Laatste Bimhuisconcert aan de Oude Schans merkwaardig én gedenkwaardig
dinsdag 30 november 2004, Bimhuis, Amsterdam
In een uitverkocht Bimhuis werd een wel zeer nostalgisch laatste concert gegeven door talloze oudgedienden oftewel 'Bimmers' van het eerste uur. Ook bij de talrijke genodigden was er sprake van een welhaast ultiem reüniegevoel.
Het concert werd geopend door het nieuwe trio Blom/Dooyeweerd/Van Hemmen, waarin bassist Arnold Dooyeweerd – als oudgediende en sinds jaar en dag workshopleider in het Bimhuis – een stuwende en stimulerende rol speelde. Het trio speelde behoedzame, su-blieme, avant-garde kamerjazz. Vooral tenorist Jasper Blom zocht en vond weloverwogen, melodische lijnen, die gepaard gingen aan een merendeels zacht aangeblazen warm geluid. Sporadisch liet Blom zich verleiden tot masculien saxvertoon en een overmoedige, emotionele far out speelwijze. De zeer jonge drummer Flin van Hemmen wist zich staande te houden naast de twee routiniers. Hij mist echter nog de flair en het elan om een belangrijke stempel te drukken op de onvermijdelijke interactie in het trio. Het trio sloot af met een door Dooyeweerd gecomponeerd 'Requiem Oude Schans', dat door het voltallige publiek sfeervol en jazzy getimed werd meegezongen.
Aangezien Hans Dulfer verhinderd was, moest de programmering te elfder ure nog aan-gepast worden. Het bleek mogelijk 'oldtimer' trompettist Benny Bailey – geboren 1925 in Cleveland en thans woonachtig in Amsterdam – te strikken voor een set met pianist Rob van Bavel, bassist Arjen Gorter en drummer John Engels. Bailey heeft een geweldige staat van dienst achter zich. Hij heeft gespeeld met o.a. Dizzy Gillespie, Lionel Hampton, Eddie Harris, Eric Dolphy, Stan Getz en Kenny Clarke, en maakte talloze plaatopnamen op labels als Sonet, Freedom, Enja en Hot House. Hij is een zeer verdienstelijk bebop-georiënteerd trompettist en dat was in deze ad-hoc bezetting duidelijk te horen. Het repertoire – evident in zo'n context – bestond uit louter standards en evergreens als 'Bye Bye Black-bird' (in dit geval toepasselijk 'Bye Bye Bimhuis' genoemd) en 'Pennies From Heaven'. Zeker in laatstgenoemde standard was er bij Bailey nog een vonk van vroegere virtuo-siteit en inventiviteit te bespeuren. Andere pluspunten van dit toch ietwat obligate optreden waren het enthousiaste drumwerk van John Engels en Van Bavels avontuurlijke en geïnspireerde pianosolo in 'Bye Bye Blackbird'.
Na dit mainstream intermezzo konden we ons opmaken voor het volgende belangrijke concert. De 'Heavy Soul Inc.' musici - drummer Han Bennink, bassist Arjen Gorter en trombonist Wolter Wierbos - betraden het podium met in hun kielzog pianist Misha Mengelberg en good old Archie Shepp, tenorist/avant-gardist van het eerste uur. De confrontatie tussen Archie Shepp, thans min of meer spelend in de mainstream traditie, en ICP-ers Mengelberg en Bennink beloofde heel wat. Op het eerste gehoor werd de verwachting ook waar gemaakt. Han Bennink speelde of zijn leven ervan afhing en zweepte Shepp op tot verregaande exploraties van Herbie Nichols' bluesschema. Daarna was het wel zo'n beetje gebeurd. Het klikte niet zo erg tussen de pover piano spelende Mengelberg en de rest van de groep. Mengelberg leek zich geenszins te willen aanpassen aan Shepps exorbitante, blues-georiënteerde soli. Het blijkt toch dat Mengelberg uitsluitend functioneert binnen het ICP-concept. Na het door Wierbos dapper ingezette 'Caravan', met daaraan gekoppeld een voortreffelijke trombonesolo, wist Mengelberg door een inadequate begeleiding te bewerkstelligen dat Shepp er abrupt de brui aan gaf en na de afkondiging gezwind het podium verliet, Misha en co verbouwereerd achterlatend.
Aan het J.C. Tans Orchestra werd de eer gelaten de slotavond muzikaal af te sluiten. Een goede keus. Enerzijds omdat het orkest al sinds jaren niet meer op de podia te beluis-teren is en anderzijds omdat de muzikanten van het orkest hun sporen in het Bimhuis duidelijk hebben verdiend; mannen als Sean Bergin, Ernst Glerum, Boy Raaymakers, Han Bennink, Ab Baars en uiteraard Tans himself. De heel kleine bigband speelde het van eertijds bekende repertoire. De arrangementen werden misschien niet altijd superstrak uitgevoerd, de soli van Bergin, Raaymakers, Wierbos en (in dit geval pianist) Glerum waren daarentegen zeer de moeite waard. Erg opvallend en hevig swingend was Benninks bijdrage in het geheel. Terecht moest de groep terugkomen voor een toegift. Met J.C. Tans bescheiden hit 'Rum Reggae' werd het concert fraai afgesloten.
Een zowel merkwaardig als gedenkwaardig slotconcert in het inmiddels 'oude' Bimhuis, dat natuurlijk evident is voor de jazz en de 30-jarige jazzconcertpraktijk van de BIM.(Jacques Los, 7.12.04) - [print]
- [naar boven]
Internationale avant-garde in het Bimhuis
zaterdag 27 november 2004, Bimhuis, Amsterdam
De laatste concerten in het Bimhuis – dat verhuist naar het nieuwe muziekcentrum aan de Piet Heinkade – aan de Oude Schans worden hoofdzakelijk uitgevoerd door de crème de la crème van de moderne Nederlandse jazzmusici. Het concert van zaterdagavond jl. vormde echter, met het beginconcert door Scott Hamilton, hierop een uitzondering. De drie groepen hadden namelijk een internationale bezetting.
De groep die als eerste aantrad was de formatie van de Duitse pianist/komponist Georg Graewe. Hij was reeds eerder in het Bimhuis te beluisteren, onder meer met Anthony Braxton. Naast Graewe, die zich – terecht - veel soloruimte toeëigende (in de geest van de virtuoze Cecil Taylor), was vooral de Italiaanse trombonist Sebi Tramontana een aan-stekelijk solist. Hij produceerde een prachtige volle klassieke klank op zijn instrument en schroomde niet moderne embouchuretechnieken toe te passen. Saxofonist Tobias Delius had in het geheel een bescheiden rol, hetgeen ook in zijn soli navenant tot uitdrukking kwam. Kenmerkend waren vooral de collectieve improvisaties waardoor er een zeer energieke overall sound en groove ontstond. De ritmetandem – bassist Kent Kessler en de weergaloze Michael Vatcher – legden de basis voor dit powervolle optreden.
Ellery Eskelin, één van de top avant-garde saxofonisten, gaf met zijn vaste trio van Andra Parkins (accordeon/samples/keyboards), Jim Black (slagwerk) en gastsoliste vocalist Jessica Constable, eveneens een enerverend concert. Met 'It’s A Samba' - een avant-garde equivalent van de 'one note samba' - werd de set geopend waarin zowel
Jim Black als Eskelin met krachtige soli hun visitekaartje afgaven. Eskelin is een tenor-saxofonist die naast het avant-garde stramien de geschiedenislessen niet naast zich neer heeft gelegd. In zijn spel zijn honkers & screamers-elementen te beluisteren en qua toon-vorming neigt hij naar het 'oude' geluid (Hawkins, Webster). Het groepsgeluid is zeer apart door toedoen van de accordeon - bijna het ouderwetse caféorkestje: saxofoon, accordeon, drums - en de vocale bijdrage van Jessica Constable. Naast de specifiek avant-garde jazz-aspecten vormen componenten uit de hedendaags gecomponeerde muziek een niet onaanzienlijk bestanddeel in Eskelins muzikale vocabulaire.
De avond werd afgesloten met een set van het all-star gezelschap Available Jelly, de groep van de levendige internationale Amsterdamse scene. Wierbos, Boeren, Moore, Delius, Glerum en Vatcher. Vrolijke, down-to-earth, hoofdzakelijk door Michael Moore gecomponeerde blaasmuziek. Naast collectieve improvisaties ook hier ruimte voor de nodige soli. Glansrollen voor al de blazers. In het bijzonder de fraaie toon en melodische lijnen van altist Michael Moore en de zeer aanstekelijke calypso-solo (ter afsluiting en voor de toegift) van tenorist Tobias Delius. Geen wonder dat de Nederlandse impro-jazz internationaal in hoog aanzien staat!(Jacques Los, 1.12.04) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...