist Guy mag graag van alles tussen de snaren stoppen en daar dan mee experimenteren, waarbij niets te gek is in de zoektocht naar nieuwe klanken. Lytton gebruikt regelmatig zijn snaredrum als onderlegger voor een keur aan voorwerpen, deels opgediept uit de keukenla, eveneens op zoek naar mooie klanken. Tot slot hebben we Parker. die natuurlijk vooral bekend staat om zijn lange solo's met behulp van de techniek van circulaire ademhaling. Die ene op sopraansax vormt daarbij het hoogtepunt. Wat Overberghe, Noulet en Vanheerentals met drie instrumenten doen, doet hij hier heerlijk alleen. Een wat vreemde eend in de bijt tussen al die saxofonisten is het optreden van Will Guthrie's Ensemble Nist-Nah. Percussie en niets anders dan percussie. Bestaande uit de instrumenten die deel uit maken van een Javaans gamelanorkest, aangevuld met ander slagwerk uit Zuidoost-Azië, maar ook met een drumstel. Guthrie gebruikt de muziek van daar als basis en vermengt dat met gelijke delen minimalisme, kraut- en postrock tot één krachtig geheel. Een ook visueel bijzonder aantrekkelijk optreden, waarbij we de negen musici naadloos elkaar zien en horen afwisselen op een met een enorme diversiteit aan percussie volgepakt podium. Elke muzikant weet precies wanneer op te staan, waarheen te gaan en wat mee te nemen. Zo deelt de een nog even, reeds staand, de laatste slag uit op het bekken, terwijl de ander al plaatsneemt op de kruk achter het drumstel. Een welkome afwisseling op een festival dat zich ook dit jaar niets aantrekt van genres en grenzen. Foto's: Geert Vandepoele Labels: Barry Guy, Evan Parker, festival, Fire! Orchestra CBA Youth, Lia Kohl, Mark Sanders, Mats Gustafsson, Paul Lytton, Rachel Musson, summer bummer, Will Guthrie (Ben Taffijn, 17.9.24) - [print]
- [naar boven] Lees verder in het archief...
|
Archief
Artikelen Cd-recensies Concertrecensies Colofon Festivalverslagen Interviews Jazz in memoriams
Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken? |