Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 


Cd's / Cassette
Dave Rempis portret - deel 2
Kuzu - 'Hijaisuus' (Aerophonic, 2019)
Opname: 13 september 2017
Kuzu - 'Lift To Drag' (Medium Sound, 2019)
Opname: 10 oktober 2018
Kuzu - 'Purple Dark Opal' (Aerophonic, 2020)
Opname: 14 oktober 2018

In het tweede deel van dit portret van Dave Rempis aandacht voor Kuzu. Dit trio, dat naast Rempis bestaat uit gitarist Tashi Dorji en percussionist Tyler Damon, bracht tot nu toe drie albums uit. Eind 2018 verscheen 'Hiljaisuus', vorig jaar 'Lift To Drag' en begin dit jaar 'Purple Dark Opal'. Het idee ontstond in 2017 toen Rempis het duo Dorji-Damon (Circuit Des Yeux), dat al langer samenwerkte, vroeg voor een solotour. Die eerste opnames dateren dan ook van september 2017.

Het is Damon die opent op 'Fontanelles 1 & 2', een van de twee stukken op 'Hiljaisuus'. We horen de hoge noten die je krijgt door met de achterkant van een trommelstok over een bekken te krassen. Dorji valt in en even later Rempis, hier op tenorsax, met getormenteerde klanken. Al snel gaan de drie echter nog een stap verder - deze muziek is ongeschikt voor tere zielen. Het trio trekt een muur op van gewapend geluid, waar geen doorkomen aan is. Minutenlang houdt het aan en de enige die er nog wat kleur in brengt is Rempis. In de wat rustigere momenten - die er zeker ook zijn - valt op dat dit trio meer kan dan louter herrie maken. Tyler Damon is een zeer veelzijdige percussionist die westerse klanken graag vermengt met oosterse, waar een boeiende solo verderop van getuigt. Tashi Dorji weet ontheemde, gruizige patronen aan zijn gitaar te ontlokken en Dave Rempis is meer dan menig saxofonist in staat om met zijn spel onder je huid te kruipen. Maar die momenten duren nooit lang, onherroepelijk neemt het ritme dan weer bezit van de heren, komt het geheel weer op stoom en sleept dit trio ons mee op een volgende enerverende trip. Het tweede stuk 'Gash' is een verhaal op zich waard, een enerverende geluidssculptuur waarin de drie musici een prachtig harmonisch, maar ook duister evenwicht bereiken. Rempis horen we hier vervaarlijke noten persen uit zijn baritonsax, een instrument waar we hem niet zo heel vaak op horen, terwijl Dorji en Damon een snelstromende klankrivier produceren. En over onder de huid kruipen gesproken!

De opnames van de vorig jaar bij Medium Sound als cassette verschenen 'Lift To Drag' - het album is ook verkrijgbaar als download - en het pas bij Aerophonic uitgekomen 'Purple Dark Opal' werden gemaakt tijdens dezelfde tour van het trio in de herfst van 2018. 'Hiljaisuus' was toen net uit. Het is bijna een ritueel zoals 'Spilled Out', het eerste stuk van 'Lift To Drag' begint. Damon met een langzaam ritmisch patroon en Rempis met een zeer fraaie solo op tenorsax. Dan verhoogt Damon het tempo, maar het rituele aspect blijft, iets dat Dorji aanzet tot een heerlijk gruizige, zeer meeslepende solo. Dan haakt Rempis weer aan en belanden we weer in zo'n inmiddels bekende stroomversnelling. 'Modern jazz destruction', noemen ze dat bij het label Medium Sound. En dan dat ontregelende duet van Dorji en Damon verderop, waarbij rock, noise, free jazz en niet-westerse muziek op voorbeeldige wijze in de mixer belanden. Groots is de spanning die de twee tegen het einde van dit eerste stuk opbouwen, waarmee het rituele karakter weer helemaal terug is. 'Carried Away' lijkt gezien het fluisterzachte begin te breken met alles wat we tot nu toe hoorden. Al snel blijkt echter dat dit louter een opmaat is, die het contrast met de georganiseerde chaos die erna komt alleen maar vergroot. Maar wat een heerlijk ontregelende altsaxsolo's schotelt Rempis ons verderop voor.

Vier dagen later staat het trio in The Sugar Maple in Milwaukee, Wisconsin. 'Purple Dark Opal', dat slechts uit één stuk bestaat, is daarvan de registratie. 'To The Quick' begint met wat een handelsmerk van Tyler Damon blijkt te zijn: een drumsolo die alles in zich heeft van de rollende donder. Dan horen we een zeer melodisch spelende Rempis op altsax en Dorji, die krachtige gitaaraccenten plaatst. Het leidt wederom tot een klankenstroom waarin het hechte samenspel opvalt, het tempo moordend is en de groove onweerstaanbaar. Verderop schakelt Rempis weer eens over op baritonsax. Zijn diepe en duistere geluid contrasteert mooi met Dorji's metalige spel. Tumultueus overdonderende frases volgen en iedere keer als je denkt het hoogtepunt nu wel gehad te hebben, blijk je er weer naast te zitten. KUZU. We gaan er nog veel van horen.

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 30.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd
MoE & Mette Rasmussen - 'Tolerancia Picante' (Conrad Sound, 2019)

Opname: 26-27 september 2018

Het Noorse MoE, bestaande uit bassiste Guro Skumsnes Moe, gitarist Håvard Skaset en drummer Joakim Heibø Johansen, heeft sinds het begin van het vorig decennium een stevige plek veroverd in de Scandinavische rockscene. Vanaf het begin staan ze echter open voor andere invloeden, getuige samenwerkingen met Keiji Haino, Lasse Marhaug, Okkyung Lee en recenter met de saxofoniste Mette Rasmussen. Iemand die op haar beurt regelmatig de muzikale oversteek maakt, getuige samenwerkingen met Cocaine Piss en Godspeed You! Black Emperor.

'Tolerancia Picante' heet het gemeenschappelijke kunststukje waarop dit kwartet onze huidige wereld tracht te verklanken. Zoals het persbericht zegt: 'A world without empathy, filled with contradictions, lies and abuse of power. The sound of a world that wants to build walls rather than build understanding.' Afijn, u leest ook de krant en kijkt het nieuws, dus veel dieper hoeven we er hier niet op in te gaan. Dat doet MoE wel voor ons, onder meer door de gedichten van Anne Waldman die bassiste Moe staccato in de microfoon schreeuwt als onderdeel van de disruptieve nummers. Want natuurlijk, de muziek is nu niet bepaald opwekkend en vrolijk te noemen, iets dat u niet zal verbazen. Muziekliefhebbers die louter aangenaam verpoosd willen worden, kunnen dit album dan ook maar beter laten liggen.

Rasmussen horen we in het titelstuk op haar altsax laveren tussen door MoE opgetrokken klankmuren. Het blijkt allemaal nog heftiger te kunnen, bemerken we bij 'Crystal Dancer'. Moe is amper te verstaan met haar gedicht en Rasmussen blaast de longen uit haar lijf om niet hetzelfde lot te ondergaan. Als een stoomwals dendert het trio hier overal over heen. In 'Introduction' gaat het tempo iets omlaag, maar neemt de intensiteit geenszins af. Het vormt de opmaat voor het niets aan de verbeelding over latende 'Strangle, Strangle, Strangle...'. De perfecte mix van punk, noise en free jazz.

Een inktzwart repetitief patroon leidt de suite 'This Is Who We Are' in.  Zet de volumeknop wat verder open en je voelt je stoel weg trillen. "This is what the world tells you what you are" schreeuwt Moe door de microfoon, geflankeerd door Rasmussens hoge uithalen. Dan horen we de bas op de achtergrond, als een grommend wild dier. Bijzonder is het tweede deel, 'Violently Passive'. Moe leest hier de Noorse tekst met grote intensiteit, op de achtergrond horen we die diepe, constante grom, als een laaghangende mist. Verderop dient deze als een tapijt voor de alarmerende klanken van Rasmussen. In 'Shadrach, Meschach And Abednego' blijkt het kwartet er nog een flinke tand bij te kunnen zetten, met een destructieve noise orgie tot gevolg.

Een prachtplaat, dit 'Tolerancia Picante'. Muziek die ertoe doet, van een band die laat zien wat de maatschappelijke relevantie van muziek kan zijn.

Luisteren?

Labels:

(Ben Taffijn, 26.3.20) - [print] - [naar boven]



In memoriam / Jazztube
Manu Dibango


Na percussionist Ray Mantilla (22 juni 1934-21 maart 2020) is saxofonist Manu Dibango de tweede jazzster die aan het coronavirus bezweek. In zijn woonplaats Parijs overleed Dibango op 23 maart 2020.

Manuel Dibango werd op 12 december 1933 in Douala, Kameroen geboren, dat destijds nog een Franse kolonie was. Door zijn ouders werd Manu in 1949 naar Parijs gestuurd, om daar filosofie te gaan studeren. Zijn wijsgerige gedachten gingen evenwel meer uit naar de bloeiende jazzscene ter stede en uiteindelijk zou hij zich bekwamen op klarinet, saxofoon, piano en balafon. Tot 1956 verbleef hij in de Lichtstad, waar hij een koppig brouwsel van jazz en Kameroense dansmuziek ontwikkelde en zich in de vele kleine jazzclubs manifesteerde. Daarmee was hij een pionier van wat tegenwoordig wereldmuziek wordt genoemd.

Zijn muzikale helden waren Louis Armstrong (ook vanwege diens humanitaire natuur), Duke Ellington, Charlie Parker en King Curtis. Een van de eerste nummers die hij op de (45-toeren)plaat zette was 'Tribute To King Curtis'. Zijn grote hit 'Soul Makossa' (1972) was gebaseerd op 'Memphis Soul Stew' van de popsaxofonist. Op zijn beurt werd 'Soul Makossa' gejat door vocalist Michael Jackson, die er 'Wanna Be Startin’ Somethin’' van maakte. De rechtszaak die Dibango tegen Jackson aanspande werd door hem gewonnen.

Met zijn onverzadigbare honger naar andere culturen en muziekstijlen verbleef Manu Dibango in Europa (met name Frankrijk en België), een aantal Afrikaanse landen, de New Yorkse salsascene en Jamaica. Overal inspireerde hij met zijn aanstekelijke spel en zijn gemoedelijke persoonlijkheid medemuzikanten en liet hij zich op zijn beurt inspireren.

In 2004 werd hij door de UNESCO tot Artist for Peace uitgeroepen en drie jaar later bracht hij als laatste wapenfeit een ode aan saxofonist Sidney Bechet, die net als hijzelf lange tijd in Frankrijk doorbracht en daar faam en fortuin oogstte.

In de Jazztube zie je het concert dat Manu Dibango met het Metropole Orkest gaf tijdens het Dunya Festival in het Rotterdamse Zuiderpark.

Foto: Cees van de Ven

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 24.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd
The Undertow - 'The Underflow' (Corbett vs. Dempsey, 2019)

Opname: 31 mei 2019

Hier heb je te maken met een soort supergroep van de experimentele muziek. Deze drie generatiegenoten hebben heel wat raakvlakken en onderling meerdere connecties, maar er was curator John Corbett voor nodig om ze eens bij elkaar te krijgen. Dat gebeurde in 2019 in The Underflow, een platenwinkel annex kunstgalerij in Athene, Griekenland.

Rob Mazurek en David Grubbs behoren tot een golf van creatievelingen uit Chicago die in de jaren negentig de kop opstak en vaak actief was in de zone waar avant-garde, rock, jazz en improvisatie elkaar ontmoetten (zie ook Tortoise, Ken Vandermark, etcetera). Kornettist Mazurek ging in die periode aan de slag met zijn Chicago Underground, terwijl gitarist Grubbs vooral gelinkt werd aan Gastr del Sol. Het was in die periode dat rietblazer Mats Gustafsson ook in The Windy City belandde. Hij maakte er deel uit van het befaamde Chicago Tentet van Peter Brötzmann, wat de start zou betekenen van een complex web van trans-Atlantische samenwerkingen. Zo verschenen er al destijds al een paar albums van het duo Grubbs/Gustafsson.

Het duurde dus toch tot 2019 voor de drie zich plots in elkaar gezelschap bevonden. Twee avonden speelden ze samen in Athene, met resultaten die heel vertrouwd klinken, en misschien ook weer niet, want The Underflow duikt een paar keer onder in vrij experimentele, heftige wateren, maar ontvelt bij momenten ook tot een uitgepuurde, zelfs lyrische interactie. Met opener 'City Stones Sleep' krijg je alleszins een 18 minuten durend epos voor de kiezen waarmee meteen een zeer brede speelzone wordt afgebakend. Aanvankelijk vooral met de nadruk op elektronisch gepruttel en geharrewar, een sudderende bricolage van zoemende, stuiterende klanken met smurfenstemmen en intergalactische wentelingen. Ook even drone-achtig en pulserend, resoluut from outer space, met spookachtige lagen die afstandelijk van plaats wisselen tot het boeltje als een dieselmotor stilvalt, om plaats te maken voor een meer akoestische wending.

Er wordt gespeeld met adem en speeksel, meer neigend naar een abstracte, vrije improvisatie, met ontsnappende trompetkreten en de potpotpot van Gustafssons snurkende baritonsax. Die laat uiteindelijk die beruchte doodskreet ontsnappen, wat goed is voor een nieuwe golf van elektronica die onder de sax geschoven wordt, als hoefgetrappel, terwijl de Zweed het dalende motief van 'Hidegen Fújnak A Szelek' - dat hij eerder al binnenstebuiten keerde met The Thing - aanbiedt als houvast in een uitdagende trip.

Zo radicaal gaat het er verderop niet meer aan toe, maar het blijft wel een album voor hongerige oren die niets met labels hebben. Aan het andere uiteinde start 'Not In A Hall Of Mirrors' met een zeldzame fluitsolo van Gustafsson (of is het toch 's mans verbasterde fluteophone?), maar zelfs dat wordt een uitgesproken fysieke onderneming, met al dat verkrampen en gehijg. Geen verrassing dat later wordt overgeschakeld op baritonsax in samenspel met kornet, gitaar en elektronica, dat bijna een kamermuziek-achtige vibe krijgt.

Ook mooie intimiteit in het compacte 'Creep Mission' waarin het instant herkenbare Grubbs-geluid - een soort van spelen op de tast dat haast helemaal vrij is van herhaling of herkenning, maar wel een eenheid bewaart als een modale exploratie - naadloos samenvloeit met het gedempte spel van Mazurek, dat gaandeweg steeds grovere, extremere texturen opzoekt zonder in te boeten aan samenhang. Dan is 'Goats And Hollers' wel andere koek. Alles wijst hier op een systeemfalen, met gierende sirenes die hinten naar een dreigende chaos, tot er plots sjamanistische kreten van Mazurek opduiken die de lunaparkriedels helemaal over de rooie laten gaan, met een duet voor kornet en schurende elektronica.

Het maakt van The Underflow een album van en voor avonturiers. Thuis in vele werelden, goed voor een compromisloos verbond met als voornaamste missie op zoek blijven gaan naar uithoeken van het spectrum waar nieuwe combinaties kunnen ontstaan. Nu eens met elektroakoestische overdondering, dan weer met lillende intensiteit op laag volume.

Klik hier om te luisteren naar een track van dit album: 'I'll Try Anything Twice'.

Foto: John Corbett | Deze recensie verscheen ook op Enola.be

Labels:

(Guy Peters, 22.3.20) - [print] - [naar boven]





Jazztube
Doppler Trio - 'Walking The Streets In London'


Hoewel de bezetting van het Doppler Trio die van een traditioneel jazzcombo is, is hun geluid verre van conservatief. Synthesizers, effecten, folk-invloeden, vocalen en oosterse ritmiek zijn slechts enkele ingrediënten die het trio toevoegt aan hun moderne jazzgeluid. Het trio schuwt de complexiteit niet, maar behoudt daarbij het emotionele, stuwende geluid dat je ook vindt bij groepen als Portico Quartet, Mammal Hands, GoGo Penguin, Grandbrothers en Cinematic Orchestra.

De Duits-Nederlandse band bestaat uit Daniël van der Duim (piano en effecten), Floris-Jan van den Berg (contrabas en zang) en Hendrik Eichler (drums en geluidseffecten).

In de Jazztube zie je een opname uit het concert dat het Doppler Trio op woensdag 26 februari jongstleden gaf in Brebl, Nijmegen, in het kader van de Podium JIN Sessies.

(Maarten van de Ven, 21.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd's
Dave Rempis portret - deel 1

From Wolves To Whales - 'Strandwal' (Aerophonic, 2019)
Opname: 14 november 2017
From Wolves To Whales - 'Dead Leaves Drop' (Dropa Disc, 2019)
Opname: 15 november 2017

Hoog tijd dat we saxofonist Dave Rempis op deze blog weer eens een podium bieden. Op zijn eigen label Aerophonic verschijnt genoeg moois wat dit rechtvaardigt. Daarom een portret in twee delen van deze graag geziene vertegenwoordiger van de Chicago-scene. Oorspronkelijk opgeleid als etnomusicoloog - hij studeerde onder andere in Ghana - schakelde Rempis in 1997 over op de jazz en speelde zich via het inmiddels legendarische The Vandermark Five in de kijker. Al snel tuigde Rempis zijn eigen projecten op, waarvan er alleen maar meer bij lijken te komen, naast dat hij samenwerkingen aan ging met een keur aan geestverwanten als Paul Lytton, Fred Anderson, Peter Brötzmann, Hamid Drake, Tomeka Reid, Steve Swell, Elisabeth Harnik, John Tchicai, Roscoe Mitchell, Nate Wooley, Jaimie Branch, Kevin Drumm, Paal Nilssen-Love, Nels Cline en Joe McPhee.

Rempis zag ik reeds diverse keren live, hij komt met een zekere regelmaat bij Sound in Motion over de vloer en iedere keer valt dan weer de man zijn tomeloze energie op en het zonder meer overweldigende geluid dat daarbij hoort. Minutenlange solo's op het scherpst van de snede. Dat geldt ook weer voor de twee de projecten die hier centraal staan, waarbij we in dit verslag From Wolves To Whales aan bod laten komen en in deel twee Kunzu.

From Wolves To Whales kwam hier eerder voorbij. Het debuutalbum verscheen in 2015 en wat toen de titel van het album was, zou later de naam van het kwartet worden, waarin we naast Rempis trompettist Nate Wooley, bassist Pascal Niggenkemper en drummer Chris Corsano aantreffen. In november 2017 was Rempis in Nederland en België, concerten waar vorig jaar de opnames van uitkwamen. Op 14 november speelde hij in De Pletterij in Haarlem, verschenen als 'Strandwal' en op 15 november stond hij in Het Bos, Antwerpen, op lp uitgebracht onder de titel 'Dead Leaves Drop' door \ Sound in Motions Dropa Disc. Blijkbaar smaakte de samenwerking die Rempis en Koen Vandenhoudt eerder met Ballister ondernamen - waarbij eveneens ieder een concert uit een tour op plaat uitbracht - naar meer. De dubbel-cd 'Strandwal' begint aan met het bijna een half uur durende 'Hook And Cod', een bijzonder stuk met een paar opvallend ingetogen momenten waarin de vier musici een hecht doortimmerde sculptuur neerzetten, met als hoogtepunt dat moment rond de twintigste minuut - naast prachtige frases - waarin de beide blazers krachtig langs elkaar schuren en de boel regelmatig flink op scherp zetten. Overigens kunnen ze met zo'n krachtig en stomend spelende ritmesectie ook weinig anders.

Als eerbetoon aan Noord-Holland eindigt de eerste cd met 'IJ' en begint de tweede met 'Spaarne'. Met een beetje fantasie hoor je de sterke stroming van die eerste rivier in de meanderende patronen van het duo Rempis-Wooley en in het stromende spel van Niggenkemper en Corsano. Verderop krijgt het stuk een duister karakter, met name door de bijzondere verrichtingen van Niggenkemper op bas. 'Spaarne' duurt eveneens bijna een half uur en valt met name op door zijn harmonieuze kwaliteiten. Het verstilde begin, met Rempis en Wooley in een intieme dialoog, wordt gevolgd door een aangenaam ritmische fase, waarbij het lijkt of Niggenkemper is overgestapt op percussie. Langszij horen we de blazers met langgerekte noten. Dan horen we Rempis weer in een van die onovertroffen solo's, op sommige momenten vergezeld door Wooley. En wat een prachtig geluidslandschap creëert Niggenkemper verderop, ik zie zomaar die eindeloze Noord-Hollandse polders. Verderop horen we Wooley met het voor hem zo kenmerkende trompetgeluid, te wijten aan het zeer creatief spelen met valse lucht. En van Kenau heeft Rempis ook al gehoord, zijn laatste stuk is speciaal voor haar, het klinkt allemaal heel toepasselijk en eindigt prachtig harmonieus.

Op 'Dead Leaves Drop', met daarop de opnames van het concert een dag later in Antwerpen, vinden we 'Pakicetus' en 'Ambulocetus'. Beide titels verwijzen naar een uitgestorven geslacht van walvisachtigen. Het gaat direct zeer onstuimig van start met een krakende, piepende en sissende Wooley en hoge noten van Rempis. Instant vuurwerk, waarbij 'Strandwal' verbleekt. Verderop voegen ze er een ritmische dimensie aan toe. Luister daarbij dan vooral ook naar het enerverende slagwerk van Corsano. Ook 'Ambulocetus' bevat prachtig energiek, maar ook kunstig experimenteel spel, met name van de beide blazers. Verderop tovert het kwartet op speelse wijze met aangename klanken, culminerend in een messcherpe solo van Rempis, hier op tenorsax, op een stomende en zeer ritmische bedding. Dan neemt Wooley het stokje over, al even scherp en enerverend. Vervolgens horen we ze nog één keer samen, zich spoedend naar de uitgang.

Foto: Maarten Jan Rieder

Labels: ,

(Ben Taffijn, 18.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert
De krachtlijnen van een trio

Trio Klein-Almeida-Van Duynhoven, zondag 8 maart 2020, Brouwerij Martinus, Groningen

Dat rietblazer Tobias Klein het recital in Brouwerij Martinus zondagmiddag begon en besloot met Ornette Coleman-composities lag eigenlijk voor de hand. De affiniteit is zonneklaar; zijn altsax biedt onderdak aan de kale schreeuw die zo kenmerkend was voor de grondlegger van de free jazz. Zeker zo opmerkelijk was zijn werk op de basklarinet. Die bleek bijzonder goede maatjes met de gestreken contrabas van Gonçalo Almeida, met name in de compositie 'Koofie Mi Ambacht' van die laatste. Opgedragen, begreep ik, aan een tof café met goede wijnen, goed eten en goede muziek in het goede Rotterdamse Charlois.

Een ander verband in dit trio was de alliantie tussen Almeida en drummer Martin van Duynhoven. Samen leverden die de bij vlagen aanzienlijke stuwkracht van het bandje. Almeida volgde de verrichtingen van de drummer met argusogen en -oren. Van Duynhoven is en blijft een opmerkelijke vakman. Zijn kenmerkende versnellingen en vertragingen zijn na een halve eeuw een tweede natuur geworden. Zolang het ritme maar stevig verankerd is in je hoofd en je overige lichaamsdelen maakt het verder niet zo gek veel uit wat je er precies mee doet. Waarmee niet gezegd is dat Van Duynhoven maar wat deed. Hij begeleidde op het scherpst van de snede, zijn subtiele dynamiek, uitgekiende notendichtheid en commentaren stonden voortdurend in dienst van het geheel. Daarbij behielden al zijn trommels en bekkens hun eigen, specifieke stemmen.

Zo hecht kan een trio klinken.

Klik hier voor foto's van dit concert door Willem Schwertmann.

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 16.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Ava Trio - 'Digging The Sand' (Marocco, 2019)

Opname: 16-17 april 2018

Vorig jaar besteedde ik aandacht aan 'Chain The Snake' van Kuhn Fu, een kwartet van basklarinettist Ziv Taubenfeld, gitarist Christian Kühn, drummer George Hadow en bassist Esat Ekincioglu. Ekincioglu zette mij aansluitend op een ander project waar hij deel van uitmaakt: het Ava Trio, waarin we naast deze Turkse, maar in Nederland woonachtige bassist baritonsaxofonist Giuseppe Doronzo aantreffen en percussionist Pino Basile. In 2017 zag hun debuut, 'Music From An Imaginary Land' het licht en vorig jaar verscheen 'Digging The Sand'. Wat de drie musici met elkaar gemeen hebben is de zuidelijke, mediterrane inslag. Basile komt weliswaar uit Zürich en deelt dus niet letterlijk de Middellandse Zee met Doronzo en Ekincioglu, maar hij is wel al heel lang bezig met vergeten percussie uit Zuid-Italië. Die mix van culturen, want dat is de mediterrane wereld bij uitstek, vinden we terug op dit album waarvoor - overigens net als op het debuutalbum - Doronzo de meeste stukken levert.

En dus wanen we ons in direct in de Oriënt in de opener 'Cala Dei Turchi', dat kan natuurlijk ook niet anders met zo'n titel, waarin Doronzo een oriëntaals aandoende melodie blaast, ingetogen wiegend en beheerst swingend. Opvallend is hier ook de inzet van een soort van handtrommel door Basile, die niet allen perfect in de sfeer past, maar ook nog eens heel bijzonder klinkt. Dan pakt Ekincioglu de melodie over en laat zijn bas sfeervol zingen, uitlopend in een heerlijk ritmisch duet met Basile. 'Espero' bezit diezelfde ritmische kwaliteiten, maar is wel wat abstracter. Stil blijven zitten is ook hier lastig. Tegelijkertijd valt de harmonische en melodische kracht van Doronzo's stijl van componeren ook nu weer op.

In 'Fadiouth' vangt Doronzo solo aan, waardoor we een prachtig beeld krijgen van de man zijn kwaliteiten, maar ook van dat wonderlijke instrument dat hij bespeelt: de baritonsax. De lage klank, met tegelijkertijd een breed scala aan kleurrijke nuances binnen het voor dit instrument typische bereik, komt hier schitterend tot zijn recht. En dan schakelen zijn twee partners bij en zitten we direct weer midden in een aanstekelijk ritme dat door dit trio welluidend krachtig wordt uitgebouwd. In het titelstuk 'Digging The Sand' zijn het Ekincioglu en Basile die het voortouw nemen met een stemmig duistere passage. Ekincioglu heeft hiertoe zijn bas geprepareerd en Basile werkt met zijn cupaphon. Dat is een percussieset waar stokken uitsteken. Door die te beroeren laat hij de trommels resoneren, wat een bijzonder effect geeft.

'Tosun Kacti' en 'Ayi Havasi' zijn beide stukken van Ekincioglu. De Turkse achtergrond van deze bassist horen we hier prachtig terug, met name door de meeslepende ritmes die hij inzet. Vooral 'Ayi Havasi' is een bijzonder aantrekkelijk stuk met krachtig samenspel van de drie leden van dit trio. Na dit catchy intermezzo volgen nog twee stukken van Doronzo, het wederom wiegend ritmische 'Anamoni' en 'Distanze', waarin we Doronzo krachtig horen swingen op de wat nasaal klinkende mizmar, een Arabisch blaasinstrument met een enkel- of dubbelriet. Een mooie kroon op een bijzonder album dat je doet verlangen naar de zomer.

Klik hier om dit album te beluisteren.

Labels: ,

(Ben Taffijn, 15.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Vernieuwing en dadendrang

Jasper Høiby's Planet B, vrijdag 6 maart 2020, Paradox, Tilburg

Het befaamde trio Phronesis gaat in retraite. Het biedt contrabassist Jasper Høiby de mogelijkheid zijn muzikale horizon te verleggen. Het nieuwe, pianoloze trio Planet B bestaat uit de relatief jonge Britse saxofonist Josh Arcoleo en de Franse drummer Marc Michel. De muziek staat als vanzelfsprekend centraal, maar er is meer onder de zon! Høiby heeft het plan opgevat om ons bewustzijn over onze planeet te vergroten en te becommentariëren. Hij wil hieraan de komende jaren maar liefst vier albums wijden. Elk album zoemt in op een van de vier vitale onderwerpen waarmee de wereld worstelt: mensheid, klimaatverandering, kunstmatige intelligentie en monetaire hervorming. Een paar stukken van het eerste deel van dit grootschalige project, dat handelt over de mensheid, zijn voorzien van ingesproken teksten. Uiteraard domineert de instrumentale dimensie.

In een redelijk bezet Paradox worden traditiegetrouw twee sets gespeeld. Waarbij de eerste voortijdig wordt afgebroken vanwege technische onvolkomenheden in Høiby's randapparatuur. Dat staat een spannend en meeslepend optreden niet in de weg.

Een enkele uitzondering daargelaten is de muziek van de hand van Høiby. Maar tijdens het optreden draagt elke instrumentalist prominent bij aan het groepsgeluid. De chemie tussen de muzikanten is glorieus. De sound uit de contrabas van leider Høiby heeft een duizelingwekkende invloed op het totaalgeluid. De bassist laat zijn imposante en dynamische basgeluid kleuren door incidenteel gebruik van multitracking en loopings. Hij beroert zijn contrabas met de strijkstok om melancholie te bereiken. Wanneer de meester zijn strijkstok neerlegt, worden gespierde en vloeiende pizzicato baspartijen gespeeld.

De rol van Michels drumwerk getuigt van een fijngevoelig raffinement, maar het kolkt en bruist ook met een dreigende snelheid. Tenorist Arcoleo is de openbaring van de avond. Het palet aan uiteenlopende expressies, van zoete ingetogenheid tot vrije erupties, gaat gepaard met een immens gevoel voor het tonaal spectrum. Arcoleo laat impressionistische penseelstreken afwisselen met korte, donkere uitspattingen. Hij zet een sensitieve groove neer en pakt zowel melodisch bedachtzaam als met een schroeiende intensiteit uit.

Een vergelijking met Phronesis kan natuurlijk niet uitblijven. Ook Jasper Høiby's Planet B balanceert op miraculeuze wijze tussen intense, polyritmische virtuositeit en melodisch-lyrisch vakwerk. Beide trio's brengen krachtige en pakkende composities. Phronesis is een pianotrio pur sang. Hierin is het spannende en extatische samenspel leidend en blijven de individuele uitspattingen onder de radar. De muziek van Planet B biedt in vergelijking tot Phronesis de toevoeging van spoken word en de wonderlijke composities vol draai- en kantelmomenten worden voorzien van avontuurlijke, collectieve en uitgebreide individuele improvisaties. Opvallend is dat muzikale aandacht voor ruimte en detail blijft bestaan.

Klik hier voor foto's van dit concert door Louis Obbens.

Labels: ,

(Louis Obbens, 13.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd
Synestet - 'Les Usures' (eigen beheer, 2019)

Opname: oktober 2018

'Synestet is a call to the senses, where the perception of music becomes a mix of colours, shapes and smell.' Zo begint het persbericht bij 'Les Usures', het debuutalbum van Synestet, een kwintet geformeerd door de Franse, maar in Brussel woonachtige klarinettiste Hélène Duret. De naam van het kwintet is afgeleid van wat wij synestesie noemen, een gave waarbij meerdere zintuigen samenwerken, bijvoorbeeld door het zien van kleuren bij bepaalde geluiden. Het komt tot uiting in de elf originele composities die Duret hier samen met tenorsaxofonist Sylvain Debaiseux, gitarist Benjamin Sauzereau, bassist Fil Caporali en drummer Maxime Rouayroux ten gehore brengt. Voor ons allemaal redelijk onbekende namen, aangezien de jazz uit het Franstalige deel van België in Nederland niet echt doordringt. Maar nu dus even wel.

Stemmig zonder saai te worden is het eerste dat opvat zodra 'Coloured Clouds After An Exhibition' weerklinkt. Een indruk die zich doorzet bij 'Entendu' waarin het kwintet een deel van de stemmigheid inwisselt voor frisse weerbarstigheid. Bij een kwintet denk je nu niet direct aan bigbandjazz, maar 'Quelque Chose À Éviter' past met zijn kraakheldere blazerslijnen, van Duret en Debaiseux, toch wel degelijk in dit plaatje. Mooi ook dat slepende ritme, dat Sauzereua, Caporali en Rouayroux eronder leggen. In 'Almost' keert het stemmige terug, maar niet nadat de beide blazers ons direct aan het begin op een serie dwarse noten hebben getrakteerd. Dan gaat het kwintet in 'Tout Ça Poure Ça' echt los. Onder leiding van Sauzereau's woeste gitaarspel creëren de musici een weerbarstige klanksculptuur.

In 'Almost' en nog sterker in 'Après' en 'La Procédure' slaat het kwintet de brug naar hedendaags gecomponeerde muziek. Met name in dat laatste stuk vinden we hiervan een treffend voorbeeld: het welluidende duet tussen Duret - hier op basklarinet - en Debaisieux. In 'Blues To ((Blues To...))' keren we weer terug naar de jazz, onder andere met een bijna mierzoete solo van Duret, die heftig botst met Sauzereau's flamboyante rock. En dan rest nog het titelstuk, 'Les Usures'. Stemmig, zonder saai te worden, we eindigen dit boeiende debuutalbum waar we begonnen.

Klik hier om dit album te beluisteren.

Labels:

(Ben Taffijn, 13.3.20) - [print] - [naar boven]



In memoriam
McCoy Tyner


Op vrijdag 6 maart overleed McCoy Tyner op 81-jarige leeftijd. Met zijn percussieve spel en zijn gebruik van harmonieën zou hij onder de vleugels van John Coltrane uitgroeien tot een van de meest invloedrijke jazzpianisten.

Martin Rohde schreef een nagedachtenis aan McCoy Tyner. Hoe kwam hij aan dat percussieve spel? Waarom gaf hij Coltrane vleugels? En wat gebeurde er in de Rotterdamse Jazzclub B14 op 5 november 1974?

Klik hier om het artikel te lezen.

Foto: Cees van de Ven



Labels:

(Maarten van de Ven, 11.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert / Cd
Gatecrash live

vrijdag 21 februari 2020, Tilburg, Paradox
Eric Vloeimans' Gatecrash - 'Party Animals' (V-Flow, 2020)
Opname: 6 december 2015

Op de vooravond van carnaval stond Gatecrash weer in een uitverkocht Paradox. "3 Brabanders en 1 Viking" betraden het podium en zetten in met 'Airchair', tevens het openingsnummer van de onlangs verschenen live-dubbelaar 'Party Animals'. Alweer het vierde album van deze formatie.

Het leek mij een goed idee om de cd-bespreking te combineren met een bezoek aan een concert en dus begaf ik me tussen de eerste carnavalsvierders op weg naar Paradox, misschien ook wel een beetje de thuishaven van Gatecrash. Het publiek voelde het zeker zo en ook Gatecrash liet zijn band met dit podium en Brabant wel merken, getuige een afgespeelde geluidsopname van een telefoongesprek waarin in onvervalst Brabants deze gig onder de aandacht werd gebracht van Vloeimans.

De 'Party Animals'-cd geeft een goede weerspiegeling van wat deze band live vermag. Echter, de beleving van een concert blijft ten enenmale niet te benaderen door welke geluidsdrager dan ook. Er valt niets aan te merken op de geluidskwaliteit van het album, maar de interactie tussen de bandleden (en het enthousiaste publiek) en het steeds aanwezige spelplezier komen niet helemaal mee in het fraai vormgegeven doosje. Het is wel echt heel prettig om de plaat te beluisteren, want hij staat weer boordevol prachtige composities. Wie van de funky en groovende stijl van deze elektronische band houdt - en dat zijn er velen - komt met deze plaat echt aan zijn of haar trekken.

Drummer Jasper van Hulten en bassist Gulli Gudmundsson vormen de stevige en opzwepende basis van het gezelschap en hebben ook beiden composities aangeleverd. Hecht op elkaar ingespeeld, uitdagend en opzwepend, strakke ritmes en puike variaties, en dat alles met volledige overgave. Jeroen van Vliet draagt daar op zijn Fender Rhodes dan ook nog eens het nodige bij met funky spel en verrassende improvisaties. En op dit stevige fundament kan Vloeimans als geen ander fraaie lijnen spelen, soms met zijn kenmerkende omfloerste geluid, dan weer schel en stevig elektronisch vervormd.

De setlist kwam aardig overeen met de tracklist van de plaat met twaalf composities van alle bandleden en het zo kenmerkende Gatecrash geluid. Lyrisch, mooi opgebouwd, altijd toewerkend naar een climax en met doordachte solopartijen. De compositie die Vloeimans schreef voor de mooie berk in zijn achtertuin die hij de naam Odilia gaf, "want het is een meisje", werd als mooie kers op de taart gelegd.

De boodschap is dus: prima plaat, fijn bezit. Voor een optimale beleving: ga ook naar een concert. Er zijn nog een paar mogelijkheden om Gatecrash live te zien de komende maanden.

Klik hier voor foto's van dit concert door Johan Pape.

Labels: , ,

(Maarten van de Ven, 10.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd
The OGJB Quartet - 'Bamako' (TUM, 2019)

Opname: 2 juli 2016

Het OGJB Quartet mag je gerust een supergroep noemen. De vier leden hebben samen bij elkaar zo'n 220 jaar jazzervaring achter de rug! Het is 2015 als bassist Joe Fonda en drummer Barry Altschul, die in het FAB Trio en 3dom Factor al zo'n tien jaar samenwerken, op het idee komen van een nieuw trio. Fonda, die net een tour achter de rug heeft met het Generations Quartet, wil graag verder werken met altsaxofonist Oliver Lake. Een gemeenschappelijke vriend, Kunie Mwanga, brengt hen vervolgens op het idee trompettist Graham Haynes erbij te vrager en er een kwartet van te maken. En zo maakte op het Winter Jazz Festival van 2016 het OGJB Quartet zijn debuut en ligt er nu een eerste album: 'Bamako'.

Een goede biografie geven van deze vier mannen - het uitmuntende boekje bij de cd doet het zeer uitgebreid - is hier natuurlijk ondoenlijk. Maar een paar hoogtepunten mogen we niet onvermeld laten. Lake is het meest bekend geworden door het World Saxophone Quartet, naast talloze eigen bands. Haynes was samen met Steve Coleman de oprichter van Five Elements. Altschul werkte intensief met Paul Bley, Anthony Braxton, Chick Corea en Sam Rivers, om maar een paar namen te noemen. Fonda kennen we van zijn samenwerking met Wadada Leo Smith, het Mosaic Sextet, zijn projecten met Braxton en nog heel veel meer.


"The music on this recording sings and strolls down the street, it swings, it dances, it swirls around your body like water and it grooves with a deep sense of its musical history. We feel that a perfect synergy is found within this quartet. What more could we ask for?" Aldus Fonda over dit album. Zo'n statement maakt natuurlijk nieuwsgierig naar dit 'Bamako', dat voor het grootste deel werk uit die lange carrières van deze mannen bevat, gestoken in een nieuw jasje en aangevuld met twee groepsimprovisaties onder de titels 'OGJB 1' en '2'.

Het album opent met Fonda's 'Listen To Dr. Cornel West', een soort van hommage aan deze filosoof, criticus, activist en hiphopartiest. Altschul en Fonda zetten met stomend slagwerk en dito spel op de bas het geheel direct op scherp. Zo leggen ze een mooie bodem voor de messcherpe en zeer flamboyante partijen van Lake en Haynes. Dat dit een stuk van Fonda is, blijkt ook uit de lange en razend swingende bassolo verderop in het stuk. Als Lake en Haynes weer invallen is dat met krachtige, unisono geblazen lijnen, waarna we Haynes horen in een prachtig lyrische solo op die alsmaar stomende ritmesectie. De titeltrack 'Bamako' is van Haynes. Het is in twee opzichten een opvallend stuk. Ten eerste omdat Haynes hier de dousn'gouni bespeelt, een snaarinstrument uit West-Afrika, ten tweede omdat Lake hier een tekst van hemzelf voordraagt en er in dit nummer dus geen noot geblazen wordt. Maar het is wel een prachtig uitstapje naar dat deel van de wereld waar de oorsprong van de jazz ligt.

Met 'Be Out S’Cool' zijn we weer terug bij Altschul - te horen aan dat wederom stomende slagwerk - en worden we getrakteerd op energieke solo's van Lake en Haynes, waarbij beide musici vrolijk buiten de lijntjes kleuren. In Lake's 'Stick' spelen de beide blazers in razend tempo een zeer energiek spel van aantrekken en afstoten, terwijl 'GS #2' zich kenmerkt door een meeslepend ritmische structuur waarin we de maker van het stuk, Fonda, duidelijk herkennen. De blazers sluiten er met lange harmonische lijnen op aan. Daarnaast is er ruimte voor een solo van Altschul, klinkend als rollende donder. Mooi klinkt aanvankelijk de afwisseling tussen de twee blazers in Altschuls 'Just A Simple Song': een fijnzinnig, zeer harmonieus patroon van Haynes, meebewegend met de ritmesectie en Lake die hier ogenschijnlijk ongestructureerd tussendoor piept. Verderop kiezen ze allebei het harmonieuze pad, een moment van intimiteit. Aansluitend horen we twee stukken van Lake: 'Is It Alright?' en '3 Phrases 09'. Twee zeer enerverende stukken, waarin de blazers een prominente rol vervullen. Fonda ontvlamt met een onstuimige bassolo in het laatste stuk. Dan volgen die twee improvisaties waarin het er een stuk minder gestructureerd aan toe gaat, vanzelfsprekend. Het is de slagroom op deze heerlijke taart.

Foto Barry Altschul: Willem Schwertmann

Labels:

(Ben Taffijn, 10.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Wereldse klanken met een verrassende bite

Baldych - Courtois - Telderman, vrijdag 28 februari 2020, Paradox, Tilburg

In 2016 kreeg pianist Rogier Telderman de titel Young VIP. Een titel die ieder jaar door de programmeurs van de beste jazzclubs in Nederland vergeven wordt aan de meest veelbelovende talenten die ook hun eigen muziek componeren. Zijn debuutalbum 'Contours' nam hij eerder in 2014 op met zijn trio en werd al uitstekend ontvangen. Telderman ging op tour en werkte naast zijn eigen trio met veel verschillende muzikanten in verschillende projecten en settings samen. Daarin volgde hij geheel zijn eigen weg.

Opvallend is zijn reeks huiskamerconcerten: Telderman Miniatures, een verzameling volledig geïmproviseerde miniconcerten, elk met een specifieke stemming of emotie als thema. En dan uitgevoerd in de intieme setting van een huiskamer. Daarnaast verbond hij zich aan het in Tilburg gevestigde Dock Zuid, een culturele broedplaats waar organisaties, ondernemers en musici uit Brabant hun krachten bundelen en elkaar inspireren.

De mannen van vanavond kennen elkaar sinds 2018. Tijdens het festival Sound Of Europe ontstond bij Telderman het idee om samen een trio te vormen, wat tot nu toe een succesvolle samenwerking is gebleken. De muziek is energiek en straalt een zekere lichtheid uit, zelfs bij de gevoelige melodieën. De Poolse violist Adam Baldych en de Franse cellist Vincent Courtois dragen de melancholie in hun mimiek en speelhouding. En je zou haast zweren dat die twee al veel langer samenspelen, al is dat dus niet het geval, zij voelen elkaar uitstekend aan. Baldych en Courtois hebben de lead, maar Telderman legt - heel subtiel - de verbinding. Met zijn lyrische spel en voorliefde voor harmonie, is hij de lijm die van dit trio een trio maakt. Het levert prachtig mooie stukjes op met heldere composities, soms doordrenkt van drama, soms opzwepend en heftig, maar altijd met een bepaalde lichtvoetigheid.

In de muziek hoor je invloeden terug uit klassiek en traditionele volksmuziek, soms zelfs een beetje middeleeuws, wereldse klanken met een verrassende bite. Fris en spannend, vanuit diverse persoonlijke achtergronden en dito levenservaring naar elkaar toe geschreven composities, hier en daar verrijkt met beschouwende improvisatiemomenten. Fijne muziek, maar ook erg leuk om naar te kijken. En ja, in het najaar komt een cd!

Klik hier voor foto's van dit concert door Donata van de Ven.

Labels: ,

(Donata van de Ven, 7.3.20) - [print] - [naar boven]



Cd
Julien Hucq - 'Light Blue' (Early Bird, 2019)


In 2018 deed ik een stedentripje naar Valencia met mijn zoon. De afspraak was: hij een bezoekje aan het stadion van Valencia, ik een bezoek aan een jazzclub. Natuurlijk deden we alles samen. Zo kwam ik terecht bij de Jimmy Glass Jazz Bar. Het bleek een mooi intiem zaaltje te zijn, waar de muzikanten via wat opzijgeschoven tafels en stoelen het podium konden bereiken. Op het affiche prijkte de naam van Julien Hucq, van wie ik nog nooit gehoord had. Het werd een mooi doorleefd concert in een traditionele bezetting met bas, drums, piano en sax. Ik raakte in gesprek met Hucq, een alleraardigste Franstalige Belg, die in 2012 New York is neergestreken. Ik stuurde hem nog wat foto's van het concert en we onderhouden sindsdien contact. Eind 2019 leverde hij zijn achtste cd af, 'Light Blue', verwijzend naar een compositie van Thelonious Monk.

Deze keer speelt Hucq met een kwintet: hijzelf op altsax, Claudio Roditi op trompet, George Cables op piano, Marcos Varela op bas en Victor Lewis op drums. Met deze klassieke bezetting verwacht je dito muziek. Tot op zekere hoogte is dat ook zo. De repertoirekeuze, met daaronder twee composities van Hucq zelf en een van de onlangs overleden trompettist Roditi, gaat zeker in die richting. Maar allereerst valt meteen de geluidskwaliteit op: helder, fris en sprankelend. Complimenten aan sound engineer John Lee. En eigenlijk geldt dat voor de hele plaat. Ja, klassieke mainstream, hardbop en swing, maar toch ook fris en sprankelend.

In het openingsnummer 'Mudd’s Mode' gaat Hucq er al lekker in met mooie variaties op zijn alt. Al snel neemt Roditi het over en je hoort de klasse van deze Braziliaan. Een pianosolo van Cables sluit er lekker op aan en ook Varela mag zichzelf introduceren op bas. Slagwerker Lewis sluit het nummer met een solo af. Je hoort dat hier een goede band staat met individuele klasse, die prettig op elkaar ingespeeld is. Een heerlijk lichte en dansbare compositie van Hucq volgt met wederom fraaie solo's van Hucq en Roditi. Degelijk vakmanschap en hoorbaar spelplezier. In 'This One Is For Us' hoor je onmiddellijk de Braziliaanse inbreng van Roditi, een heerlijk ritme ligt onder de compositie met sterke solo's van Cables, lekker omfloerst trompetspel van Roditi en soepele speelse variaties van Hucq op altsax.

Na deze vreugde volgt de ingetogen ballad 'Here’s That Rainy Day'. Prachtige muziek bij de regen en storm van de afgelopen dagen. Erg stemmig en melancholisch. De solo van Varela op bas is een pareltje, net als de pianosolo van Cables. Vervolgens wordt Monks compositie 'Light Blue' voorzien van een originele en doorleefde interpretatie. Hucq en Roditi leveren beiden indrukwekkende solo's af, terwijl de ritmesectie onverstoorbaar, maar oerdegelijk werk aflevert en ook weer de gelegenheid krijgt te soleren. Mooi ook hoe de alt van Hucq en de trompet van Roditi tegen elkaar aankruipen en een bigband-achtig geluid produceren.

Als toetje volgt het uptempo 'X', een compositie van Hucq. Een bijzonder levendig geheel met een overtuigend groepsgeluid. Tevens een mooi feestelijk slot van een fraai album dat de aandacht verdient.

Hucq bereidt momenteel een Europese tour voor, dus waarschijnlijk is hij ergens dit jaar op de Nederlandse podia te zien. Heel jammer dat Roditi daar niet meer bij zal zijn. Het zal voor de saxofonist nog een zorg zijn hoe deze leemte in te vullen.

Labels:

(Johan Pape, 7.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Jaspers vespers

Jasper van 't Hof B.E. Trio, zondag 1 maart 2020, Jacobuskerk, Feerwerd

Met een oorverdovend striemend geraas opende toetsenspeler Jasper van 't Hof zondagmiddag de vespers in de Jacobuskerk. Het was de opmaat tot zijn oude hit 'Schwester Johanna', opgedragen aan de teerbeminde. Alsof de regen bij wijze van afwisseling de kerk aan de binnenkant geselde. Terwijl het zonnetje door de boogvensters scheen - een soort kermis in de hel, maar dan binnenstebuiten. En ja hoor, daar kon je op wachten: 'rorate coali desuper' zongen d'engelen in mijn hoofd ('et nubes plurent justum' vond ik er achteraf, eerlijk is eerlijk, op Google bij). Je kunt met andere woorden zo oud worden als je maar wilt, zo'n judeo-christelijke periode raak je nooit helemaal meer kwijt.

Na deze knalharde ode, met ritmen die door elkaar kolkten en Stefan Lievestro, die met een onverstoorbare walking bass het elektronische patroon van Van 't Hof overnam, raakten we in rustig vaarwater. In 'The Quiet American', eveneens van eigen hand, probeerden Graham Greene en Frédéric Chopin elkaar uit het spotlight te ellebogen. 'Muti' was een speels soort minimal music, dat organisch overvloeide in een gezonde medium swing.

Dat was misschien een illustratie van wat de toetsenman na afloop met enige verbazing in zijn stem vaststelde: na al die wilde jaren, waarin de muziek alle kanten opklotste, komt alles toch weer bij elkaar in een soort grote traditie. Hij had toen net zijn toegift gespeeld, Horace Silvers 'Peace'. De spaarzame hoekigheid verwees naar Thelonious Monk, de plaatsing van de noten naar Duke Ellington. Hier liet Van 't Hof zich van zijn meest lyrische kant zien.

Hij was zijn tweede set begonnen met wat hij zelf devoot 'Gezang 148' noemde, waarbij ik zijn tong verraderlijk in zijn wang zag bewegen. Het bleek in ieder geval een wals te zijn die uit zijn voegen was getild. Dat ging dan weer over in grote geluidsvolumina, die in platen en brokken over en naast elkaar schoven.

Daarbij bleek drummer Jimmi Hueting een alleszins bekwame vervanger voor de verhinderde Jamie Peet. Vrijer dan funkbeestmens Peet, maar alle accenten wel mooi op hun plek.

Buiten neigde de zon ter kimme, terwijl het in de rest van Nederland goot.

Concertfoto's: Marije Tempel

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 5.3.20) - [print] - [naar boven]



In memoriam
Jacques Waisvisz


Op zondag 5 februari overleed in Leiden op 101-jarige leeftijd Jacques Waisvisz, een 'Engelandvaarder die verknocht was aan jazz', zoals de Volkskrant vandaag zo mooi kopte in hun rubriek Eeuwig Leven. Een goed gekozen typering als we het hebben over deze in Soerabaja, Nederlands-Indië geboren markante persoon, al was het maar omdat hij een schatkist aan jazzopnamen achterliet.

Jarenlang was Waisvisz een vaste bezoeker van het Bimhuis, eerst in de oude locatie aan de Oudeschans, later in het nieuwe Bimhuis aan de Piet Heinkade. Aandachtig luisterend op de eerste rij maakte hij daar met een cassetterecorder en microfoon meer dan 1500 concertopnamen, tot in het jaar 2000. "De musici hadden daar bijna nooit problemen mee, vooral omdat ik beloofde ze kopieën van de opnames te sturen," vertelde Waisvisz in 2006 in een interview met Ken Vos. De opnamen heeft hij later aan het Nederlands Jazz Archief geschonken, waar ze een belangrijk deel van de collectie vormen.

Jacques Waisvisz was een van de laatste nog levende Engelandvaarders. Als Joodse student moest hij in de Tweede Wereldoorlog zijn studie scheikunde aan de Leidse universiteit voortijdig staken. "Men geloofde eerst niet dat de situatie hier ook zo ernstig zou worden," zei hij over het begin van de deportaties van de Joden in 1941. Hij nam het besluit om samen met zijn ouders te vluchten. Via Frankrijk en Spanje slaagde hij er na een lange en zware reis in om naar Engeland over te steken, waar hij werd opgeleid tot paratroeper. Bij de invasie in 1944 kwam hij als parachustist in actie. Na de oorlog werd hij onderzoeker bij de Nederlandse Gist en Spiritusfabriek in Delft, waar hij meehielp met de ontwikkeling van medicijnen. Al vanaf jonge leeftijd kwam hij in aanraking met jazz, zijn grote passie. Jarenlang organiseerde hij experimentele jazzconcerten onder de noemer SMØR Jazz.

Waisvisz was vader van drie kinderen. Zijn oudste zoon Michel, zelf muzikant, overleed in 2008.

In december 2006 had Ken Vos een interview met Jacques Waisvisz, dat je hier nog eens kunt lezen.

Foto: Cees van de Ven

Labels:

(Maarten van de Ven, 3.3.20) - [print] - [naar boven]



Jazz Class-X
Gerry Mulligan/Chet Baker Quartet - 'The Original Gerry Mulligan - Chet Baker Quartet - Complete Recordings' (American Jazz Classics, 2011)

Opname: 16 augustus 1952 - 20 mei 1953

In een eerdere aflevering van deze reeks klassieke jazzalbums kwamen we te spreken over Miles Davis' 'Birth Of The Cool', dat algemeen geldt als een van de eerste en meest bepalende albums binnen de dan nieuwe 'cool jazz'. Een van de vaste actoren in dit nonet, dat slechts ruim een jaar bestond, was baritonsaxofonist Gerry Mulligan. Niet verwonderlijk, als goede vriend van arrangeur en pianist Gil Evans was hij het die, nog voor Davis, met deze wijze van spelen begon te experimenteren. In tegenstelling tot Miles, die spoedig andere wegen zou gaan verkennen, bleef Mulligan de cool jazz trouw. Begin 1952 verhuist hij naar Los Angeles, om te gaan arrangeren voor het orkest van Stan Kenton, brood op de plank. Daarnaast speelt hij 's avonds in The Haig. Het is daar dat hij op een van de jamsessies op maandagavond een jonge trompettist tegen het lijf loopt die ook wel eens mee wil spelen: Chet Baker. Ze kunnen het goed met elkaar vinden en besluiten opnames te maken. Er is alleen één probleem: The Haig heeft geen piano meer. Nu de band van vibrafonist Red Norvo de vaste bespeler was geworden van de club, kon de piano de deur uit. Van de nood een deugd makend besloot Mulligan om het dan maar zonder te doen. Hij nodigde bassist Bob Whitlock en drummer Chico Hamilton uit en begon wat de geschiedenis in zou gaan als het eerste pianoloze kwartet.

Het is 10 juni 1952 als Dick Bock de eerste opnames van dit kwartet maakt in Phil Turetsky's House, eveneens in Los Angeles. Bock zou kort daarna samen met Roy Harte Pacific Records oprichten, waar in 1952 de eerste lp uitkwam. Daarop muziek van twee sessies, die van 16 augustus en van 15 en 16 oktober. Eerder materiaal bleef op de plank liggen. Inmiddels bijna 70 jaar later zijn al die sessies in verschillende edities verzameld, van enkele schijven met hoogtepunten tot de uit vier cd's bestaande 'The Complete Pacific Jazz Recordings Of The Gerry Mulligan Quartet With Chet Baker'. Omdat bij deze laatste editie ook andere opnames staan dan van dit kwartet, bijvoorbeeld die met Lee Konitz als vijfde man, richten we ons hier op een uitgave die de titel 'The Original Gerry Mulligan - Chet Baker Quartet' draagt en die het grootste deel van die opnames uit 1952 en '53 van dit fameuze kwartet bevat.

Beluister die eerste opnames van augustus 1952 en dan met name de ballad 'Lullaby Of The Leaves'. Allereerst Bob Whitlock, die gestaag plukkend een slepend ritme aan zijn bas ontlokt en dan Mulligan en Baker, beiden afwisselend begeleidend en solerend, elkaar uitstekend aanvullend. En dat was best bijzonder gezien de totaal verschillende achtergrond van de twee blazers. Mulligan was een klassiek geschoold musicus, terwijl Baker een veel intuïtievere stijl van spelen had. Maar hier komt het prachtig samen, waarbij de harmonieuze samenhang en de melodieuze verfijning opvalt. Half oktober 1952 nam het kwartet zes nummers op in de Gold Star Studios in Los Angeles. Het samenspel tussen Mulligan en Baker is duidelijk verder gegroeid. Luister hoe mooi ze samen bouwen aan de melodie van 'Aren’t You Glad You’re You', hoe ze elkaar afwisselen in 'Frenesi' - let hier ook op het Zuid-Amerikaans aandoende slagwerk van Hamilton - en hoe Mulligan de leiding neemt in 'Nights At The Turntable', terwijl Baker begeleidt. De piano wordt hier geenszins gemist. En natuurlijk is die combinatie van baritonsax en trompet een heel bijzondere, met prachtige klankkleuren tot gevolg.

In januari 1953 neemt Carson Smith de rol van bassist over van Whitlock en maken de twee in wisselende samenstellingen opnames, als kwartet (waartoe we ons hier beperken), als kwintet, met Lee Konitz op altsax en als tentet - alle bezettingen overigens consequent zonder pianist. Als kwartet vinden we ze allereerst begin januari weer in 'The Haig'. Hoogtepunten in dit concert zijn zonder meer 'Get Happy' - vanwege de stomende solo's van Hemmingway en Baker en het heerlijk hoekige spel van Hamilton - en 'Poinciana'. Dit laatste met name vanwege de wijze waarop Mulligan gestalte geeft aan deze latin jazz-klassieker.

Eind februari, Larry Bunker heeft inmiddels de plaats ingenomen van Chico Hamilton, neemt het kwartet weer vier stukken op in de Gold Star Studios. De single 'Motel', een zeer enerverend, bijna dansbaar nummer van Mulligan, met als b-kant de klassieker 'Makin’ Whoopee' zou een hit worden. In een sessie op 27, 29 en 30 april neemt het kwartet een aantal klassiekers op voor de radio: 'My Old Flame', 'All The Things You Are', 'Love Me Or Leave Me', 'The Nearness Of You' en 'Tea For Two'.

Aansluitend volgen nog twee sessies in mei, met onder andere een opname van het stuk dat door Baker onsterfelijk zou worden: 'My Funny Valentine'. En dan valt het doek. Mulligan wordt gepakt met drugs en verdwijnt voor een half jaar achter de tralies. Een half jaar waarin Baker doorbreekt met zijn kwartet met pianist Russ Freeman. Als Mulligan in 1954 de draad weer op wil pakken, heeft Baker geen interesse meer. Ze staan daarna nog een aantal keren samen op het podium, in 1955 op het Newport Jazz Festival en als laatste in 1974 in Carnegie Hall, maar de magie van dat jaar in 1952-53 is er dan al lang af.

Foto's: William Claxton & Lee Friedlander

Labels: ,

(Ben Taffijn, 3.3.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Dichtbij Beefheart

'Beefheart: Pork Treat Musical' door Hans Dagelet & Rosa Ensemble, donderdag 27 februari 2020, VERA, Groningen

Je zag ze in VERA in kluitjes rondhangen, de gelukkigen die het kunnen navertellen, het hardhandige recital van Captain Beefheart and his Magic Band in 1980, in een boerenfeestzaal in het lieflijke Roden. Allemaal hadden ze toen het gevoel gehad dat de goede kapitein het tegen hen persoonlijk had gehad, toen die met stentorstem EE-LEC-TRI-CITY de zaal inknalde.

Een enkeling was er wellicht zelfs bij geweest toen Beefheart, geboren Don Van Vliet, na afloop in de kleedkamer een marathoncollege gaf. Over marihuana en tabak ("vijf keer zoveel teer als in tabak"), over zijn blaasinstrumenten, over de insecten die rond de lampen zoemden, over de vervuiling van de aarde, over zijn tekeningen, over Sun Ra en Ronald Reagan. Maar vooral over zijn lievelings-bluesartiesten, Lowell Fulson, Sunnyland Slim en Hubert Sumlin ("die arme, arme Hubert Sumlin, altijd maar in de schaduw van Howlin' Wolf").

Ik zal niet beweren dat Hans Dagelet en het Rosa Ensemble op dezelfde manier vlamden als de Magic Band - maar ze kwamen er bij vlagen verbijsterend dichtbij. Soms klonk het ensemble alsof er met dynamiet in een granietgroeve werd gewerkt. De twee toetsenspelers Floris van Bergeijk en Laurens de Boer wisten wat dat betreft alles op te roepen, van tedere thereminsferen tot maf pulsargeknetter in de verte en gruwelijk chaotisch gebonk. Met name tijdens die ongegeneerde erupties werkte de muziek therapeutisch (mijn beginnend Coronagriepje verdween tenminste als sneeuw voor de zon), ja, kwam er een sereen geluksgevoel over je heen.

Met stukjes zwarte tape als knevel, bakkebaarden en wenkbrauwen wás acteur, zanger en trompettist Hans Dagelet een Beefheart après la lettre. De Nederlandse vertalingen van Daniel Cross en Alexander Peterhans waren creatief en hilarisch - ik hoop dat Dagelet na twee keer een uur gegrom zijn keel inmiddels weer kan gebruiken.

Blubber en smook!

Concertfoto's: Mischa Veenema

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 1.3.20) - [print] - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.