Draai om je oren Jazz en meer - Weblog |
|
||
|
![]() Lauroshilau - 'Live At Padova' (El Negocito, 2021) Opname: 30 november 2018 De cd schuift in mijn speler juist op het moment dat Marsrover Perseverance geland is op Mars. Deze gaat de komende jaren onder meer op zoek naar sporen van vroeger leven. Spannend! Over consistentie gesproken, wat een toeval. Vanaf het begin van de cd is de associatie van wat je hoort en de verbeelding van het desolate Marsoppervlak langdurig aanwezig. Het onbekende, vreemde en spannende van deze missie en wat het nog teweeg gaat brengen is ook van toepassing op wat deze muzikale thriller met je doet. Het is fascinerend dat je in deze lange soundscape totaal geen behoefte hebt te weten welk instrument je hoort, maar enkel gefocust bent op geluid, klankbeeld en de subtiele detailleringen ervan. Minimal electro-acoustic soundscapes met doorzicht en fijnzinnige, zachtaardige geluiden allerhande. Pure schoonheid! Hoewel je dit concert maar wát graag live had willen beleven, maakt de door Giovanni Di Domenico uitstekend gemasterde cd je aangenaam deelgenoot van wat Audrey Lauro (altsaxofoon en voorbereidingen), Pak Yan Lau (speelgoedpiano's, synthesizer en elektronica) en Yuko Oshima (drums) aan saamhorigheid, intense interacties en empathie tot stand hebben gebracht. Na ruim veertig minuten land je, een zalige muzikale belevenis rijker, weer terug op aarde. Wederom een parel in de collectie van El Negocito Records. Klik hier om dit album te beluisteren. Labels: cd, Lauroshilau (Cees van de Ven, 4.3.21) - [print]
- [naar boven] In deze recensie staan twee vocalisten centraal die het aandurfden om zonder enige vorm van begeleiding met louter hun stem te werken, te verrassen en te ontroeren. De Nederlandse Sanne Rambags realiseerde haar debuut als solozangeres met 'SONNA', op haar eigen nieuwe gelijknamige label. Eerst als download, maar inmiddels ook als lp, en de Duitse Hanna Schörken bracht 'Luma' uit via Leo Records. Sanne Rambags is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een bijzondere stemkunstenares, die stevig aan de weg timmert. Zo kwam ze hier voorbij met zowel Under The Surface als Mudita. En dat zijn dan nog maar twee van de projecten waarbij ze betrokken is. Ze zegt zelf heel open over haar ontwikkeling als kunstenaar, maar vooral als mens: "In de afgelopen jaren heb ik ervaren hoe mijn groei als uitvoerend musicus een geweldige emotie van geluk veroorzaakt heeft en tegelijkertijd een diepte van destructiviteit. Het is in die destructieve tijden geweest hoezeer ik besefte dat mijn stem mijn bron is voor genezing. De oerkracht die ik teweeg kan brengen in een moment van totale overgave aan klanken. De mogelijkheid om mijzelf uit te drukken is mijn krachtigste medicijn." Je hoort het onverkort terug in dit bijna mystieke album, vol gezongen rituelen, prachtig opgenomen in de kerk van Riel. Vijfentwintig miniaturen bevat het, meestal van nog geen twee minuten. Nu ben ik inmiddels redelijk vertrouwd met Rambags' stemgeluid en haar manier van zingen en op echte verrassingen had ik dan ook niet gerekend. Dat blijkt dus niet te kloppen, want Rambags gaat hier duidelijk een paar stappen verder dan wat ik tot nu toe van haar hoorde. Conform haar eigen woorden is dit album een soort van sjamanistisch ritueel, waarbij haar voorliefde voor de noordelijke streken van Europa sterk doorklinkt. Ze grijpt je op een aantal momenten, die zoals gezegd gelukkig niet al te lang duren, met haar vocale kunsten danig bij de strot. Om bang van te worden. Hanna Schörken was mij onbekend en dit 'Luma' is dus de eerste kennismaking. Schörken blijkt zowel schrijfster als zangeres en improvisator en studeerde daarnaast musicologie. 'Luma' is weliswaar haar debuut voor Leo Records, maar is haar tweede soloalbum, na het in 2018 bij Creative Sources verschenen 'You Told Me How To Dance'.
In de Jazztube zie een clip van 'Lethe', terug te vinden op het album 'SONNA' van Sanne Rambags. Labels: cd, Hanna Schörken, jazztube, Sanne Rambags (Ben Taffijn, 2.3.21) - [print]
- [naar boven] Grote kans dat u de vocaliste Allegra Levy nog niet kent. Het bij SteepleChase Records verschenen 'Lose My Number', waarop ze composities van trompettist John McNeil ten gehoren brengt, is haar derde album. Samen met drie andere vrouwen - pianiste Carmen Staaf, bassiste Carmen Rothwell en percussioniste Colleen Clark - weet ze echter op zeer aangename wijze te verrassen. Want het is beslist een bijzonder album geworden, temeer daar McNeil nooit liederen heeft geschreven. Zijn composities zijn instrumentele stukken waar Levy zelf teksten bij heeft gemaakt. McNeil, die deze stukken componeerde in de laatste twee decennia van de vorige eeuw, zegt over deze bewerkingen: "Allegra Levy's lyrics have a somewhat cynical, noir-ish take on the world - right up my alley." McNeil kennen we van het Thad Jones/Mel Lewis Orchestra, het Horace Silver Quintet en zijn samenwerking met Gerry Mulligan, maar zeker ook van de vele composities die de trompettist schreef en waarvan de uit New York afkomstige Levy er op dit album dus een deel ter hand neemt. Reflecterend op dit project zegt ze: "He's always been in my corner, and always been such an empathetic and important person in my life. I always felt that his melodies were really memorable, and that they told these stories." Daarmee maakte ze het zichzelf allesbehalve gemakkelijk. Het zijn dan ook echt verhalen die Levy hier brengt, half pratend, half zingend. Soms gebaseerd op de verhalen van McNeil, die hem inspireerden tot de originele composities, soms ook op Levy's eigen ervaringen. Dat het boekje bij de cd de teksten bevat van de liederen is dan ook een welkome aanvulling.
Op een aantal stukken horen we McNeil zelf, bijvoorbeeld in 'Strictly Ballroom' en 'C.J.' In de eerste horen we hem in een prachtige, mooi subtiele trompetsolo, maar let hier zeker ook op de bijdragen van Staaf en Rothwell en in de tweede klinkt hij krachtig en swingend. Een stuk waarin overigens ook Clark prachtig aan bod komt. Tot slot kan ik niet anders dan Levy's vocale kwaliteiten in alle toonaarden prijzen, een klassieke jazzzangeres in de beste traditie. Klik hier om dit album te beluisteren. Labels: Allegra Levy, cd (Ben Taffijn, 27.2.21) - [print]
- [naar boven] Sinds haar verhuizing naar Chicago in 2000 is celliste Tomeka Reid uitgegroeid tot een van de gezichtsbepalende musici in de plaatselijk scene. Ze werkt intensief samen met musici als Roscoe Mitchell, Nicole Mitchell, Dee Alexander en Mike Reed en maakte haar debuut onder eigen naam in 2015. Onlangs nam ze zowel een album op met de pianist Alexander Hawkins, 'Shards and Constellatations' voor Intakt Records, als een met gitarist Joe Morris, het bij RogueArt verschenen 'Combinations'. 'Shards And Constellations' bevat acht improvisaties en twee composities: 'Peace On You' van Muhal Richard Abrams en 'Albert Ayler (His Life Was Too Short)' van Leroy Jenkins, twee musici uit de begindagen van de AACM (Association for the Advancement of Creative Musicians), die de jazz in Chicago vormgaven. De wijze waarop dit duoalbum gestalte wordt gegeven, heeft iets van een dans. Prachtig hoe de twee musici hier samen op zoek gaan naar een delicaat evenwicht, waarbij wrijving geenszins wordt geschuwd. Nog wat schuchter, maar gaandeweg steeds ritmischer in 'If Becomes It', wat bewegelijker in het titelstuk 'Shards And Constellations', ronduit onstuimig in het toepasselijke 'Danced Together' en met weerbarstige energie in 'Sung Together'. Wat daarbij vooral opvalt is de wijze waarop Reid haar instrument bespeelt, we horen haar pizzicato spelen, col legno, maar ook de kast inzetten als percussie en ja, zo nu en dan gebruikt ze haar strijkstok om de snaren op klassieke wijze te bewerken, het mooist in die Abrams-cover 'Peace On You', een rustpunt in de hectiek. Direct daarna pakken Reid en Hawkins de draad weer op, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het spannende 'A Guess That Deepens', met zijn gemankeerde ritmiek.
Labels: cd, Tomeka Reid (Ben Taffijn, 25.2.21) - [print]
- [naar boven] Op 12 februari overleed de baanbrekende freejazzdrummer Milford Graves aan de gevolgen van congestief hartfalen. Hij werd 79 jaar oud. In 2018 werd bij Graves de diagnose amyloïde cardiomyopathie gesteld, ook wel bekend als het stijfhartsyndroom - hij zou nog zes maanden te leven hebben. De in Queens geboren muzikant had de hartslag als een bron van ritme bestudeerd sinds de jaren zeventig en had andere spelers aangemoedigd om het tempo van hun hartslag in hun optreden op te nemen. "It's like some higher power saying: 'OK, buddy, you wanted to study this, here you go', vertelde Graves kort na de diagnose aan de New York Times. "Now the challenge is inside of me." Hij maakte zijn ziekte onderdeel van zijn muziek en zijn werk als beeldend kunstenaar, in de overtuiging dat hartaandoeningen zouden kunnen worden verholpen door opnamen te maken van een ongezonde hartslag en vervolgens muzikaal een gezonder ritme uit te voeren om biofeedback aan te moedigen. Graves, geboren op 20 augustus 1941, begon op driejarige leeftijd met drummen en breidde zijn interesse al snel uit. Toen hij begin twintig was trad hij op in dans- en latingroepen in New York. Het horen van het John Coltrane Quartet met Elvin Jones inspireerde hem om zijn eigen muzikale ontdekkingen te doen, waarbij hij de dansbewegingen van de latin omzette in een nieuwe techniek: "So I said: that's all I'll do. I'm going to start dancing down below. I started dancing on the high-hat." Hij ontwikkelde een unieke stijl en opzet, zoals beschreven door criticus Val Wilmer in haar boek 'As Serious As Your Life': 'Graves moved around his drumset with astonishing speed, beating rapid two-handed tattoos on every surface. Each stroke was clearly defined so that there were no rolls in the conventional sense; the emphasis was on clarity.' In 1964 vormde hij met trombonist Roswell Rudd, saxofonist John Tchicai en bassist Lewis Worrell het befaamde New York Art Quartet. Dat decennium speelde hij ook met Albert Ayler, Miriam Makeba en Sonny Sharrock, en bracht samen met drummer Sunny Morgan het album 'Percussion Ensemble' uit, dat werd geprezen als een van de beste percussiealbums aller tijden. Graves zou later samenwerken met Sun Ra, John Zorn, Anthony Braxton, Bill Laswell, Lou Reed en Sam Amidon. Hij streefde ook een breed scala aan niet-muzikale inspanningen na - natuurlijke genezing, herbologie en eerstelijnswetenschap - in de overtuiging dat ze complementaire praktijken waren om genezing en bewustzijn aan te moedigen. In 1970 vond hij Yara uit, een vechtkunst gebaseerd op de lichamelijkheid van de bidsprinkhaan. Van 1973 tot 2012 gaf hij les aan Bennington College in Vermont over verschillende onderwerpen. In 2000 werd Graves benoemd tot Guggenheim Fellow. Een deel van het prijzengeld gebruikte hij om zijn onderzoek naar de relatie tussen muziek en het hart voort te zetten. In 2017 patenteerde hij samen met een groep Italiaanse biologen stamcelregeneratietechnologie die gebruikmaakt van frequentierespons. Jazzcriticus John Corbett schreef naar aanleiding daarvan: "Graves's heart studies confirm the falsity of one of the easiest potshots taken at nonmetrical or polymetrical drumming in free jazz, namely, that it's unnatural and doesn't mimic the heart, which is assumed to have a steady beat." In 2018 verscheen de documentaire 'Milford Graves Full Mantis'. Regisseur Jake Meginsky wees op de bijna wetenschappelijke drang van zijn onderwerp om zijn creatieve proces uit te leggen, dat duidelijk buitengewoon complex en dynamisch is. "Hij is niet terughoudend of beschermend. Hij is gevuld met energie om te delen. Dat is zeldzaam voor een muzikant." In de Jazztube zie je 'The Breath Courses Through Us', een documentaire uit 2013 over het New York Art Quartet. Bron: JazzTimes | Foto: Cees van de Ven Labels: in memoriam, jazztube, milford graves (Maarten van de Ven, 23.2.21) - [print]
- [naar boven] De Belgische jazz staat in volle bloei, dat merkten we al eerder op. En dat ondanks het feit dat ook daar de musici natuurlijk zwaar zijn getroffen ten gevolge van alle beperkingen. Cd's worden er gelukkig nog wel gemaakt, bijvoorbeeld door het onvolprezen El Negocito, dat eigenzinnige label uit Gent. In de afgelopen maanden verschenen er albums van het pianotrio Orange Moon, van het kwartet van Raf Vertessen en onder de titel 'Square Talks' de weerslag van een prachtig concert dat het Paul van Gysegem Quintet gaf bij het helaas al meer dan een jaar geleden terziene gegane JazzCase in Neerpelt, iets dat nu eens niet werd veroozaakt door Covid-19 maar door het niet langer toekennen van subsidie. Maar laten we beginnen met het titelloze debuut van Orange Moon, ofwel pianist Hendrik Lasure, bassist Manolo Cabras en drummer Mathieu Calleja. Wat direct al opvalt is dat dit trio een neutrale naam draagt en niet die van de pianist, iets wat we bij pianotrio's nogal eens tegenkomen. Daarnaast leverden ook alle drie de leden composities. En dat hoor je terug in de muziek, waarin de rolverdeling zeer gelijkwaardig is. Verder valt op dat het allemaal zeer ingetogen, dromerige stukken zijn. Lasure speelt afgewogen, zijn bijdragen nauwkeurig doserend. Cabras vinden we melodieus plukkend aan zijn bas, hij heeft weinig noten nodig om te zingen, zoals in 'Andante No2'. Iets dat we ook kunnen zeggen van Calleja; in de meeste gevallen beroert hij zijn trommels nauwelijks, met als mooi voorbeeld 'Moulin Le Retour'. Muziek dus die uitstekend past bij deze maanden van mistroostigheid, regen, wind en lockdowns. Orange Moon houdt ons overeind.
Labels: cd, El Negocito-special (Ben Taffijn, 19.2.21) - [print]
- [naar boven] De naam Amirtha Kidambi deed tot voor kort bij mij geen bellen rinkelen, ik geef het toe. Toch heeft deze vocaliste en bespeelster van het harmonium al een indrukwekkende staat van dienst. Wie namen als Tyshawn Sorey, Matana Roberts, Ingrid Laubrock, Maria Grand, Brandon Lopez, Daniel Carter, Sam Newsome, Trevor Dunn, Ava Mendoza, Matteo Liberatore en William Parker voorbij ziet komen, weet op dat moment reeds genoeg. Met haar eigen kwartet Elder Ones bracht ze in 2019 bij Northern Spy het opmerkelijke 'From Untruth' uit en vorig jaar was ze te horen op 'Artlessly Falling' van Mary Halvorson's Code Girl, dat uitkwam bij Firehouse 12 Records. Tijd dus voor een nadere kennismaking.
Labels: cd (Ben Taffijn, 17.2.21) - [print]
- [naar boven] In een afscheidsboodschap op Facebook bedankte hij "iedereen die tijdens mijn reis het vuur van de muziek zo fel heeft laten branden. Ik hoop dat degenen die de neiging voelen om te spelen, schrijven, op te treden of wat dan ook, dat ook doen. Als het niet voor jezelf is, dan voor ons allemaal." Eddy Determeyer haalt herinneringen op aan de pianist. "Chicky speelt spaarzaam, met veel aandacht voor alle individuele funky noten. De architectonische finesse van zijn solo's valt op, net als zijn rijkgeschakeerde toucher en uitgekiende pedaalgebruik." Klik hier om zijn artikel te lezen. Foto: Cees van de Ven Labels: artikel, chick corea, in memoriam (Maarten van de Ven, 15.2.21) - [print]
- [naar boven] Zoals de titel suggereert, is 'Songs From Home' een lockdownplaat. Het begon met een reeks dagelijkse online performances, die op hun beurt leidden tot een soloalbum dat Hersch opnam in zijn huis in de bossen van Pennsylvania. De periode en omstandigheden hebben een effect op de teneur van de plaat, die doordrongen is van nostalgie, intimiteit en hunkering naar schoonheid. "It’s kind of a comfort food album", zei Hersch over het album, al is het zeker geen drastische afwijking van zijn aanpak van de voorbije jaren. Recente soloconcerten, zoals in de Handelsbeurs en Flagey in 2019, volgden een klassiek Hersch-parcours: starten met wat Jobim en eindigen met Monk, met een combinatie van klassiekers, nostalgische popcovers en eigen werk ertussen gestrooid. My Fair Lady's 'Wouldn’t It Be Lovely', dat er vorig jaar bij was, opent nu 'Songs From Home' met een delicate aanslag die er geen twijfel over laat bestaan wie voor de piano zit. De compositie wordt verder uitgetekend via Hersch' gekende ingetogenheid en fragiele lyriek. De toon is zo gezet. Hersch zoekt het naar goede gewoonte ook een paar keer in de eerste helft van de vorige eeuw. 'After You’ve Gone', een song van Turner Layton uit 1918, werd in de jaren twintig uitgevoerd door Louis Armstrong, al zit Hersch met deze ingetogen trippelende en stride-getinte uitvoering dichter tegen Fats Waller. Cole Porters 'Get Out Of Town', deels opgenomen om New Yorkse vrienden een hart onder de riem te steken, voert een dansje uit dat door wat versnellingen een plagerig speels effect heeft, maar het mooist van al is de delicate versie van Ellingtons onverwoestbare 'Solitude' - dromerig gemijmer voor coronatijden zoals enkel Hersch dat kan spelen.
Hersch' vorige soloalbum, 'Open Book' (2017), smokkelde met 'And So It Goes' van Billy Joel een popsong binnen. Hij werd helemaal op het einde geplakt - alsof de uitvoerder zich haast een beetje betrapt voelde. Nu staan die nostalgische popinvloeden wat meer op de voorgrond: 'Wichita Lineman' (zie ook Glen Campbell, Tony Joe White en The Meters) is een zoetig brokje op maat van deze pianist. En pikte hij vorige jaar nog 'My Old Man' uit Joni Mitchells klassieker 'Blue', dan kiest hij nu voor 'All I Want', doordrongen van een hunkering die in deze periode nog sterker geladen is. Ten slotte is er nog 'When I’m Sixty-Four' (The Beatles): nu ook Hersch 65 geworden is, is dat een mooie afsluiter en opnieuw een bruggetje naar de stride-traditie. 'Songs From Home' verrast niet zoals 'Open Book', dat tegelijk dieper (zoals met het lang uitgesponnen 'Through The Forest') en breder ging, maar het doet wel wat het belooft: de luisteraar trakteren op een reeks 'covers' van songs die duidelijk iets betekenen voor de uitvoerder en er goed in slagen om dat gevoel over te brengen met de elegantie die zijn handelsmerk is. Hersch' schoonheid doet altijd deugd. Klik hier om dit album te beluisteren. Deze recensie verscheen ook op Enola.be | Foto: Cees van de Ven Labels: cd (Guy Peters, 12.2.21) - [print]
- [naar boven] Volgens Ken Kesey waren Lord Buckley, Neal Cassady en Rahsaan Roland Kirk de meest waanzinnige personen, de heiligste barbaren die hij ooit had ontmoet. Wacht even - Kirk kennen we, maar Ken Kesey? Neal Cassady? Lord Buckley? Eddy Determeyer belicht de vader van de hippies, diens hippe chauffeur, een geniale stand-up jazzdichter en natuurlijk ook de al even geniale rietblazer Kirk, die met gemak drie instrumenten van de saxofoonfamilie simultaan bespeelde en daar ook nog een melodie uithaalde. In de Jazztube zien we de multi-instrumentalist aan het werk tijdens het Mezinarodni Jazz Festival in Praag op 19 oktober 1967. In ruim drie kwartier krijgen we een mooie dwarsdoorsnede van de wereld volgens Kirk: een popnummer, wat van Ellington, eigen werk en alles op het hele arsenaal aan instrumenten. Klik hier om het artikel te lezen en de Jazztube te bekijken. Labels: artikel, jazztube, rahsaan roland kirk (Eddy Determeyer, 7.2.21) - [print]
- [naar boven] Met de titel 'The Promise', goed passend bij deze onzekere tijden, realiseerde de oedspeler Mehmet Polat onlangs zijn vijfde album in eigen beheer. Het is wederom een soloalbum, net als 'Ageless Garden'. En net zoals Polat voor dat album op sommige nummers samenwerkte met andere musici doet hij dat op dit album eveneens. Verder is ook dit album weer helemaal Polat, wat betekent dat we de man onmogelijk kunnen vastpinnen op één stijl, hij is en blijft een eclecticus pur sang. Het album begint met het bijzonder energieke en meeslepende 'Firefighters'. Polat had dit stuk solo kunnen spelen, maar laat zich hier begleiden door bassist Daniel van Huffelen, wat het geheel net even iets meer diepte geeft, iets wat hij ook doet op 'Swinging Hands'. Op 'Pathfinder' en 'Footprints' krijgt hij aansluitend ondersteuning van percussionist Alper Kekec en op dat laatste stuk ook van Sinan Arat, die de ney bespeelt. Bijzonder vind ik ook 'Permission', vooral door het samenspel met Elnur Mikayilov op de kamāncha. In die eerste nummers blijft Polat overigens, mede dankzij deze gastmusici, dicht bij zijn Turkse wortels, eigenlijk meer dan we tot nu toe van hem gewend waren. De sterkste jazzinvloed kent 'Swinging In Hands'. Het slagwerk van Joan Terol Amigó speelt daar overigens een belangrijke rol in, een opwindend en stomend duet. 'Fidelity To Instanbul', met wederom ondersteuning van Kekec, klinkt dan weer heel Turks en de twee weten hier met prachtige ritmische patronen meer dan te overtuigen. Ik hoorde Polat niet eerder in gezelschap van een vocalist, maar hier horen we hem samen met de Koerdische zanger Shwan Sulaiman in het opwindend ritmische 'Being The Voice' en met klarinettist en vocalist Mikail Aslan in 'Neterseno'. 'Symbolizations' en 'Nothing Is Yours' behoren tot de weinige stukken waarop we Polat echt solo horen. Het eerste stuk valt op door de atypische distortion die hij erin gooit, met een wel heel apart effect tot gevolg. Het tweede stuk is een schitterende ballade, met een weemoedige onderlaag. Tot slot klinkt het aanstekelijke 'My Cultural Womb', waarin we andermaal Van Huffelen en Amigo horen en waarin Polat duidelijk aansluiting bij de rock zoekt bij de rock, een stijl die we nu niet bepaald associëren met de oed. Maar hoe vreemd het ook klinkt, het werkt wel. Klik hier om dit album te beluisteren. Labels: cd (Ben Taffijn, 4.2.21) - [print]
- [naar boven] Bij het beluisteren van deze cd word je weer gewaar wat het betekent om vanwege de coronapandemie liveconcerten te moeten missen. Want alle sublieme in studio's opgenomen cd's of lp's ten spijt, niets dat kan tippen aan het fysiek bijwonen van een concert. Gelukkig worden er regelmatig cd's uitgebracht van liveconcerten die je auditief deelgenoot maken. Dat is ook het geval met 'Cycle' van de gelijknamige gelegenheidsformatie van Bo van de Graaf. Voortreffelijk opgenomen door Mark Peters in Brebl - Nijmegen, de thuishaven van JINJazz. Volgens de destijds geldende coronavoorschriften waren er bij dit concert een dertigtal bezoekers aanwezig. Zij waren getuige van een bezetting bestaande uit André Groen (drums, vibrafoon), Christoph Mac-Carty (piano, keyboard), Bo van de Graaf (rieten), Dion Nijland (contrabas) en Michel Mulder (bandoneon, keyboard). Na het eerste stuk 'Love At First Sight' volgt 'Bocycle'. Als Alfred Hitchcock nog geleefd had zou deze compositie van Dion Nijland zeker op zijn verlanglijst staan. Met een lome walking bass wordt hier niet veel goeds voorspeld.
In het absurdistische slotstuk 'Just Another' gaan alle remmen los en hoor je in de vocalen van Mac-Carty verwijzingen naar onder andere Louis Armstrong, Al Jarreau en Jaap Blonk. Met een abrupte slotnoot van Van de Graafs tenorsax lijkt het alsof programmator Patrice Zeegers de hoofdschakelaar van de geluidsinstallatie in Brebl omdraait en zo dit bijzondere concert tot een einde komt. Met 'Cycle' bewijst Bo van de Graaf nog maar eens wat voor een authentieke, creatieve en bevlogen jazzmuzikant, componist en ensembleleider hij al jaren is in het Nederlandse jazzlandschap. Mijns inzien past hij in het rijtje van onder andere Willem Breuker, Martin Fondse en Corrie van Binsbergen. Daarom nogmaals de oproep aan de Stichting Boy Edgar Prijs om Bo van de Graaf met stip te plaatsen op de kandidatenlijst voor de verkiezing 2021. Foto: Cees van de Ven Labels: cd (Cees van de Ven, 1.2.21) - [print]
- [naar boven] Het meest opmerkelijke aan dit duoalbum is misschien wel dat het er niet eerder van kwam. Hoogland (°1983) en Bennink (°1942) schelen twee generaties, maar hebben een sterk overlappende visie op musiceren en improviseren, die mooi wordt samengevat door Benninks credo "Improvising is like everyday life, it's like crossing the street." Improvisatie als levenshouding, het spat van deze release. Ze hebben ook geprobeerd om het beste te maken van 2020. Hoogland bracht een uitstekend album uit met Zea ('Summing'), zag een tournee in rook opgaan en vervolgens toch (zeer) kleinschalig plaatsvinden. Bennink bracht naast dit album ook een duoplaat uit met Guus Janssen, was onlangs in de weer met een binnenkort te verschijnen ICP-plaat ('Komen & Gaan') en is ook te horen op een pas verschenen archiefuitgave met Sonny Rollins en Ruud Jacobs ('Rollins In Holland'). Deze opname werd op 13 augustus gemaakt in het Bimhuis. Dat het duo van start gaat én eindigt met een compositie van Monk (resp. 'Hornin’ In' en 'Ugly Beauty') hoeft niet te verbazen. Het werk van de iconische pianist heeft altijd als een rode draad door de New Dutch Swing gelopen en dan vooral in de praktijk van Misha Mengelberg, jarenlange co-saboteur van Bennink, maar ook mentor van de jonge Hoogland. Het is dan ook vertrouwd buitelen, weliswaar met een imponerende hechtheid, door een compositie die aan Mengelbergs 'Peer’s Counting Song' wordt gekoppeld.
'Musique Automatique Typographique' zoekt het nog verder weg van de jazz, met onherkenbaar gebrom en klokkengelui, maar het blijkt te gaan om zeven exemplaren van Guus Janssens soloalbum 'On The Line', die Bennink van weerwoord dient met drumwerk op de vloer, en een knetterend percussief duet dat het duo opnieuw naar klassieker terrein stuwt: de titeltrack en 'Epistrophy' zorgen voor drie minuten interactie met die onweerstaanbare combo van speelsheid en dwarsheid. Als improvisatie betekent dat alle ideeën, geluiden en invloeden kunnen samenkomen, dan vormt het vierluik 'Frafra Traffic | Masinko Monk | Rookgordijn | Rhythm Three' daar de meest doorgedreven versie van. Loops met een oorsprong in Ghana en Ethiopië vloeien samen met Monk-tinten, drone-achtige passages en een even gave als mooie hommage aan de vorig jaar overleden Cor Fuhler, nog zo'n Mengelberg-leerling die een eigen weg insloeg. In de staart van het album wordt weer in de traditie gedoken, met een prachtige versie van 'Fleurette Africaine', een van Ellingtons meest betoverende composities, die hier gecontrasteerd wordt met Japanse bamboefluiten, en als afsluiter een delicate versie van Monks 'Ugly Beauty'.
Deze recensie verscheen ook op Enola.be | Foto's: Maarten Jan Rieder Labels: cd (Guy Peters, 30.1.21) - [print]
- [naar boven] Een van mijn eerste recensies die ik in 2014 schreef voor Draai om je oren was gewijd aan 'Icebear', het debuutalbum van de jazz-funkband Naked Ears, het vehicle van bassist Jasper de Beer. Het duurde tot vorig jaar voor het titelloze tweede album het licht zag. Eerst als download en uiteindelijk ook als cd. Inmiddels is ook de bezetting grondig overhoop gegooid, nu gevormd door De Beer, trompettist Gijs Levelt, tenorsaxofonist Remko Smid, gitarist Gil Lopez, toetsenist Patrick van Herrikhuyzen, drummer Richard Heijerman en percussionist Jasper Goedman. Verder horen we de vocalen van Paul van Musscher en Nyjolene Grey in een aantal nummers. Je kunt zo'n album natuurlijk op duizend-en-een manieren openen, maar geen past zo goed als deze oproep: 'Don’t Hide Your Funk' en dat doen we dan ook maar niet. Een half zingende, half rappende Van Musscher en een band die staat als een huis: een opzwepende ritmiek, strakke blazerslijnen en wat er zoal bij deze muziekstijl komt kijken. En dan is het tijd voor de eerste solo van Levelt, die net zo goed raad blijkt te weten met klezmer - hij en De Beer kennen elkaar onder andere van de Amsterdam Klezmer Band - als met funk. 'Branch Out' kreeg daarnaast een flinke scheut rock (let hier vooral op de ritmesectie) en overtuigt bovendien door een bijzonder swingende Grey. 'Bloozin’ Nine' valt vooral op door de gierende gitaarsolo van Lopez en de percussiesolo van Goedman. De bijdrage van Van Musscher, wederom half rap en zang, vind ik hier minder geslaagd.
Klik hier om dit album te beluisteren. Labels: cd (Ben Taffijn, 27.1.21) - [print]
- [naar boven] Valentin Ceccaldi is zonder meer een van de meest interessante cellisten binnen de Europese improvisatie van dit moment. Om al zijn projecten te tellen kom je letterlijk handen te kort en zijn muzikale diversiteit lijkt onbegrensd. Een soloalbum maakte hij echter nog niet, dit 'Ossos' is dus een belangrijke nieuwe stap. 'Enclume', 'Marteau' en 'Étrier' heten de drie stukken, oftewel: aambeeld, hamer en stijgbeugel. Prozaïsche titels voor al even prozaïsche muziek. Het gaat Ceccaldi om klank. Aardse, ruwe, diep doordringende klanken. In sterk verdichte patronen gebracht, omgeven door stiltes. Klanken die werken als gereedschap. Het is dan ook dat je weet dat hier een cello klinkt en niets anders dan een cello, want zeker in de eerste helft van het album lijk je vaak eerder te verkeren in een werkplaats waar naar hartelust wordt geboord, geslepen, geschuurd en wat je op zo'n plek allemaal nog meer kunt doen. Gaandeweg 'Marteau' belanden we in rustiger vaarwater, een lijn die Ceccaldi doortrekt in het bijzondere 'Étrier', wat veel weg heeft van folk. Qua klank lijkt hij te willen concurreren met de piccoloïs, nooit geweten dat een cello zo hoog kon klinken. Klik hier om dit album te beluisteren. Labels: cd (Ben Taffijn, 24.1.21) - [print]
- [naar boven] Drie recente cd's tonen de onverminderde populariteit van het pianotrio in onze contreien. Robert Koemans maakte, samen met bassist Alessandro Fongaro en drummer Willem Romers, met 'Cross' zijn debuut bij ZenneZ. Ramón Valle realiseerde met zijn trio, dat verder bestaat uit bassist Omar Rodriguez Calvo en drummer Jamie Peet 'Inner State' via In+Out Records. En Jeroen van Vliet maakte in eigen beheer een nieuw album met zijn Moon Trio (bassist Cord Heineking en drummer Mark Schilders): 'Monochromes'. In het boekje bij de cd noemt Koemans zowel John Coltrane als Edward Elgar. Op zijn debuut 'Cross' horen we dan ook prachtige huiskamerjazz, met een flinke scheut klassiek. En net als we eerder zagen bij Aaron Diehl is ook dit 'Cross' primair het album van Koemans. Fongero en Romers, die hij kent van zijn studie aan het Codarts in Rotterdam, spelen een belangrijke, maar dienende rol op dit album. Naast een prima pianist betoont Koemans zich overigens ook een zeer interessant componist. Het zijn stuk voor stuk prachtige, lyrische muzikale verhalen. Meestal is een melodie leidend, maar Koemans schuwt abstracties geenszins. Daarnaast heeft hij goed nagedacht over de structuur en de samenhang tussen de drie instrumenten. Zo voegt Fongaro met zijn strijkbewegingen duidelijk spanning toe aan 'Come Home'. Opvallend rustige nummers, over het algemeen. Een enkele uitzondering als het titelstuk, met mooi staccato pianospel en fijne roffels van Romers, daargelaten. Bijzonder vind ik ook 'The Bucket' vanwege de stomende groove, 'McGuiness Boulevard' vanwege de onderhuidse spanning en de enige cover, 'Philadelphia' van Neil Young: het is weer eens wat anders dan een jazzstandard.
Labels: cd (Ben Taffijn, 22.1.21) - [print]
- [naar boven] Vanavond, 21 januari, brengt de Belgische televisie een documentaire van Leslie Woodhead over het leven en de carrière van de Amerikaanse jazzzangeres Ella Fitzgerald. Deze documentaire duikt in het leven van Fitzgerald, wier muziek een soundtrack werd voor een tumultueuze eeuw. Haar carrière begon in 1934 met een talentenwedstrijd in het Apollo Theatre in Harlem en strekte zich uit over vijf decennia waarin ze haar passies en zorgen in haar muziek weergaf. Met interviews met Smokey Robinson, Jamie Cullum, Tony Bennett, Norma Miller en Laura Mvula. De documentaire is te zien op Canvas, aanvang 23.15 uur. Labels: aankondiging (Maarten van de Ven, 21.1.21) - [print]
- [naar boven] In de Britse improvisatie en ver daarbuiten kunnen we zo langzamerhand niet meer heen om de altsaxofonist Colin Webster. Ook in onze contreien is hij, met name door de samenwerking met de gitarist Dirk Serries, een graag geziene gast. Tijd om deze veelzijdige musicus en eigenaar van het label Raw Tonk hier eens uitgebreider te portretteren. Vandaag daarbij ook de schijnwerpers op drummer Andrew Lisle, met wie hij al de nodige jaren intensief samenwerkt. Laten we daarom beginnen met het op Serries' label A New Wave Of Jazz verschenen 'New Invention', waarop we de twee in duet horen. Beiden hebben een voorliefde voor de onstuimige, op het eerste gehoor meer chaotische vormen van de vrije improvisatie, zo leert ons ook opener 'Knucklas' en het verdere verloop van dit stormachtige album. Er is hier echter wel degelijk structuur, maar door het ongewoon hoge tempo en de grote mate van complexiteit valt het niet altijd mee om die te ontwaren. Daarbij komt de tomeloze energie van Webster, of zoals Guy Peters het noemt binnenin 'New Invention': "his 'punk' spirit". Hij is het type saxofonist die alles uit de kast trekt - vergelijk hem rustig met mannen als John Zorn en Dave Rempis. Ons en zichzelf nauwelijks rust gunnend. Lisle heeft echter geen enkele moeite om hem bij te houden. Een eindeloze stroom roffels, zo nu en dan onderbroken door een spervuur aan gerichte slagen, dicht naadloos ieder gaatje dat er dreigt te vallen. De twee zitten elkaar van begin tot eind op de hielen. De enige uitzondering op al dit muzikale geweld is 'Kuggar', het zesde stuk. Hier laten de beide musici horen ook prima overweg te kunnen met ingetogen noten en de daarbij behorende stiltes.
Labels: cd (Ben Taffijn, 20.1.21) - [print]
- [naar boven] Bill Evans zou de geschiedenis ingaan als een briljant pianist en componist, maar wellicht nog wel het meest als de man die voor het pianotrio een compleet nieuwe standaard zette. Het trio met bassist Eddie Gomez en drummer Jack DeJohnette bestond slechts een paar maanden, maar wordt alom gezien als een van de meest innovatieve van die lange serie trio's die Evans had. En fans roepen al vijftig jaar dat de maand dat het trio concerteerde bij Ronnie Scott's in Londen behoorde tot het beste wat Evans ooit heeft gedaan. Er waren alleen geen opnamen. Tot eind vorig jaar 'Live at Ronnie Scott’s' verscheen bij Resonance Records. Wat we zeker weten is dat het trio speelde op het Jazzfestival van Montreux, op 15 juni, een concert dat ook werd uitgebracht. Vrijwel zeker bestond het trio toen al één al twee maanden in die samenstelling, nadat DeJohnette Arnie Weiss had vervangen, alleen zijn er uit die eerste periode geen opnames. Mede dankzij Resonance kunnen we het pad verder volgen: op 20 juni staan ze in de legendarische MPS Studio, in 2016 uitgebracht als 'Some Other Time: The Lost Session From The Black Forest' en twee dagen later in de studio in Hilversum, een sessie die in 2017 werd uitgebracht als 'Another Time: The Hilversum Concert'. En dan staan ze in juli dus in Ronnie Scott's. Dát er opnamen waren - ze zaten in de privécollectie van DeJohnette - was al iets langer bekend, maar er werd altijd gedacht dat deze te slecht waren om uit te brengen. Bij nader onderzoek blijkt dat echter alleszins mee te vallen. Er zit hooguit wat ruis op de lijn, maar de verrichtingen van de drie musici zijn prima te volgen en de artistieke kwaliteit maakt veel goed.
Heel bijzonder in die tijd was de ruimte die Evans zijn medemusici bood. Zo horen we in 'A Sleepin’ Bee', 'Yesterdays' en Stella By Starlight' vrij lange bassolo's die hiervan getuigen en in 'Someday My Prince Will Come' en 'You’re Gonna Hear From Me' substantiële bijdragen van DeJohnette. Maar nog veel belangrijker om te benoemen is de opbouw van de stukken. Neem als voorbeeld de standard 'Turn Out The Stars'. Evans begint solo met een duidelijk melodisch patroon, dan vallen Gomez en DeJohnette bij en valt het hechte samenspel op, volledig gericht op harmonie. Of de al even bekende ballade 'Spring Is Here', met direct vanaf het begin dat prachtige, in elkaar verweven samenspel. En het klinkt opvallend simpel wat hier gebeurt, terwijl je weet dat het dat geenszins is. Terug in Amerika staan ze nog in de Village Vanguard, waarvan het concert van 23 oktober 1968 ook door Resonance werd uitgebracht, in 2012 als 'Live At Art D’Lugoff’s Top Of The Gate' en in de Webster Hall (samen met het concert in Montreux terug te vinden op 'The Complete Bill Evans On Verve') en dan is het klaar. Eind november wordt bekend dat Tony Williams opstapt bij Miles Davis, die net bezig is met 'In A Silent Way'. Een vacature die wordt ingevuld door Jack DeJohnette. Labels: cd, onder het stof vandaan (Ben Taffijn, 18.1.21) - [print]
- [naar boven] Het duo Dirk Serries - Martina Verhoeven vormt inmiddels een vaste waarde in de Belgische vrije improvisatie en ver daarbuiten. Jazz kunnen we het niet echt noemen, mede door het feit dat Serries' wortels meer in de experimentele muziek liggen, maar klassiek is het evenmin. De muziek die die het tweetal maakt past dan ook vaak beter bij die van de Wandelweiser Groep, het label Another Timbre of Insub dan bij de free jazz en aanverwante stromingen. Twee nieuwe cd's en een cassette, alle verschenen bij Serries' eigen A New Wave Of Jazz-label tonen de veelzijdigheid. 'Imaginary Junction' namen Serries en Verhoeven op met twee Engelse gelijkgestemde musici, waar ze reeds eerder mee samenwerkten: Cath Roberts op baritonsax en Tom Ward op fluit, klarinet en basklarinet. Twee zeer intense sets, waarin dit kwartet op zoek lijkt te gaan naar hoe de vier instrumenten en de klanken die ze kunnen voortbrengen (Serries bespeelt op alle drie de albums akoestische gitaar, Verhoeven de piano) zich tot elkaar verhouden. Echt samenvallen doet de muziek daarbij vrijwel nergens, het blijft schuren. Gelukkig, want dat maakt dit album nu net zo spannend. Soms herkennen we de wezenlijke kenmerken van een instrument, klinkt duidelijk de klarinet van Ward, of Verhoevens piano, maar regelmatig is dat helemaal niet het geval. Dan horen we geritsel, gekraak, geknars, een feest van onbestemde klanken, niet direct te herleiden tot een van deze instrumenten. Wat dit album nog specialer maakt is de wijze waarop het tot stand kwam. Waar reizen het afgelopen jaar niet lukte, bracht het internet uitkomst. Serries en Verhoeven zaten in Sint-Lenaerts in de studio, Roberts en Ward in het Engelse Brockley. Via JackTrip-software werden zo letterlijk grenzen overschreden.
Labels: cd (Ben Taffijn, 15.1.21) - [print]
- [naar boven] Op 11 januari overleed Howard Johnson, misschien wel de bekendste tubaspeler in de hedendaagse jazz van de afgelopen decennia. Hij werd 79 jaar oud. Johnson, geboren in Montgomery, Alabama, op 7 augustus 1941, was een veelzijdige muzikant. Zo speelde hij niet alleen tuba en baritonsax, maar ook andere rietinstrumenten en cornet. Hij verhuisde in 1963 naar New York, waar hij samenwerkte met Charles Mingus (1964-1966), Hank Crawford en Archie Shepp. In 1966 begon Johnson een samenwerking met Gil Evans, die met tussenpozen zo'n twintig jaar zou gaan omvatten. Eind jaren zeventig vormde hij de tuba-band Gravity, die in 1996 eindelijk de kans kreeg om de studio in te gaan - en te spelen op het Monterey Jazz Festival. Met Howard Johnson's Nubia maakte hij voor het Verve-label als baritonsaxofonist in 1995 zijn debuut met 'Arrival', een hommage aan Pharoah Sanders. Johnson nam ook op met de bands van Rahsaan Roland Kirk, McCoy Tyner, Jack DeJohnette, Gerald Wilson, Jimmy Heath, Charles Tolliver, George Russell, George Gruntz en The Jazz Composer's Orchestra. Hij beperkte zich niet alleen tot jazz, getuige zijn bijdragen aan albums van Taj Mahal, The Band ('Rock Of Ages', 1972), Muddy Waters' ('The Muddy Waters Woodstock Album', 1975), John Lennon en Yoko Ono ('Double Fantasy', 1980). Ook was Johnson in de jaren zeventig muzikaal leider van de huisband van het satirische programma Saturday Night Live. In de Jazztube een aflevering van Liner Notes Legends, waarin Howard Johnson vertelt over zijn muzikale opvoeding, een toevallige ontmoeting met Eric Dolphy die hem naar New York bracht en de diverse muzikale relaties die hij heeft opgebouwd gedurende zijn carrière. Met een optreden van Howard's tuba-ensemble Gravity aan het Harlem Meer in Central Park. Foto: Cees van de Ven Labels: in memoriam, jazztube (Maarten van de Ven, 13.1.21) - [print]
- [naar boven] Tussen 27 en 30 november 2017 ontmoetten rietblazer Anthony Braxton en gitarist Eugene Chadbourne elkaar in het fameuze Firehouse 12 in New Haven, Connecticut. Vier decennia wachtte Chadbourne naar eigen zeggen op dit moment! De opnames daarvan werden onlangs door de Tri-Centric Foundation, de stichting die het erfgoed van Braxton beheert, uitgebracht in een acht cd's tellende box: 'Duo (Improv) 2017'. Het is op zich natuurlijk een bijzonder duo, Braxton en Chadbourne. Ze hebben weliswaar de free jazz met elkaar gemeen, maar verschillen in een aantal zaken als dag en nacht. Komt Braxton overduidelijk uit de jazztraditie, Chadbourne heeft een achtergrond in de americana en de country. Het meegebrachte instrumentarium laat dit duidelijk zien. Braxton heeft zo ongeveer alle type saxofoons bij zich, van de sopranino tot de zelden gebruikte contrabassax, evenals een contrabasklarinet en Chadbourne bezit een uitgebreidde collectie gitaren en banjo's, deels geprepareerd. Genoeg hardware dus voor dit muzikale avontuur, verdeeld over acht schijven en evenzoveel stukken, gewoon aangeduid met 'Improv One' tot 'Improv Eight'. Ze duren allemaal net geen uur, een zandloper bewaakte de tijd.
Daarbij is dit een mooie combinatie van instrumenten. Want waar vindt je een banjo in de free jazz? En dat in combinatie met een contrabassaxofoon. Alleen al die combinatie van instrumenten maakt deze box meer dan de moeite waard. Die collectie saxofoons geeft Braxton de gelegenheid lange lijnen te trekken, waarin boventonen een grote rol spelen, terwijl Chadbourne zich meestal tot tokkelen beperkt, een totaal ander scala aan klanken oproepend, zeker als het gaat om die banjo. Van vermenging is dan ook meestal geen sprake. Al zijn er ook op die regels uitzonderingen. Zo grijpt Chadbourne op meerdere momenten naar zijn elektrische gitaar om vergelijkbare klankwerelden op te kunnen roepen. Over het algemeen gaat het er redelijk beheerst aan toe in deze improvisaties. Het lijkt de twee meer te doen om het bouwen van een interessante klankwereld dan om te overdonderen. Maar ook op deze regel zijn uitzonderingen: zo nu en dan laat Chadbourne zijn gitaar wel heel vervaarlijk grommen en janken, iets dat Braxton nogal eens uitnodigt om er met zijn bassax nog een schepje bovenop te doen. Klik hier om deze cd-box te beluisteren. Labels: cd (Ben Taffijn, 9.1.21) - [print]
- [naar boven] Ook dit album werd live opgenomen in Splendor (een maand later dan 'Cretan Dialogues'), maar is een heel ander beestje. Kreeg je op de kwartetplaat vooral Moore de componist en bandleider te horen, dan gaat het hier om de improvisator. En daarvoor krijgt hij gezelschap van twee andere uitgeweken Amerikanen. Drummer Gerry Hemingway, die vooral faam verwierf via het legendarische Quartet van Anthony Braxton, speelde voor het eerst met Moore in de late jaren tachtig en is sinds zijn verhuizing naar Zwitserland weer vaker in de buurt. Derde man is bassist Barre Phillips, veteraan van vele veldslagen, pionier van de soloperformance en een muzikant die speelde met talloze van Moore's muzikale helden, van Steve Lacy (die eer bewezen wordt via de songtitels) en Jimmy Giuffre tot Ornette Coleman en Paul Bley. Samen gaan deze drie resoluut voor de vrijheid. In vier stukken, samen goed voor een uur, spelen ze muziek die wortels heeft in de Amerikaanse freejazztraditie, maar hier in evenwicht gehouden met een meer Europees getinte insteek. De drie beheersen de jazztaal dan ook tot in de puntjes, iets dat onvermijdelijk doorsijpelt in hun spel, maar begeven zich ook richting non-idiomatische vrijheid. Doorheen dit geduldige uurtje krijg je een behoorlijk brede staalkaart aangereikt, met momenten van abstract textuuronderzoek, maar ook passages die teren op dwingende repetitiviteit of nu en dan zelfs een verrassend melodieus moment. Hemingway oefent een indrukwekkende controle uit op klankkleur en timbres, en verkiest soms een ultra-rudimentaire aanpak, maar gaat soms ook perfect op met de geïnspireerde Phillips, die zowel met vingerwerk als met de strijkstok imponeert.
Geen makkelijk tussendoortje en al helemaal geen robuuste energiestoot, maar een beheerste collectieve exploratie die eigenzinnig ingevuld wordt. En dat heeft het album dan weer gemeen met de twee andere. Bij Moore gaat het er altijd net dat ietsje anders aan toe. Het referentiekader voelt vertrouwd aan, de uitvoering zorgt soms voor een verrassende struikelbeweging. Het houdt ook de luisteraar op z’n qui vive. Klik hier om dit album te beluisteren. Deze recensie verscheen ook op Enola.be | Foto: Cees van de Ven Labels: cd, Michael Moore-special (Storm Bakker, 6.1.21) - [print]
- [naar boven] De ook in onze contreien bekende Portugese trompettist Luís Vicente timmerde in het voorbije jaar behoorlijk aan de weg. Niet alleen verscheen er het soloalbum 'Maré', dat door collega Cees van de Ven hier enthousiast werd besproken, ook verschenen 'Unnavigable Tributaries', dat Vicente opnam met bassist Olie Brice en drummer Mark Sanders, en 'Goes Without Saying, But It's Got To Be Said', dat hij maakte met saxofonist John Dikeman, bassist William Parker en drummer Hamid Drake. Tot slot verscheen 'Pliable', een nieuw album van In Layers, dat Vicente vormt met gitarist Marcelo Dos Reis, pianist Kristján Martinsson en drummer Onno Govaert. Op 'Unnavigable Tributaries' klinkt Vicente vaak opvallend lyrisch. In opener 'Côa' bijvoorbeeld, al kruidt hij ook hier zijn spel regelmatig. Overigens net als in 'Tua', waar we Sanders en Brice hermetisch ritmische patronen horen produceren, terwijl Vincente zich op zijn trompet op creatieve wijze tussen melodie en abstractie beweegt. Ze sporen elkaar hier duidelijk aan tot grote hoogte. Dat Sanders een meer dan bijzondere drummer is, merk je in de razende solo in ditzelfde stuk. Bijzonder is ook Vincentes klank in 'Sabor'. De hoge klank, duidelijk veroorzaakt door het gebruik van een demper, en het wah-wah effect maken dit tot een zeer boeiend stuk. Bijzonder zijn ook zeker de zeer experimentele stukken 'Corgo' en 'Tavora', die zijn soloalbum weer in herinnering roepen. Vincente bespeelt zijn trompet hier afwisselend zeer onorthodox en op wat meer traditioneel melodische wijze, mede dankzij de wederom ritmische structuur, die uitmondt in twee krachtige stukken.
Labels: cd (Ben Taffijn, 3.1.21) - [print]
- [naar boven] Lees verder in het archief...
|
Archief
Artikelen Cd-recensies Concertrecensies Colofon Festivalverslagen Interviews Jazz in memoriams
Redactieadres: Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken? |