Bik Bent Braam – 'Extremen' (BBB, 2008)
Voor de laatste cd, 'Extremen', heeft Michiel Braam, leider van Bik Bent Braam, wederom een interessante methodiek als uitgangspunt genomen. Alle dertien muzikanten in zijn ensemble heeft hij een compositie toegewezen, welke door de muzikant in kwestie 'gedirigeerd' wordt. Dit dirigeren gebeurt door middel van een tabel met aanwijzingen, zoals 'Didgeridooooooooo', en 'Laugh'. Dat is op zichzelf niet uniek; (hand)gebaren komen bijvoorbeeld voor in de Indiase karnatische traditie, en het componeren van losse thema's die door middel van improvisatie aan elkaar verbonden worden, is sinds Cecil Taylor en Sun Ra ook in de jazz gangbaar. Wel is Braams tabel vrij eclectisch, hetgeen goed bij hem past.
Deze set is afgelopen februari live opgenomen in het Bimhuis. Het live-gevoel is duidelijk aanwezig in de muziek, die avontuurlijker en minder bondig is dan wanneer het een studioalbum zou betreffen. Dat heeft voordelen, maar ook nadelen; het duurt even voordat alle muzikanten volledig op gang lijken te zijn. Na een paar nummers lijkt het ijs echter gebroken en is de Bik Bent in volle glorie te beluisteren. Met zoveel individuele klasse (Wierbos, Gratkowski, Vermeerssen, Vatcher en natuurlijk Braam zelf zijn in bloedvorm), is er genoeg potentieel voor solo's. Deze zijn dan ook volop aanwezig en volgen elkaar op zoals gebruikelijk in de experimentele ensemblemuziek: golven van geluid waaruit opeens een improvisatie opdoemt.
Op zijn best echter is Bik Bent Braam in de ensemblestukken: deze zijn puntig, zoekend en speels, in de traditie van Ellington, Mingus en Monk. Door de directieaanwijzingen van de muzikanten passen deze feilloos in het volledig vrije werk. De overgangen zijn nooit geforceerd, eerder speels en soms een beetje ondeugend. Braam klinkt afwisselend als een ontketende Taylor en een vrolijke Monk, en vult zo de ruimten goed in. Zeer memorabel is 'Puttex', de enige ballad op het album. Dit is een zeer syncopisch stuk met een melancholieke ondertoon. Tegelijkertijd is het een ideaal vehikel voor Bart van der Putten, die multiphonics op zijn saxofoon afzet tegen de warme klanken van de koperblazers. Ondanks dit imposante technische vertoon blijft het stuk zijn warmte behouden.
'Pjax' en 'Michaelx', beiden composities met een groot aandeel voor de (contra)basklarinet, zijn ook interessant. Met name 'Pjax' geeft de mogelijkheid de schoonheid van dit instrument, dat afwisselend blaffend en borrelend klinkt in de handen van Gratkowski en Van der Putten, goed te beluisteren. In 'Michaelx' ontvouwt zich, net als in een aantal andere melodieën, een vrolijk thema, dat in de verte aan het Willem Breuker Kollektief doet denken.
Het grotere experimentele jazzensemble is een vorm van grote schoonheid die de moeite waard is in de handen van de talenten, maar die ook kan vermoeien. Dat doet dit album slechts incidenteel. Soms is het, doordat het een live-opname betreft, onmogelijk duidelijkheid te krijgen over wie wat speelt of welk instrument er überhaupt klinkt. Tegelijkertijd is dat de charme van de programmatische aspecten van 'Extremen': dit is muziek die live beleefd moet worden en, zoals Braam aangeeft in zijn liner notes, elke keer totaal anders is. Met dat in het achterhoofd slaagt Braam wederom in het afleveren van een interessante luisterervaring, die na een aantal keren in de cd-speler alleen maar meer gaat intrigeren.
Meer horen?
Op de MySpace-pagina van Bik Bent Braam kun je luisteren naar drie nummers van deze cd: 'Franxs', 'Puttex' en 'Michaelx'.(Sybren Renema, 6.11.08) - [print]
- [naar boven]
De tijd vliegt bij het Pascal Niggenkemper Trio
maandag 27 oktober, Jazzpower, Wilhelmina, Eindhoven
Het seizoen is nog jong bij Jazzpower, maar het was maandag al meteen raak. Want hier stond een trio van formaat, en dat heeft het Jazzpowerpubliek geweten ook! Dit trio maakte duidelijk wat nodig is om royaal twee uur voluit te spelen, zonder in herhaling of verveling te vervallen. Daarvoor zorgden naast bassist/leider Pascal Niggenkemper en diens composities, Robin Verheyen (tenor- en sopraansax) en Tyshawan Sorey (drums).
Niggenkempers composities waren helder en ogenschijnlijk eenvoudig van opzet. Soms hoorde je een liedje, goed in het gehoor liggend en meezingbaar, maar dat duurde maar even. De heren hadden immers anders in de zin. Zoals het ontwikkelen van laagsgewijs boeiende constructies, waarmee men zorgvuldig, doch niet met voorbedachten rade, creatief de opbouw van de stukken vormgaf.
Deze opbouw verraste voortdurend door zijn ritmische variaties, improvisaties en dynamiek. En met dynamiek bedoel ik dat het trio vanuit een bescheiden pianissimo - eenmaal op stoom gekomen - met behulp van Sorey het forte bepaald niet schuwde. Vanuit het genoteerde notenspel was het een individueel komen en gaan van elk triolid met sublieme improvisaties. Fascinerende individuele exercities, zoals die veelzeggende en beklemmende intro-bassolo van 'Poême', een sterke Niggenkemper-original. Daarna vervolgde Verheyen met een bovenaardse improvisatie die tot ieders verbeelding sprak.
De leider manifesteerde zich als een uitmuntende en creatieve bassist, die alle gekende en niet gekende registers van zijn instrument boeiend exploiteerde en etaleerde. Inclusief zijn weldadige dynamische contrasten en ritmische verschuivingen. Gestreken of geplukt, met een klassieke approach of eigenzinnig eigentijds, het maakte hem niet uit; hij zette zijn bas naar zijn hand, luim of idee. In zijn composities maakte hij ook plaats voor humor en ironie, die de druk mooi van de ketel haalde.
Robin Verheyen stak wederom in bloedvorm in Eindhoven. Dit trio paste hem als gegoten. Afwisselend op tenor- en sopraansax liet hij horen wat hij waard is. Bij ieder concert worden de contouren van zijn muzikale persoonlijkheid scherper. Hij barst van ideeën en zijn improvisaties liggen qua originaliteit en eigenheid ver boven het landelijk gemiddelde. Zijn vocabulaire op zijn instrument lijkt onuitputtelijk. Als een kameleon speelde hij het ene moment uiterst contemplatief, zoals in 'Penser', dan weer uitzinnig expressief, getuige 'Brothers'. Dubbeltonen, screamen, flageoletten of enkel het geluid van de kleppen op zijn saxofoon: alles zette hij met overtuiging in.
Drummer Tyshawan Sorey had een groot aandeel in dit trio. Hij was de man met de grote oren. Steeds attent en anticiperend, of agerend op zijn medespelers. Maar vaker nog sterk inspirerend met stuwende en prikkelende accenten of passende in-en aanvullende ritmische invallen. Hij grossierde in even adembenemende als onberispelijke roffels en schoot soms legitiem en onverwachts uit zijn slof met verrassende rake klappen van sticks, mallets of handen.
Omdat er op zo'n hoog en onderhoudend niveau werd gemusiceerd, zat het concert erop voor je het wist. Na dit concert reisde het trio af naar Keulen voor het opnemen van een nieuwe cd, die in mei 2009 op de markt zal komen. Dat wordt nog even afzien dus, maar met hun cd 'Pasàpas' komen we de winter wel door.
Klik hier voor een fotoverslag van dit concert.
Meer weten?
Klik hier voor de website van Pascal Niggenkemper.
(Cees van de Ven, 4.11.08) - [print]
- [naar boven]
Rein de Graaff's Bebop Boek #2
Wynton Kelly
"Wynton was hip to anything you put in front of him, he could play it right off first time the way it's meant to be played", zei baritonsaxofonist Cecil Payne eens over pianist Wynton Kelly. In het tweede deel van een serie jazzprofielen zet Rein de Graaff deze muzikant in de spotlights.
"Als je hem (...) per se met iemand wilt vergelijken, doet hij nog het meest aan Hank Jones denken, hoewel Kelly's toucher veel gespierder is. Wat verder opvalt, is dat hij zo geweldig exact speelt. Elke noot die hij wil spelen, speelt hij ook, dit in tegenstelling tot tijdgenoten als Walter Davis jr. en Walter Bishop."
Klik hier om het te lezen.
(Jacques Los, 4.11.08) - [print]
- [naar boven]
James Carter in Nederland: Part 2
James Carter Quintet, zondag 26 oktober 2008, Bimhuis, Amsterdam
De jazzrevolutie zal niet door multi-rietblazer James Carter worden ontketend. Dat is overigens wel lastig, want heeft die niet al plaatsgevonden in de zestiger jaren onder leiding van Ornette Coleman, John Coltrane, Cecil Taylor en Albert Ayler? Inderdaad valt er niet zo veel meer te 'revolutioneren'. Daarentegen is Carter bezig met terug te keren naar de swing- en rhythm & blues-periode: oude liedjes ('Tenderly') en 'honken en screamen', maar dan wel op een moderne manier met toepassing van de freejazz-verworvenheden. Overigens, wel erg knap en virtuoos uitgevoerd. Aan techniek, enthousiasme en lekkere vette toonvorming ontbreekt het niet bij hem.
Het door Carter koesteren van de roots resulteerde in cd's met titels als 'Gardenias For Lady Day' (Billie Holiday), 'Swing Is The Thing' en 'Chasin’ The Gipsy' (Django Reinhardt). Ook op zijn meest recente cd 'Present Tense' wordt merendeels geput uit het standard repertoire, getuige onder andere Victor Youngs 'Song Of Delilah', Django Reinhardts 'Pour Que Ma Vie Demeure' en Gigi Gryce's 'Hymn Of The Orient'. Enkele van die nummers van zijn cd - inclusief de eigen compositie 'Bro Dolphy' - werden in een totaal uitverkocht Bimhuis ten gehore gebracht.
Vooral in de hommage aan Eric Dolphy wist Carter op basklarinet te imponeren. Met verve en groot technisch vertoon bewees hij – als bespeler van het nogal lastige instrument - een waardig opvolger van Dolphy te zijn. Ook op de andere rieten (sopraan en tenorsax) en de dwarsfluit demonstreerde Carter zijn fenomenale techniek. Op al die instrumenten vertoonde hij zijn meesterschap. Gedurende het concert begon ik echter wel de indruk te krijgen dat zijn muzikale virtuositeit nog al eens ten koste ging van op inhoud gerichte improvisaties.
Naast de immer groovende bas van Ralphe Armstrong en slagwerk van Leonard King waren de solo's van pianist Gerard Gibbs nogal bleekjes. Hij paste veelvuldig de nogal ouderwetse blokakkoorden-techniek toe in zijn solo's en tijdens zijn relatief spaarzame exercities met de rechterhand klaterde hij veelal in het hoge pianoregister. Als begeleider daarentegen voldeed hij meer dan bekwaam en inspireerde hij de beide blazers.
De relatief onbekende trompettist Guy Barker handhaafde zich redelijk naast het spierballengeweld van James Carter. Hij stelde zich bescheiden op en speelde als zodanig; bekwame, maar wat vlakke solo's zonder uitglijders. Dat had wat mij betreft een flinke streep feller gekund.
Beslist geen slecht concert, maar de hooggespannen verwachtingen werden door Carter & Co niet helemaal waargemaakt.
Klik hier voor een fotoverslag van dit concert door Govert Driessen.
(Jacques Los, 3.11.08) - [print]
- [naar boven]
Masada – 'Sanhedrin' (Tzadik, 2005) 2 CD
Opname: 1994-1997
De verpakking van dit product vertoont veel gelijkenis met de cd-boxen van verzameld werk van Miles Davis uit de jaren zeventig: oftewel een luxueuze verzamelbox met boekwerk. Mooi? Zeker. Het goede nieuws is dat deze twee cd's met outtakes van het sterrenkwartet Masada een mooie dwarsdoorsnede bieden van alle studiosessies tussen 1994 en 1997. Voor wie niet bekend is met de tien studio-cd's van Masada, is dit een mooie samenvatting.
Waar in de studio plek is voor nuance en detail, ontwikkelde Masada zich op het podium tot een luide karikatuur van zichzelf, waarbij snelheid en volume belangrijker werden dan melodie. Dat is jammer, maar dat was in het begin dus een heel ander verhaal. In de studio was volop gelegenheid voor experiment, en met name John Zorn en Dave Douglas vinden elkaar in meerstemmige klezmer-melodieën, zoals prachtig geïllustreerd in de klassieker 'Abidan'.
Ingetogen, melancholieke stukken worden afgewisseld met chaotische, hardere stukken. Door het ontbreken van een piano ligt de structuur van de composities open, en kan er eindeloos gevarieerd worden op een thema, naar het concept van Ornette Coleman. Je hoort hoe composities vorm krijgen en hoe er gezocht wordt naar muzikale oplossingen. Een sterrenkwartet in wording dus.
(Eric van Rees, 3.11.08) - [print]
- [naar boven]
James Carter in Nederland: Part 1
James Carter Quartet, zaterdag 25 oktober 2008, LantarenVenster, Rotterdam
Publiekslieveling James Carter is een veel- en graaggeziene gast. Carter bezit een fenomenale techniek en kenmerkend geluid in de school van de tough tenors en Ben Webster. In de loop der jaren heeft hij zijn arsenaal saxofoons uitgebreid met basklarinet en dwarsfluit, en hoewel hij op dit laatste instrument minder vloeiend is dan op de anderen, heeft dit brede palet zijn muziek verdiept.
Zijn eclectisme bleek zaterdag in Rotterdam uit elke noot; hij kent zijn boekje en de geschiedenis van de jazz, van Dixieland tot Coltrane en van R&B tot ballad. Deze kennis etaleert hij iets te gretig; soms leidt het tot overdreven spel, zoals op North Sea dit jaar bij vlagen het geval was.
Maar het moet gezegd: makkelijk maakt Carter het zichzelf nooit. Hij opende zijn concert met Sidney Bechets 'Chant In The Night', gespeeld op – hoe kan het ook anders – sopraansax. Door middel van circular breathing en eindeloze reeksen triolen deed de behandeling van het stuk denken aan Coltrane's sopraan (het andere ijkpunt voor dit instrument) en aan de hoge saxen van Roland Kirk. Deze vogelvlucht door de geschiedenis van een instrument is kenmerkend voor Carters aanpak.
Hiervan getuigde ook 'Bro. Dolhpy', een compositie van Carters laatste album, uitgevoerd op basklarinet. Dit instrument, door Eric Dolphy geïntroduceerd in de jazz, leent zich goed voor lage bromtonen en hoge piepen, en kan klinken als het gakken van een gans. Carter buitte deze – door Dolphy geïntroduceerde – cliche’s met verve uit in opzwepend machtsvertoon. Charmant was ook dat hij de Radetzkymars en delen van Bizets 'Carmen' in zijn solo verwerkte, zeker omdat dit in eerste instantie niet foutloos gebeurde. Het toonde aan dat zelfs techniekbeest Carter menselijk is.
Naast Carter maakte ook pianist Gerard Gibbs veelvuldig gebruik van citaten, zoals een wat onwaarschijnlijk 'Kortjakje' in de intro van 'Odyssey'. Dit stuk werd door Carter op fluit geopend. Zijn fluitspel is ietwat schel met een vibrato dat wat teveel golft. Dit verraadt hem als tenorist wiens kamerbrede stijl juist gebaat is bij zo'n vibrato. Toen er een tenorsolo volgde, was Carter dan ook meedogenloos en furieus. Hij klonk als Coltrane in de laatste jaren van diens carrière, maar ook als rockpionier Big Jay McNeely: veel toeten, scheuren, schreeuwen en brullen.
Deze flexibiliteit van de bandleider maakte een hoop goed, zoals de overbodigheid van een feature voor de pianist en Carters neiging te lange solo's te spelen die weinig ruimte overlaten voor de rest van de band. De toegift, een duet tussen Carter en bassist Ralphe Armstrong, liet zien dat de saxofonist wel degelijk tot interactie in staat is. Sterker nog; dan is hij op zijn best. Dat hij in kwintetbezetting werd aangekondigd, maar uiteindelijk in een kwartet zonder trompettist kwam, leek niet te deren. Carter was prima in staat de ruimte op te vullen, want wat er ook gebeurt, in zijn muzikale universum is Carter heer en meester.
(Sybren Renema, 3.11.08) - [print]
- [naar boven]
Juul Anthonissen overleden
In het Woon- en Zorgcentrum Sint-Jozef in het Belgische Wiekevorst (Heist-op-den-Berg) is op 31 oktober Juul Anthonissen (77) overleden. Anthonissen was achtereenvolgens directeur van de Dienst Film, Muziek en Dans bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en directeur van de Academie voor Beeldende en Toegepaste Kunsten van Heist-op-den-Berg.
Hij was vooral bekend als jazzspecialist. Meer dan een halve eeuw lang was hij in diverse gedaanten in de jazzwereld actief: als journalist/publicist (onder meer voor de krant De Standaard van 1965 tot 1996), als radiomaker (voor de toenmalige Radio 1, 2 en 3), als docent (aan de Conservatoria van Brussel en Gent en in talloze Vlaamse cultuurcentra), als programmator (onder andere van Jazz Bilzen van 1966 tot 1973), enzovoorts. Van 1999 tot 2001 gaf hij een eigen jazztijdschrift uit: Juul's Halo.
In 1955 stichtte hij de Hnita-Jazz Club in Heist-op-den-Berg, waar tot op heden vele groten uit de jazzwereld aantraden, zoals Charles Mingus, Keith Jarrett, Bill Evans, Chet Baker, Sun Ra, Dexter Gordon, Jackie McLean, Clark Terry en Toots Thielemans. Juul Anthonissen werd verschillende malen onderscheiden, onder meer met de Heistse Cultuurprijs in 1996 en met de internationale Blue Bird Award in het Duitse Weinheim in 2001.
De begrafenisplechtigheid vindt plaats op zaterdag 8 november om 11.30 uur in de Sint-Lambertuskerk te Heist-op-den-Berg.(Jacques Los, 3.11.08) - [print]
- [naar boven]
Een staande ovatie krijg je niet, die verdien je!
Dave Holland Quintet, woensdag 22 oktober 2008, Bimhuis, Amsterdam
Line-up: Dave Holland (contrabas), Chris Potter (sopraan- & tenorsax), Robin Eubanks (trombone), Steve Nelson (vibrafoon & xylofoon), Nate Smith (drums).
Dave Holland wordt als één van de belangwekkendste vernieuwers van het contrabasspel beschouwd. De brochure van het Bimhuis repte zelfs van de beste componerende bassist na Charles Mingus. Of dat de reden was, weet ik niet, maar zo'n vol Bimhuis heb ik nog nooit meegemaakt. Hollands participatie eind jaren zestig op revolutionaire Miles Davis-albums als 'Bitches Brew' en 'In A Silent Way' heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de bekendheid van deze inmiddels 62-jarige contrabassist, maar ook de meer dan twintig albums onder eigen naam, voornamelijk bij ECM Records uitgebracht, mogen er zijn. De één nog aansprekender dan de ander. Met zijn eigen kwintet, zéker in deze samenstelling, mochten de aanwezigen veel verwachten, want alle kwintetleden kunnen bogen op een mooie carrière, wat vooraf deed vermoeden dat tijdens dit concert niet alleen traditionele jazz gespeeld zou gaan worden.
Het eerste stuk, 'Step To It', opende met een ritmisch lopende bas, waarna de vibrafoon en drums eronder gezet werden, gevolgd door de tenorsaxofoon en trombone. De blazers speelden zowel unisono als polyfoon en leken elkaar als het ware te willen omspelen. Zij werden hierbij regelmatig fel door de ritmesectie onderbroken. Consequent hierbij, en eigenlijk gedurende het hele concert volgehouden, zorgde Holland voor een soepele en stuwende basisritmiek, die alle solisten deed ontstijgen aan zichzelf. Direct werd duidelijk, dat dit kwintet bestond uit stuk voor stuk excellent solerende musici, die daarnaast moeiteloos een dienende en kleurende rol vervulden. Steve Nelson wisselde moeiteloos van vibrafoon naar xylofoon. Nate Smith bespeelde zijn drumstel niet alleen met sticks, brushes of paukenstokken, maar ook met zijn handen. Moeiteloos bereikte hij elke gewenste klankkleur en effect.
'Soul Harbour', geschreven door Chris Potter, 'Tales Of Tears' en een onbekend vierde, fel swingend freejazz-nummer aan het einde van de eerste set ontlokten enthousiaste reacties. Weliswaar kwamen niet alle complexe passages even mooi en stabiel gespeeld over, maar ieder lid van de groep bleek in een kakofonie van geluid toch zijn eigen ding te kunnen doen. Alle stukjes van de schijnbaar onoplosbare puzzel kwamen keurig op hun plaats terecht, wat heel bijzonder overkwam.
De tweede set startte Holland met een swingende en intrigerende baslijn, Smith verkende met zijn handen alle mogelijkheden van zijn drumstel, en dat alles in een aansprekend calypsoritme. Hierbij wisselden bas en drums elkaar in een meeslepend schouwspel met grootse solo's af. 'Full Circle' van Robin Eubanks en 'Secret Garden', ingetogen gespeeld en met oosterse invloeden, volgden. Opnieuw een steeds van instrument wisselende Nelson en de blazers in een schijnbaar voortkabbelend geheel. De eerste solo werd door Robin Eubanks erg beheerst in low- tot mediumtempo gespeeld, met kleine invullende kleuraccenten op vibrafoon en een sterke ondersteuning van Holland en Smith. Echt twee alleskunners.
Het laatste stuk 'Massachusetts' van Chris Potter had een opgewekt, haast juichend klinkend thema. Potter wist, solerend in zijn eigen stuk, een ongekende hoogte in zijn spel te bereiken door alle registers van laag tot hoog te verkennen. Hierna trokken Nelson en Holland de zaak rockachtig spelend naar zich toe, maar met een ruim tien minuten durende drumsolo was het Nate Smith, die met een onwaarschijnlijke diversiteit in zijn spel de zaal plat wist te krijgen.
Een lange staande ovatie viel het Dave Holland Quintet ten deel. Een toegift kon dan ook niet uitblijven, want de zaal stond werkelijk op zijn kop. Het werd 'Easy Did It' (wat een understatement), een oorspronkelijk uit New Orleans afkomstig nummer, dat, sfeervol en opnieuw vol contrasten gespeeld, dit adembenemend mooie concert afsloot.
Klik hier voor een fotoverslag van dit concert door Joop Mutsaers.
(Rolf Polak, 1.11.08) - [print]
- [naar boven]
Amerikaanse vibrafonist Teddy Charles in Nederland
Op zaterdag 8 november (aanvang 21.30 uur) treedt de legendarische Amerikaanse vibrafonist Teddy Charles met het trio van Walter Wolff op in Sociëteit De Burcht te Leiden. Charles is in Nederland op uitnodiging van de stichting 'Leidse Jazz Geschiedenis'. Hij is eregast bij de uitreiking van het eerste exemplaar van het gelijknamige boek in de Marekerk op 6 november aanstaande.
Teddy Charles zal tijdens de uitreiking, in samenwerking met een tentet van docenten en studenten van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en de Streekmuziekschool, 'Word From Bird' uitvoeren. Charles was vriend en collega van de in 1899 in Leiden geboren componist, arrangeur en dirigent David Broekman, die hij begin jaren vijftig ontmoette. In het historische boek 'Leidse Jazz Geschiedenis' (1899-2009), wordt in het eerste hoofdstuk uitgebreid aandacht besteed aan het rijke en vooral muzikale leven van Broekman, die menig jongensdroom tot werkelijkheid liet komen.
De 80-jarige Teddy Charles, die nu voor het eerst naar Nederland komt, is een muzikaal fenomeen. Hij speelt naast vibrafoon ook marimba, xylofoon, glockenspiel, piano en percussie. Hij was tijdens het swingtijdperk lid van de orkesten van Benny Goodman, Artie Shaw en Buddy DeFranco. Charles behoort bij zijn leven nu al tot de jazzlegenden. Hij geldt als de experimentor, die met name in de jaren vijftig met zijn composities en arrangementen naar nieuwe wegen zocht. Hij musiceerde met alle groten uit de jazzwereld, waaronder Charlie Parker, Miles Davis, Shorty Rogers en Jimmy Giuffre. Ook was hij nauw betrokken bij de workshops van Charlie Mingus. Met zijn kwintet was hij in maart van dit jaar een week lang top of the bill in de New Yorkse Village Vanguard.
Na als eregast aanwezig te zijn bij de boekpresentatie van de 'Leidse Jazz Geschiedenis', concerteert Charles ook nog op vrijdag 7 november in het Bimhuis in Amsterdam.(Jacques Los, 1.11.08) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...