David Linx & Brussels Jazz Orchestra - 'Changing Faces' (Enja, 2007)
Een uitgave van het BJO, ditmaal met zanger David Linx in de hoofdrol. Vocale alleskunner Linx is op deze cd eigenlijk ook orkestlid, hij vocaliseert als een instrument. En daarbij leverde hij voortreffelijke compositorische en tekstuele bijdragen op deze cd. Buigzaam en klankenvol gaat hij zijn weg in en langs de melodielijn met groot stembereik en scatvermogen. Maar ook het BJO laat weer zijn beste kant zien en geeft fraai vorm aan de diversiteit van de arrangementen.
Linx' timing, frasering en verstaanbaarheid en improvisaties zijn adembenemend. Volstrekt uniek en een gelijke is nauwelijks te vinden. 'Bilhete', een compositie van Braziliaanse singer-songwriter Ivan Lins wordt als duet door Linx en Lins overtuigend gezongen. Naast Lins zijn ook Natalie Dessay en Maria Joao op deze cd te horen.
Variatie is er genoeg qua moods, ritmes en tempi. Om de schoonheid van deze cd optimaal te ondergaan is geconcentreerd luisteren essentieel, alleen dan zullen de creatieve subtiliteiten van David Linx en het BJO niet aan je voorbij gaan. Ook voor hen die vocale jazz afwijzen als zijnde niet echt relevant, is deze cd een aanbeveling. Geen gemakkelijke hapklare kost misschien, maar wel een cd die meer muzikale pareltjes in zich bergt dan je bij een eerste luistersessie zou denken.
Een andere opinie?
Klik hier voor Koen Van Meels recensie van dit album.(Cees van de Ven, 6.2.08) - [print]
- [naar boven]
Cocqolumn #11
J.J. Johnson tweemaal live
Bladerend in een oud plakboek stuit ik op een concertprogramma. En het is ineens weer 19 november 1960, ik bevind me in het Amsterdamse Concertgebouw, waar Lou van Rees (NL) en Norman Granz (VS) samen 'Jazz At The Philharmonic' presenteren. De nachtconcertversie; eerder op de avond had het Kurhaus in Scheveningen al de eer van de Nederlandse première gehad.
In latere jaren is van het North Sea Jazz Festival in Den Haag wel eens gezegd dat als je er een bom op zou gooien, de hele jazz afgelopen zou zijn. Ietwat overdreven misschien, maar iets vergelijkbaars gold zeker ook voor die novemberavond in 1960. Op het programma: het kwintet van Cannonball Adderley (met Nat Adderley, Vic Feldman, Sam Jones en Louis Hayes), een kwintet van Dizzy Gillespie (met Leo Wright, Boris Schifrin, Charles Lampkin en Art Davis) en een uitgelezen gezelschapje van meereizende grootheden: Roy Eldridge, Coleman Hawkins, Don Byas, Stan Getz, Benny Carter, Jo Jones, Candido. En niet te vergeten: J.J. Johnson, de legendarische trombonist, die tientallen jaren alle jazzpopulariteitspolls ter wereld aanvoerde in zijn categorie.
Een ongelooflijke cast, eigenlijk, als je dat zo terugziet. Daar kon je zomaar een kaartje voor kopen, tegen de somma van ƒ 2,40 (goedkoopste rang) tot ƒ 6,00 (duurste rang), waarbij je dan nog wel een paar dubbeltjes bespreekgeld moest rekenen, en 15 cent voor de garderobe (en porto, als je je kaartjes liet opsturen).
Ze zijn nog niet allemaal dood, al die coryfeeën van die avond. Maar J.J. Johnson wel, die overleed in 2001. Tot mijn geluk heb ik hem later nog eens zien en horen spelen, tijdens het SJU Jazzfestival in Utrecht, op 8 april 1994, in de kleine zaal van Muziekcentrum Vredenburg. Hij had een interessant clubje jonge collega's meegevoerd, absolute toppers van een nieuwe generatie, met Don Braden, Renee Rosnes, Christian McBride en Billy Drummond.
Die kleine zaal heeft ook een relatief klein podium, dat met die vijf musici en hun spullen, de monitorboxen, de microfoons en veel draden aardig vol was. Niet gering was onze schrik toen de lichtbejaarde meester (hij was inmiddels zeventig) met zijn voet in een snoer haakte en bijna ten val kwam – Johnson was even naar de zijkant gelopen terwijl Braden soleerde, en nu op de weg terug. Het ging allemaal nog net goed, en het concert leed er niet onder.
Ik had in die tijd als mediaredacteur van een regionale krant wat contacten in Hilversum, en wist iemand van de AVRO een cassettebandje te ontfutselen met de opname van die avond. Die heb ik inmiddels via een slim computerprogramma gedigitaliseerd en op cd gezet, en zo ben ik de trotse (en misschien wel enige in Nederland) eigenaar van een live-cd van J.J. Johnson, opgenomen in Utrecht, speelduur ruim 75 minuten.
Nou ja, de enige ben ik niet; mijn broer heeft er ook een. We zaten die avond samen in Vredenburg, op het balkon van de kleine zaal, en deze registratie is een dierbare herinnering aan een fantastische jazzavond. Ik zou ook wel zo'n bandje willen van die avond in 1960, die (moet ik bekennen) een beetje is weggezakt in de nevelen van de tijd.
(Anoniem, 5.2.08) - [print]
- [naar boven]
Jazzprofiel
Jeroen van Vliet
Met pianist Jeroen van Vliet heb ik een speciale band. We zijn generatiegenoten (1965) en zijn tevens rond dezelfde tijd als kind opgestart bij jazzpianist Willem Kühne. Dat was rond 1978. Op een of andere manier is het bij mij bij de lessen van Kühne nooit tot noten leren gekomen; Jeroen echter was wel ontvankelijk voor zowel theorie- en improvisatieles.
Jeroen werd professioneel muzikant, ik ging de kant van de sociale wetenschappen op. Ik ben hem altijd blijven volgen in zijn muzikantschap en herken door onze gezamenlijke achtergrond snel zijn eigen stijl.
Jeroen speelt virtuoos piano, met een lyrisch karakter, maar kan ook grooven als de neten! Vooral op zijn Fender Rhodes-piano. Op dit laatste instrument is hij in Nederland een van de beste spelers. Hij heeft zich gespecialiseerd in de combinatie van de Rhodes met elektronica. De meest fantastische soundscapes en grooves weet hij eruit te toveren. Dit laatste is met name te horen op de cd 'Gatecrash', die uitkwam onder de naam van Eric Vloeimans, en op de nieuwe release van saxofonist Dick de Graaf.
Hij studeerde zoals gezegd privé bij Willem Kühne en later ook bij hem op het Brabants Conservatorium. In 1991 studeerde hij cum laude af aan het conservatorium in Utrecht bij jazzpianist Bert van den Brink. Op beide conservatoria is hij ook docent geweest. Veel samenwerkingsverbanden is hij aangegaan. Berucht is de samenwerking van zijn trio met de Amerikaanse saxofonist Bobby Malach in 1992.
Jeroen heeft inmiddels vijf releases op zijn naam staan: 'Iris: Il De Re' (1989, met Herman van Haaren – viool/, Henk Koekkoek - tenorsax, Gerard Brohm – bas en Pascal Vermeer – drums), 'Who Is Afraid' (1996, piano solo), 'En Blanc Et Noir 4' (2000, met Eric van de Westen - bas en Michael Moore - klarinet/productie), 'Red Sun' (2001, met Dré Pallemaerts - drums en Frans van der Hoeven - bas), 'Unseen Land' (2004, met saxofonist Mete Erker, geïnspireerd en in communicatie over en weer met het werk van kunstschilder Mattie Schilders) en 'Momenten' (2005, volledig geïmproviseerd pianospel in samenwerking met dichter Herman Coenen). Een nieuwe release met zijn trio zal verschijnen in maart: 'The Poet & Other Tales', net als 'Who Is Afraid' opgenomen in de befaamde Rainbow Studio in Oslo.
Jeroen is een veelgevraagd pianist; hij is te horen op vele releases. Naast eerdergenoemde zijn dat onder meer albums van Kristina Fuchs, Eric van der Westen, Contraband, Ineke van Doorn, Oene van Geel, en met name de groep van saxofonist Paul van Kemenade, waarin Jeroen liefst 17 jaar speelde. Ook heeft hij samengewerkt met trompettist Eric Vloeimans in de dansvoorstelling 'Hear Me' van de groep Connie Jansen Danst, waarvoor hij veel composities heeft geschreven. Op dit moment is Jeroen bezig met een nieuwe voorstelling van dit dansgezelschap onder de naam 'Sparring Partners', samen met saxofonist/klarinettist Mete Erker. Zeven dansers met kerkorgel! De première van deze voorstelling vindt plaats op 30 maart in het Orgelpark in Amsterdam. Op het komende Oerol Festival zal hij acte de présence geven met de groep Tuig. Naast zijn eigen trio is Jeroen op dit moment voornamelijk actief in het kwartet van Dick de Graaf, Eric Vloeimans' Gatecrash, in de poppy jazzgroep Voer, en in de net nieuw opgerichte groep Estafest, die naast Jeroen bestaat uit Oene van Geel op viool, Mete Erker op sax en Anton Goudsmit op gitaar.
Pianist Jeroen van Vliet kan met een enorme intensiteit en zeggingskracht spelen. Dat is misschien wel te danken aan de beginperiode als leerling van pianist Willem Kühne, waar het ontwikkelen van eigenheid centraal stond. Ik zal hem daarom ook met veel interesse blijven volgen.
Meer Jeroen van Vliet?
The Jazztube presenteert Gatecrash met Jeroen van Vliets compositie 'Hyper'.
Onze recensie van de cd 'Unseen Land'.
Onze recensie van de cd 'Red Sun'.
Onze recensie van een concert van het Jeroen van Vliet Trio met Eric Vloeimans op 12 februari 2007 in
Wilhelmina, Eindhoven.
Labels: jazzprofiel
(Koen Scherer, 5.2.08) - [print]
- [naar boven]
'I’m Old-Fashioned': ze zong het wel, maar was het niet
Rita Reys & Peter Beets Quintet, zondag 13 januari 2008, Wilou's Basement, Veldhoven
Rita Reys, Ferdinand Povel, Martijn van Iterson, Peter Beets, Ruud Jacobs, Joost Patocka en het American Songbook. Dat waren de bepalende elementen voor een onvergetelijk concert. Aan alle voorwaarden was voldaan; een all-star bezetting, een prettige ambiance, een prima gastheer en -vrouw, en een gemotiveerd publiek dat geen noot wilde missen!
Dat is ook wat Rita Reys verdient en wat haar inspireerde om het beste van zichzelf te geven. Ze had de vorm van de dag en niemand die nog stilstond bij haar respectabele leeftijd. Ze zong als in haar beste jaren en zelfs de kokette danspasjes ontbraken niet. Kwistig strooide ze complimenten naar haar voortreffelijke bandleden. Het repertoire: 'You’re My Everything', 'I’m Old-Fashioned', 'Love For Sale', 'When Sunny Gets Blue', 'I Thought About You' en 'Don’t Explain', 'That Old Feeling', etcetera.
Allemaal titels die genoegzaam bekend zijn. Maar in handen van dit illustere gezelschap en gezongen alsof het een première betrof, maakte het verschil. De prima arrangementen waren van het "enfant terrible" (Reys) Peter Beets. De pianovirtuoos en behorend tot de top in zijn idioom. Op de snelweg van het hoofd naar zijn handen was geen sprake van filevorming of snelheidsbeperking. Tussen wat hij wilde gaan spelen en speelde, zat een nog uit te vinden tijdseenheid. En hij keek erbij of dat alles hem zelf ook verbaasde!
Onder de toehoorders waren enkele Ferdinand Povel-adepten. Zij stonden te watertanden van zijn befaamde akkoordenkennis en de toepassing ervan. Met precisiespel in schema's en changes bewees hij ook vanmiddag weer zijn terechte reputatie. Bij Martijn van Iterson was van een saai moment geen sprake. Zonder blikken of blozen bracht hij onderhoudend en creatief, uitstekend gitaarwerk. Hij was solist én begeleider. Een dubbelrol die hij probleemloos en perfect vervulde. Goed baswerk kwam van open-ear-and-mind Ruud Jacobs. Betrouwbaar, stevig en stuwend meanderde hij over de snaren. Een veelzijdig musicus annex producer, die nog altijd zeer actief is.
Drummer Joost Patocka had duidelijk een streepje voor bij Reys. Soms kreeg hij van haar toestemming om loos te gaan qua spel en dynamiek. Hij was een prominent smaakmaker en doseerde uitstekend in ballad-, medium- en uptempo-stukken. Maar onbetwist stond zijn spel in belangrijke mate in dienst van het stralende middelpunt Rita Reys.
Haar charisma, liefde voor het vak, frasering, timing en noem alle bijzondere muzikale eigenschappen die haar worden toegedicht maar op: het was er allemaal en dat deed haar zelf, musici en publiek zichtbaar goed. Het is te wensen dat de jazzvlam van deze lady of jazz nog een tijd mag blijven branden. Die wens applaudisseerde een enthousiast publiek haar na afloop langdurig toe.
Klik hier voor een fotoverslag.
(Cees van de Ven, 4.2.08) - [print]
- [naar boven]
Sebastian Gramms' Underkarl - 'Goldberg' (La Lune/Enja, 2007)
Dat sommige jazzmuzikanten een zwak hebben voor de muziek van Bach is allang geen geheim meer. Dat ze voor een nieuw project hun oog al eens laten vallen op de 'Goldbergvariaties' al evenmin. Sebastian Gramss komt met het album 'Goldberg' dan ook terecht in het rijtje van Jacques Loussier en Uri Caine, al verschilt de werkwijze van de Duitse bassist gevoelig van die van zijn voorgangers.
Eerst en vooral springt hij opvallend los om met Bachs basismateriaal. Alleen de 'Aria' en de eerste variatie worden letterlijk gearrangeerd. Alle andere stukken op het album zijn slechts geïnspireerd door de originele partituur. Toch wordt ook bij de meer getrouwe bewerkingen duidelijk dat Gramss een eigen koers vaart. De melodie van de 'Aria' wordt bijvoorbeeld verdeeld over verschillende instrumenten die elkaar telkens na enkele noten afwisselen. Toch klinkt de muziek heel vloeiend, waarmee meteen aangegeven wordt op welk niveau het samenspel van Underkarl zich bevindt.
Achter de groep zitten bassist Sebastian Gramss en drummer Jonas Burgwinkel. Deze flexibele ritmetandem stuurt de groep verschillende vaarwaters in, zonder de stijlen altijd expliciet uit te spreken: van latin, film noir, een vederlichte wals of stevige uptempo swing tot de kermisvrolijkheid in de transcriptie van Bachs eerste variatie. Daarboven bewegen zich drie muzikanten die elk een heel eigen muzikaal karakter laten horen. Rietblazer Lömsch Lehmann klinkt aanstekelijk speels (zeker in de effecten van 'Mutation 15'), terwijl gitarist Frank Wingold zich multifunctioneel laat horen. Nu eens zweert hij bij een heel clean en lyrisch geluid, terwijl hij op andere momenten een rockgerichte distortion bovenhaalt, zonder daarmee de muzikale integriteit van Underkarl als jazzgroep te ondergraven. Maar de buitengewoon virtuoze trombonist Nils Wogram valt nog het meest op. Zijn snelheid en precisie negeren alle beperkingen die doorgaans met zijn instrument geassocieerd worden. Hierdoor kan hij de meest hectische melodieën meespelen en krijgt het ensemble een unieke sound, waarin de klassieke rolverdeling tussen de verschillende instrumenten opgeheven wordt.
In de sobere kwintetbezetting – zeker in vergelijking met Uri Caine's exuberante 'Goldberg Variations' – krijgt ieder lid solomogelijkheden: niet in de klassieke thema-solo-themastructuur, maar in stukken (mutaties) die telkens rond een bepaalde solist gebouwd zijn. In deze mutaties is de geest van Bach bij momenten duidelijk te horen door knipoogjes naar het thema of door de polyfone arrangementen. Onder de solistische passages worden riffs geschoven, soms kronkelend, melodisch grillig, ritmisch hoekig of meerstemmig uitgewerkt, waardoor de begeleiding alleen al de moeite wordt. Deze knap en hectisch uitgewerkte stukken muziek worden echter zo spontaan en quasinonchalant gespeeld dat ze vanzelfsprekend en haast geïmproviseerd klinken. Dit, gekoppeld aan de precisie, de virtuositeit en knappe composities, maakt 'Goldberg' tot een schitterend album van muzikanten die op een bijzonder creatieve en persoonlijke manier omspringen met het verleden.(Koen Van Meel, 4.2.08) - [print]
- [naar boven]
Terugblik Stranger Than Paranoia 2007 (1)
Al vijftien edities lang is het Tilburgse festival Stranger Than Paranoia consistent kwalitatief, verrassend en gevarieerd. Een uitstekende manier om een jaar af te sluiten, zoals wij jaar in jaar uit mogen ervaren. In twee delen blikt Draai om je oren terug op twee goed bezette avonden in Paradox.
Op maandag 24 december 2007, kerstavond, werd de spits traditiegetrouw afgebeten door het Paul van Kemenade Quintet, dat met een energieke set met nieuw materiaal liet horen bezig te zijn aan een tweede jeugd. Zanger Jeroen Zijlstra en trompettist Eric Vloeimans gaven het optreden extra glans. Datzelfde deed de jonge hoornist Morris Kliphuis (1986) bij de daaropvolgende jazzfunkband DASH!, waar hij inviel voor percussionist Joshua Samson. Deze formatie rond rietblazer Maarten Ornstein wordt in belangrijke mate gekleurd door de bijzondere zangpartijen van de vier zangeressen, die prima renderen op de smaakvolle en gevarieerde basis die door de muzikanten wordt opgetrokken.
Lees hier het volledige verslag en bekijk de bijbehorende fotopagina van Cees van de Ven.
(Maarten van de Ven, 4.2.08) - [print]
- [naar boven]
Strikte vorm versus speelse interactie
Michaël Attias' Renku, maandag 21 januari, Jazzpower, Wilhelmina, Eindhoven
Een Renku is een Japanse versvorm waarbij verschillende dichters telkens een strofe aan het gedicht toevoegen volgens zeer strikte regels wat betreft vorm, metrum, lettergrepen, interpunctie en zelfs onderwerp. Deze dichtvorm bestaat al eeuwenlang en ontstond in een sessie van soms zelfs enkele dagen, waarbij een dichter (de gastheer) een aantal anderen uitnodigde om gezamenlijk een Renku te schrijven. Nog steeds worden er in Japan volgens deze strenge regels verzen gemaakt. Maar er zijn ook dichters die de vrije versvorm beoefenen, met wel de basisvorm (het kettingvers), maar zonder alle strikte vormregels in acht te nemen.
Met name de laatste regel was voor Michaël Attias (saxen) aanleiding om zijn trio Renku te noemen. Als gastheer nodigde hij zijn trioleden John Hebert (bas) en Saloshi Takeishi (drums) vanavond uit om op interactieve wijze dit concert vorm te geven. Het werd een avond lang spannend samenspel en improvisaties die zich kenmerkten door oorspronkelijkheid.
De composities waren vindingrijk wat betreft vorm, structuur en verrassende ritmiek. Het trio slaagde erin om complexiteit toegankelijk en verstaanbaar te maken door zelfverzekerd en helder spel. Knap uitgevoerde unisono's en listige abrupte stops werden afgewisseld met groovy of swingende collectieven en vrije impro's waar de speelpret vanaf spatte.
Attias beschikt over een aansprekend fraai geluid en voldoende technisch vermogen om klip en klaar zijn zegje te doen. John Hebert, vaste bassist van pianist/componist Andrew Hill in diens laatste levensjaren, was energiek en onderhoudend. Vogelvrij speelde hij arco falsettonen in het hoge register. Hij baste op de pitch en bouwde zijn improvisaties op intrigerende wijze op. Deze lieten aan duidelijkheid niets te wensen over.
Satoshi Takeishi maakte grote indruk. Hij is een oorspronkelijke en veelzijdige slagwerker/percussionist, met een eigen geluid. Zo beroerde hij met zijn handen de ride- en hihat-bekkens en een kleine handcimbaal voor prachtige, fijnzinnige klankkleuren. Maar hij kon ook voor de dag komen met stevig drumwerk. Zijn ferme klappen, riffs en fills waren alles behalve lukraak en zeer gevarieerd. Een drummer om van te houden.
Het werd een concert van komen en gaan. Een tijdlang werd in gezamelijkheid opgetrokken, uitgaande van voor- en uitgeschreven muzikale routebeschrijvingen. Maar dan zochten de muzikanten plotseling de vrije ruimte op, waarbij iedereen blindelings vertrouwen kon op het nodige comfort onderweg dat door de anderen werd aangereikt. Michaël Attias' Renku sprak deze avond tot ieders verbeelding met een uitstekend vormgegeven concert.
Klik hier voor een fotoverslag
Meer weten?
De website van Michaël Attias.
Klik hier voor enkele MP3's.
(Cees van de Ven, 2.2.08) - [print]
- [naar boven]
The Jazztube
Bill Evans Trio - 'Waltz For Debby'
Het fijnzinnig toucher waarmee Bill Evans (1929-1980) de toetsen beroerde, is legendarisch. Zijn intimistische spel grijpt je als luisteraar aan; zijn dromerige en hemelse klanken raken je tot op het bot. Fascinerend, soms bijna genant, alsof je rechtstreeks in contact staat met de zielenroerselen van de pianist. Maar Evans kon de luisteraar ook begeesteren met heerlijke uptempo stukken. Deze keer in The Jazztube 'Waltz For Debby', een van zijn meest geliefde composities.
De opname is afkomstig van het BBC-programma 'Jazz 625', gepresenteerd door Humphrey "So, it's goodbye for now" Lyttelton (overigens ook een trompettist en eigenaar van het platenlabel Calligraph Records). Op 19 maart 1965 gaf het Bill Evans Trio, met naast Evans bassist Chuck Israels en drummer Larry Bunker, een optreden in een Londense televisiestudio. Ze speelden daar twee sets, met klassiekers als 'My Foolish Heart', 'Summertime', 'How Deep Is The Ocean' en 'Someday My Prince Will Come'. De camera's van de BCC brachten het allemaal perfect in beeld. Met 'Waltz For Debby' sloot het trio de tweede set en het concert af.
Klik op bovenstaande afbeelding om de video te bekijken en te beluisteren.Labels: jazztube
(Maarten van de Ven, 1.2.08) - [print]
- [naar boven]
E.S.T. - 'Live In Hamburg' (ACT, 2007)
Opname: 2006
Het fameuze Zweedse trio E.S.T., bestaande uit Esbjörn Svensson (piano), Dan Berglund (bas) en Magnus Öström (drums), gaf op 11 november 2006 een live-concert in Hamburg, en de feilloze registratie daarvan (gemaakt door de technici van de Norddeutsche Rundfunk) levert een belangwekkende dubbel-cd op met bijna 120 minuten bijzondere jazz.
De rode draad door de muziek van E.S.T. is sensitiviteit: de muziek van Svensson is een levendige vorm van impressionistische jazz. Het trio speelt tien redelijk lange stukken (het kortste is zes minuten, het langste bijna negentien), allemaal van eigen hand, en toont daarin een feilloos sfeergevoel. Daarbij blijft het, los van de lange, breed meanderende intro's door Svensson, steeds plezierig pulseren – de heren behouden in alles wat ze doen het contact met de verworvenheden van de jazzgeschiedenis.
Een goed voorbeeld is 'The Rube Thing', waarin de pianist bijna drie minuten neemt om dromerig uit te weiden, waarna bassist en drummer zich bij hem voegen en het onbedaarlijk (maar subtiel) gaat swingen. Prachtige muziek.
Deze recensie was eerder te lezen in HVT Magazine.(Anoniem, 1.2.08) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...