Cd
ICP Orchestra - 'ICP 049' (ICP, 2010)
Opname: juni/september 2009
Verwacht na veertig jaar geen verrassingen meer van het ICP Orkest. Er wordt onverminderd op hoog niveau gemusiceerd, waarbij de leden elkaar blindelings aanvoelen, op elkaar anticiperen en reageren.
Met Mary Oliver (viool en altviool), Tristan Honsinger (cello) en Ernst Glerum (contrabas) heeft de band een tamelijk compleet strijkorkest aan boord, waarbij Oliver meandert tussen hillbilly-gefiedel en het atonale gekras zoals dat in hedendaagse kamermuziek niet ongebruikelijk is.
Ik heb het orkest al een poosje niet meer live gehoord, maar afgaande op deze cd lijkt de vroege Sun Ra, jaren vijftig dus en begin jaren zestig, tegenwoordig een referentiepunt. Voorts staat er nog altijd werk van Misha Mengelbergs helden Duke Ellington en Herbie Nichols op het programma. In Ellingtons 'Sonnet In Search Of A Moor', uit de suite 'Such Sweet Thunder', klinkt het orkest relatief traditioneel, elders ('Wake-up Call', 'Mitrab') verwijlt het in abstractere dreven.
Leider Mengelberg is als Sprechsänger te horen in het openingsnummer 'Niet Zus, Maar Zo'. Hij zou het prima doen in griezelsprookjes: onbedaarlijke huilbuien en pisbroeken alom.
Meer horen?
Van deze cd kun je hier het nummer 'Niet Zus, Maar Zo' beluisteren.(Eddy Determeyer, 11.7.10) - [print]
- [naar boven]
Concert
Kristalhelder geluid uit ernstig vervuilde Fender
Koos Wiltenburg Group featuring Eef Albers, zondag 4 juli 2010, Buckshot, Groningen
Het is met afstand de goorste gitaar die ik ooit heb gezien. Sinds 1962 heeft het vuil der kroegen, het stof van de road en het zweet van de schepper zich op de solid body genesteld; zelfs de merknaam (Fender) is onder het patina der jaren verdwenen. Als je goede ogen hebt zie je de microben krioelen. "Nou, hij is wel gereviseerd, hoor," zegt Eef Albers, de trotse eigenaar, verontschuldigend. Doch die revisie heeft zich beperkt tot het bijwerken van de hoorns, de punten van de body. Die begonnen op een gegeven moment te puntig te slijten.
Maar denk niet dat er daarom uitsluitend roestige, krakkemikkige oerblues uit die Fender komt. Integendeel, het geluid van Eef Albers is helder als het spreekwoordelijke bergbeekje. In zijn soli neemt hij je mee over vervaarlijke cataracten die in serene, koele meren uitmonden en toont je en passant pracht en praal van de vele zijriviertjes. En net als het gevoel je bekruipt dat je de weg nu toch wel finaal kwijt bent, ligt het einddoel tussen twee heuveltoppen in de verte te schitteren.
Jammer dat Albers zo bescheiden is dat hij zijn medemusici alle ruimte gunt. Te veel ruimte. Het duurde in Buckshot overigens even voordat het gezelschap op gang kwam. Aanvankelijk zoog het vierkante werk van drummer Arno van Nieuwenhuize het sextet hardhandig en zwaarvoetig de aarde in. Maar toen percussionist Mamour Seck het ritme meer subtiliteit gaf, begon het Marokkaanse contingent onder de bezoekers enthousiast mee te trommelen, op het meubilair en in de lucht. En na de pauze nestelde de band zich in een groove die zó diep ging, dat je een houweel nodig had gehad om de musici eruit te bevrijden.
Waarmee de stelling dat je een optreden nooit na de eerste set moet verlaten maar weer eens is aangetoond.
Vanavond treedt Koos Wiltenburg Group featuring Eef Albers op in Ahoy Rotterdam (Yenisei) tijdens het North Sea Jazz Festival.
(Eddy Determeyer, 11.7.10) - [print]
- [naar boven]
Concert
Lekker hobbelen met Behsat Uvez
dinsdag 22 juni 2010, De Smederij, Groningen
Eerder en elders heb ik al eens een lans gebroken voor dansles op de conservatoria. Serieus: muziekstudenten zouden om te beginnen het ritme in hun lijfje moeten voelen eer ze aan compositie en interpretatie kunnen denken. Zoals alle klassieke studenten zouden moeten leren improviseren en hun afhankelijkheid van blaadjes met bolletjes dienen af te zweren, net als alle Grote Meesters, van Johann Sebastian Bach tot Edward Kennedy Ellington dat deden. Maar dit terzijde.
Nu Nederland in weerwil van alle Wildersmannen in rap tempo verder interculturiseert, wordt de kwestie van de ritmes alleen maar pregnanter. Turkse improvisatiemuziek zoals we die in De Smederij hoorden, voelt alsof we in een kar hobbelen met wielen die respectievelijk achtkantig, negenkantig, elfkantig en zeventienkantig zijn. Een hele klus voor witmensen voor wie een walstempo al far out is. Maar zou je op die muziek dansen, dan valt alles moeiteloos op zijn plek.
"Haren-Veendam, Haren-Groningen," spelde sazspeler Behsat Uvez het ritme van een volledig geïmproviseerd stuk in 9/8. Het pleit voor het vakmanschap en de muzikaliteit van de noordelijke azen (Thomas Hilbrandie - gitaar, Diederik Idema - piano, Oeds Bouwsma - zessnarige basgitaar en Steve Altenberg - drums) dat ze op het rechte pad bleven. Hilbrandie speelde feilloze unisono-guirlandes met de saz (luit) van Uvez. Altenberg moest diep in zijn buideltje met asymmetrische ritmes tasten om de leider op darbuka (kleine vaastrommel) bij te benen. Het enige instrument dat een verweesde indruk maakte was de piano. Misschien was een afgeragd bluesklavier hier beter op zijn plaats geweest. Idema's clusters werkten in ieder geval beter dan zijn single-note lijnen.
Behsat Uvez is ook een zanger zonder weerga. Zijn gebronsde, krachtige en expressieve geluid bracht de pure vreugde en de peilloze weemoed van zijn melismatische liederen perfect over – al verstonden we er geen woord van. Geen wonder dat dit voormalig lid van het Turks Staatsensemble inmiddels een van Nederlands meest succesvolle exportproducten is, dat overal ter wereld op interculturele festivals straalt.
Na de pauze schakelde De Smederij zoals gebruikelijk over op de jamsessiestand. Cellist Eduardo Tonietto hield de oosterse melancholie nog even vast in 'So What', Frank Wingold vertelde dwaze dwarse gitaarverhaaltjes en Steve Altenberg was weer helemaal in zijn hummetje nu hij weer onbekommerd mocht roffelen en razen. Maar het was altist Lorim Georgione Lepodotu die de show stal met een schroeiende solo waarmee hij héél, héél dichtbij het Grote Ronken kwam, ergens ver weg daarboven.
(Eddy Determeyer, 8.7.10) - [print]
- [naar boven]
Column Herbert Noord
Festival
"Normaal ging ik alleen naar festivals op uitnodiging en om er op te treden en daar heb ik al ruim vijf jaar geleden een punt achter gezet. Het festival op een eilandje in de Seine werd voor de 31ste maal georganiseerd door een stel enthousiaste Fransen. Die doen dat vanuit de liefde voor de jazzmuziek van Django, zijn na- en opvolgers en voor alles wat echt swingt volgens de Duke-norm."
Herbert Noord bezocht voor de derde maal het Festival Django Reinhardt, een gevarieerd en verrassend festival dat van 23 tot en met 27 juni plaatsvond in Samois-sur-Seine. "Om een of andere reden, hebben die Fransen toch meer affiniteit met jazz dan Nederlanders. Ze tonen meer belangstelling voor het gepresenteerde, luisteren intenser en reageren beter. Hun aandachtspanningsboog is eveneens flink veel langer dan die van de gemiddelde Nederlandse toehoorder. Die heeft het op een festival meestal al na een kwartiertje gehoord."
Klik op bovenstaande button om zijn column te lezen.
(Maarten van de Ven, 8.7.10) - [print]
- [naar boven]
Re-issues
Atavistic Unheard Music Series
In de zee van re-issues van labels als Impulse, Blue Note, Riverside, ECM, Contemporary en Atlantic blijft de Unheard Music Series van Atavistic vrijwel onopgemerkt. Dat is jammer, want deze serie is minstens even belangrijk. Het is ook begrijpelijk, omdat het muzikanten betreft die niet genoeg gehoord zijn of wier werk niet breed verkrijgbaar was. Veel van deze cd's zijn alleen via het internet te verkrijgen, of anders via de allerbeste jazzspeciaalzaken. Dat neemt niet weg dat ze een enorme aanbeveling verdienen.
Sommigen van de muzikanten in de serie, zoals de onlangs overleden tenorsaxofonist Fred Anderson, zijn pas redelijk laat volledig op waarde geschat. Anderson, een muzikant die betrokken was bij de oprichting van de AACM in Chicago, trok zich in de jaren tachtig terug en maakte slechts een handvol opnamen van liveoptredens, die nu in deze reeks verschenen zijn. 'The Milwaukee Tapes' is een geweldig document van deze onderschatte tenorheld, waarop bovendien meesterdrummer Hamid Drake te horen is in een vroeg stadium van zijn carrière. Ook Joe McPhee, een andere onderschatte tenorheld, is vertegenwoordigd met vroeg werk, nog van voor de tijd dat hij met het HatHut-label in zee ging.
Wat echter het meest opvalt aan de Unheard Music-catalogus, is dat er voornamelijk Europese jazz uit de jaren zestig en zeventig in is opgenomen. Peter Brötzmanns 'Machine Gun' - misschien wel het belangrijkste Europese freejazzalbum - is uitgebreid met liveopnamen van het titelnummer, met Gerd Dudek als extra saxofonist. Daarnaast zijn er albums van de Nederlandse freejazzmuzikanten van het eerste uur: Han Bennink, Leo Cuypers en Cees Hazevoet.
Deze twee componenten - onbekende Amerikanen, vaak uit de regio rond Chicago, en Europese freejazzmuzikanten met een enorme reputatie onder critici, maar weinig aanhangers - vormen toevalligerwijs ook de basis van de carrière van rietblazer Ken Vandermark. Vandermark is Atavistics belangrijkste jazzmuzikant en speelt regelmatig samen met McPhee, Anderson, Drake en Brötzmann. De hele jazzscene in Chicago is beïnvloed door Vandermark, die als een soort pater familias voor de nieuwe generatie optreedt. Muzikanten als Jeb Bishop, Nate McBride, Tim Mulvenna, Kent Kessler en Daniele D'Agaro kunnen in zijn schaduw een interessante carrière opbouwen. Bovendien is Vandermark een geboren bruggenbouwer: hij heeft Brötzmann geholpen diens Chicago Tentet op te richten, waarin hun beide werelden samenkomen.
Ook de Scandinavische free jazz van saxofonist Mats Gustafsson en drummer Paal Nilssen-Love is vertegenwoordigd in het bovengenoemde Tentet. Atavistic heeft van hen een aardige catalogus aangekocht en ondergebracht bij het sublabel ScanJazz. Misschien heeft Vandermark een goed woordje voor ze gedaan, of misschien is de directie bij Atavistic zo visionair zich niet door commercie te laten leiden. Hoe het ook zij: deze muziek is niet te missen.
(Sybren Renema, 7.7.10) - [print]
- [naar boven]
Festivalverslag
Een déjà vu van wereldformaat in het World Forum
The Hague Jazz, 11 & 12 juni 2010, World Forum, Den Haag
"De oudjes deden het opperbest in het Haagje. Wat tenorist en componist Benny Golson (81) tegenwoordig aan lucht mist, compenseert hij met een verdiept en verrijkt laag. En het welkomstapplaus voor nummers als 'Are You Real' bewees dat het oeuvre van deze meester weliswaar vijftig jaar in een sandelhouten juwelenkistje opgeborgen was geweest, doch allerminst vergeten."
Eddy Determeyer bezocht The Hague Jazz in het voormalige Congresgebouw, thans World Forum geheten, en beleefde een déjà vu. "Je bent na zes jaar terug op het oude nest en daar stap je pardoes het North Sea Jazz Festival binnen. En dan niet het North Sea anno 2010, of 2004, maar dat van, pak 'm beet, 1980." Hij zag er onder anderen Wayne Shorter, Randy Weston en Till Brönner.
Klik hier om zijn festivalverslag te lezen.
Klik hier voor een uitgebreid fotoverslag van The Hague Jazz 2010 door Maarten Jan Rieder.
(Maarten van de Ven, 2.7.10) - [print]
- [naar boven]
Videoclip
Saskia Laroo geeft vuvuzela-les
Tijdens het WK Voetbal is de vuvuzela, een Zuid-Afrikaans blaasinstrument, heel erg populair geworden; in de stadions wordt het massaal bespeeld. Tegelijkertijd roept het instrument ook veel ergenis op vanwege het monotone geluid.
Jazztrompettiste Saskia Laroo staat momenteel bekend als de vuvuzeLa-juf van Nederland. Als aanmoediging voor het Nederlands Elftal heeft zij 'The Vuvuzela Song' geschreven. Mensen die de vuvuzela willen leren bespelen, kunnen meteen proberen mee te spelen. Klik op bovenstaande afbeelding om de videoclip te bekijken.
Klik hier voor een online vuvuzela-les.
(Maarten van de Ven, 1.7.10) - [print]
- [naar boven]
In memoriam
Benny Powell
Trombonist Benny Powell, die op 26 juni op 80-jarige leeftijd overleed, was er direct verantwoordelijk voor, dat ik de laatste drie jaar met een boek over New Orleans-bigbands bezig ben. Tijdens een interview in 1983 in Amsterdam, waar hij met de groep Dameronia van drummer Philly Joe Jones optrad (een weergaloos concert daar in De Meervaart, maar dit terzijde), kregen we het over de muziekscene in zijn geboorteplaats New Orleans, zo rond 1940. Hij speelde er in de drumband van zijn school. Volgens hem waren er destijds een stuk of tien bigbands in die stad min of meer fulltime actief. Hij noemde namen die mij voor een deel niets zeiden. Van Sidney Desvigne, Papa Celestin en Dooky Chase had ik wel eens gehoord, maar Don Raymond? Joe Jones? (Niet de zanger.) Hmm, interessant, de moeite van nadere studie waard.
In datzelfde interview gaf hij er blijk van dat toekomst voorspellen niet zijn forte was; we kregen het over rapmuziek, destijds een fris genre. Volgens hem zou het nooit echt iets worden met die rappers. Ja, hij had wel eens jongelui bezig gezien in de subway en op straat. Maar zijn dochter was het met hem eens: dat stelde niks voor.
Nadat hij een poos in die drumband had gespeeld kreeg Benjamin Gordon Powell een trombone van een oom en mocht hij al snel op oudejaarsavond invallen bij het toporkest van de stad, de Southern Syncopators van trompettist Sidney Desvigne. Daarna werd hij door trompettist Dooky Chase, die eveneens in het schoolorkest had gedrumd, gevraagd voor diens nieuwe bigband. Zo werd Benny op zijn dertiende beroeps. Na twee jaar kon hij een job krijgen bij de Bama State Collegians en via trompettist King Kolax (die de library van Billy Eckstine's beboporkest had overgenomen) en trombonist Ernie Fields belandde Powell in 1948 in de bigband van vibrafonist en volksmenner Lionel Hampton. Doch zijn doorbraak kwam pas in 1951, toen hij aanschoof bij de trombonesectie van de 'New Testament'-band van pianist Count Basie.
Van meet af aan was Benny Powell een bebopper. " Mijn twee belangrijkste invloeden waren Trummy Young en J.J. Johnson, dacht ik. Op het stuk van improvisatie wilde ik net zo spelen als J.J. Johnson, zodra ik die eenmaal had gehoord." Powell raakte gefascineerd door de verwantschap tussen zijn toeter en de menselijke stem. Hij kon de trombone inderdaad laten lachen en huilen. Bovendien waren zijn precisie en snelheid spreekwoordelijk. In 1956 won hij de critics poll van het Amerikaanse blad DownBeat.
Nochtans bleef hij jarenlang op de achtergrond, met zijn werk in platen- en televisiestudio's, voor educatieve doelen zoals pianist Billy Taylors Jazz Mobile en de burgerrechtenbeweging. Ook steunde Powell Rahsaan Roland Kirks acties om meer jazzmuzikanten in televisiestudio's te laten werken.
De laatste keer dat ik de trombonist sprak, twee maanden geleden, repte hij nog niet over gezondheidsproblemen. Integendeel, hij was nog volop aan het werk, met pianist Randy Weston en als docent op de New Yorkse New School. Tijdens ons eerdere interview, in Amsterdam, had hij van zijn educatieve werk verteld. "Je vindt op die scholen lui die de naam Duke Ellington niets zegt. Ik ben daar [in Los Angeles] op scholen geweest waar die meiden niet weten wie Nancy Wilson is." Donna Summer en Kool & The Gang kennen ze wel, suggereerde ik en daar kon Benny me alleen maar gelijk in geven.(Eddy Determeyer, 1.7.10) - [print]
- [naar boven]
Cd
Jazz Orchestra Of The Concertgebouw - 'Blues For The Date' (Challenge, 2010)
Opname: 5 april 2009
Peter Beets speelt niet slechts piano alsof hij levenslang in een achtbaan heeft, hij schrijft ook nog eens dingetjes die beklijven. Op Turner Laytons 'After You’ve Gone' na zijn alle composities op deze dubbel-cd van zijn hand. Het openingsstuk, 'It’s Happening', lijkt vooral voor de trompettisten geschreven, die snerpen alsof de wetten van de fysica niet op hen van toepassing zijn.
Het Jazz Orchestra Of The Concertgebouw is een precisiemachine en het pleit voor opnametechnicus Mark Broer en mixer Willem van den Berg dat alles van deze live opnamen zo glashelder blijft – ondanks de wirwar aan lijntjes die arrangeur en bandleider Henk Meutgeert neerpende. Luister maar eens naar 'Is It Wrong To Be Right?', waarin de secties voorbeeldig in elkaar grijpen.
Een volgend hoogtepunt is het titelnummer, 'Blues For The Date'. De reeds gememoreerde trompettisten spelen hier een sensationeel opwaarts glissando (dat overigens, eerlijk is eerlijk, geleend lijkt van Joe Newmans 'Slats' uit 1958). Meutgeert laat zijn band hier stompen en swingen alsof de tijden van Buddy Johnson and his Walk 'em Rhythm waarlijk zijn wedergekeerd.
Het gezelschap klinkt lekker los en vurig, een wereld van verschil met de voorlaatste cd van het Jazz Orchestra, 'Silk Rush' uit 2008. Ja, want dan denk je dat je alles hebt gehad wanneer je bij het laatste nummer van cd 2 bent aangeland, een reprise van 'It’s Happening'. Piepen die scheurijzers er nog eens een octaafje overheen. 'Blues For The Date' is wat mij betreft het beste album dat de band tot dusver maakte.
Deze recensie verscheen eerder in Jazz Magazine.Labels: cd
(Eddy Determeyer, 1.7.10) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...