Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 


Concert
Muzikale happening

Steven De bruyn & Jasper Hautekiet, 25 januari 2020, De Singer, Rijkevorsel

Het concert van Steven De bruyn (zonder hoofdletter inderdaad) en Jasper Hautekiet werd een muzikale happening in een volgelopen De Singer. Volgelopen met een luistergierig publiek, dat er de livepresentatie van De bruyns nieuwste cd 'The Eternal Perhaps' kwam beleven.

Het bleek dé manier om de kater van de afwijzing van het door De Singer ingediende subsidieverzoek voor even te verdringen. Met een collectie mondharmonica's, pedaaleffecten en loops passeerden klanken, klankclusters, repetitieve grooves, ritmes, blues, funk en jazz de revue. Dit met totale beheersing en kennis van zaken voor wat betreft de inzet van elekronica.

Overduidelijk werd de muzikale en ongetwijfeld ook persoonlijke chemie gehoord en gevoeld tussen De bruyn en Hautekiet. De rode draad door het concert was de blues, het idioom dat onmiskenbaar deel uitmaakt van De bruyns DNA. Dat geldt overigens ook voor zijn adagium dat een mens nooit is uitgeleerd en dat er altijd weer nieuwe uitdagingen blijven voor nader onderzoek. Het helpt De bruyn om via zijn instrument zijn muzikale identiteit en verhaal eigenzinnig uit te dragen.*

Voordat als dank voor het enthousiaste publiek de toegift klonk, stelde Steven De bruyn met stemverheffing dat dit zo gewaardeerde en geliefde podium De Singer absoluut behouden moet blijven. En men voor steun in welke vorm ook op hem kan rekenen.

* Bekijk in dit verband de video 'Special Harmonica Tunings & Sounds with Steven De bruyn'.

Klik hier voor een fotoverslag van dit concert door Cees van de Ven.

Labels: ,

(Cees van de Ven, 31.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd's
Emmeluth's Amoeba - 'Chimaera' (Øra Fonogram, 2019)

Opname: februari 2019
Spacemusic Ensemble - 'Is Okay Okay Is Certified' (Motvind, 2019)

De Noorse saxofoniste Signe Kruderup Emmeluth zag ik voor het eerst afgelopen zomer bij het door Sound in Motion georganiseerde Summer Bummer met haar band Amoeba. In 2018 brachten zij hun debuut uit, 'Polyp' en eind vorig jaar verscheen de opvolger 'Chimaera'. Emmeluth laat van zich horen, want eerder dit jaar kwam ik haar ook tegen in Skarbø Skulekorps, de nieuwe band van slagwerker Øyvind Skarbø, en lanceerde ze met haar eigen Spacemusic Ensemble 'Is Okay Okay Is Certified'. Vanwege deze uitgaven en het feit dat ze binnenkort in Antwerpen met Mudskipper te horen is, geven we haar ook hier maar een podium.

Het kwartet Amoeba, met naast Emmeluth Chrisian Balvig op piano, Karl Bjora op gitaar en Ole Mofjell op drums, leverde met 'Chimaera' een mooi en lekker weerbarstig album af. Dat komt met name door de stijl van componeren - ze levert alle stukken - en het spel van Emmeluth zelf. Direct in de korte opener 'Squid Circles' horen we in een overtuigende solo haar flitsende, springerige stijl, waar de drie overige leden van het kwartet zich soepel naar voegen. 'AB' klinkt al even stroef en ongewoon in de partij van het duo Balvig - Mofjell. Emmeluth schiet daar ineens dwars doorheen, haar alt inzettend als een sirene. Piepend en sputterend vervolgt ze haar weg, her en der verwarring stichtend. Dan is het tijd voor een vrij melig melodietje, met het type wending waar volgens mij het ICP Orchestra patent op heeft, om dit even snel weer te verwisselen voor chaos. Bjora steelt de show in 'Lyons' met energiek en heerlijk uit de bocht vliegend gitaarspel, waaraan de rest van het kwartet overigens vrolijk meedoet. Een energieke klankenstroom is het gevolg. Het weerbarstige horen we weer volop in 'Circular Movements', nu met name door het slagwerk van Mofjell. Titelstuk 'Chimaera' en 'No. 1' zijn daarentegen weer oases van rust, met name door het overtuigende en spaarzame pianospel van Balvig, dat in het laatste stuk prachtig mengt met de saxofoon. In 'Outro' horen we Emmeluth tot slot weer solo, wonderlijke klanken uit haar altsax persend.

Met de term 'Spacemusic' doelt Emmeluth naar eigen zeggen niet op het heelal, maar veeleer op "how you can create space in the music". "By playing with the placement of sound sources", zo vervolgt ze, "one can change the perspective and sense of depth." Tevens is de saxofoniste/componiste geïnteresseerd in de wisselwerking tussen gecomponeerd en geïmproviseerd. Kunnen ze elkaar versterken in plaats van dat we ze tegenover elkaar zetten? Met het sextet dat opereert onder de naam Spacemusic Ensemble gaat ze op onderzoek uit. 'Is Okay Okay Is Certified' is verdeeld in acht stukken, aangeduid met letters en cijfers, die we verder op de omslag van de cd nergens terug vinden. Die onderverdeling speelt dan ook vrijwel geen rol; het stuk is goed te zien als een meerdelige suite.

In 'A' horen we de piano, Anja Lauvdal, met nadrukkelijke aanslagen, gevolgd door vocaliste Rohey Taalah, die haar stem inzet als instrument en zich in goed gezelschap bevindt van de overige musici, die een ruimtelijke klankwereld neerzetten. Een wereld die, ondanks de woorden van Emmeluth hierboven, toch ook aan die andere betekenis van het woord ruimte refereert. Vreemde, onbestemde geluiden klinken, voor een groot deel toe te schrijven aan de synthesizer, elektronische effecten en het op onorthodoxe wijze inzetten van het akoestische instrumentarium. Direct valt ook op dat we hier met een totaal ander project van doen hebben dan met het hierboven genoemde Amoeba-kwartet. 'Is Okay Okay Is Certified' heeft meer raakvlakken met experimentele elektronica en hedendaags gecomponeerde muziek dan met wat we meestal onder jazz verstaan.

Sterk repetitief, bijna monotoon gitaarspel van Bjora, de enige musicus naast Emmeluth die we in beide projecten horen, zet de toon in '1.1', naast langgerekte lijnen op de tuba van Helda Karine Johannesdottir. 'B -2+3' drijft op de bekoorlijke zang van Taalah, sterk contrasterend met brokkelig slagwerk van Andreas Winther en dito pianospel van Lauvdal. Zo nu en dan schiet Emmeluth hier met hoge saxklanken tussendoor. Ook in 'D' horen we Emmeluth, nu haar sax inzettend als percussie, waarmee ze gelijk opgaat met Winther en Johannesdottir. Dan schakelen we ineens over op een relatief traditionele jazzmelodie, waarbij ze dit sextet voorgaat in een klinkende solo. Het afsluitende 'E' kent weerbarstige klanken, maar ook een door Taalah voorgelezen tekst, waar die vreemde zinsnede van de titel in voorkomt, naast de volgende zin die staat voor dit ongewone, maar bijzondere album: "We all start we end in circular movements."

Signe Emmeluth maakt onderdeel uit van Mudskipper, dat op zondag 2 februari optreedt in Het Bos, Antwerpen.

Labels:

(Ben Taffijn, 31.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Evangelie volgens The Preacher Men

woensdag 22 januari 2020, Brouwerij Martinus, Groningen

Toen wij in Nederland in de jaren zestig allemaal braaf met rode oortjes en geleerde gezichten naar free jazz en de Europese varianten daarvan zaten te luisteren, produceerden gore tenorgeltrio's de populaire jazz van zwart Amerika. In elke bar op elke straathoek van elk getto werkte wel zo'n smeuïg gezelschap zich in het zweet. Tenorsaxofoon, Hammond B3, drums en soms een gitaar erbij. Ik vroeg ooit Paul Weeden, die in die tijd met organist Don Patterson tourde, wat er nou zo speciaal was aan die muziek. "Die vrouwenkonten die op die barkrukken op de maat van de muziek zaten te schudden," was het antwoord.

Nu was het woensdag de 22ste in Brouwerij Martinus eerlijk gezegd een tikje te druk om vast te kunnen stellen hoe de Groninger konten zich op de barkrukken gedroegen, maar dat iedereen het vreselijk naar zijn en haar zin had was wel duidelijk. De predikheren hadden het evangelie weer opgepikt waar de Jimmy's Smith en McGriff dat hadden laten liggen. Organist Rob Mostert neemt daarbij de grootste, de meest vermetele stappen. De kenmerkende razende loopjes en de orkestrale akkoorden van zijn instrument zijn bij hem in goede handen, maar het palet van zijn orgel is duidelijk nog royaler voorzien. Hij laat schurende en gillende flarden op je los, die tot dusver het domein van geavanceerde synthesizers waren. Met Smith schrikt hij niet terug voor het uren vasthouden van één noot (okay, tikje overdreven), zodat je je op het puntje van je stoel af gaat vragen wanneer dat orgasme nou eens komt.

De tenorsax van Efraïm Trujillo paart een gladde pit aan een ruwe bolster. Hij combineert ruwe stootkracht met lichtvoetige finesse. Op alt speelde hij de stokoude ballad 'I Want A Little Girl' precies zoals een ballad bedoeld is.

Drummer Chris Strik zette in het eerste nummer, 'Go', de toon met een soort New Orleans street beat. Dan zit je gelijk lekker. Lekker simpel, lekker strak en lekker hard. Strik heeft zijn bijnaam 'Buckshot' niet voor niks gekregen. Hij knalt echt knalhard, zodat de bezoekers die voor alle zekerheid oordopjes hadden meegebracht zich gelukkig prezen. Heeft hij in de mijnen gewerkt, of op z'n minst in een heavy metalband? Zal best. Maar hij heeft ook zes jaar de achterkant van vocaliste Dee Dee Bridgewater geobserveerd, op tournee door Europa. Dat hij ook heel subtiel te werk kan gaan bewees de drummer in het nummer 'Chili Dog', waarin hij een lange boeiende solo speelde - met handen en vingers. Een compleet verhaal.

U kunt het allemaal nog eens rustig (of onrustig) terugluisteren op het album 'Live At Bimhuis', dat The Preacher Men in april en juni 2019 voor Zennec Records hebben opgenomen.

Klik hier voor foto's van dit concert door Willem Schwertmann.

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 31.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd
g a b b r o - 'Grannular' (Dropa Disc, 2019)

Opname:25-27 augustus 2018

g a b b r o, het project van saxofoniste Hanne De Backer, bracht in 2017 een eerste titelloos album uit bij het Gentse label El Negocito. De twee leden die toen g a b b r o vormden, Hanne De Backer en Marc De Maeseneer, bespeelden daarop beiden de baritonsax, wat een bijzonder album opleverde. Twee jaar later doken ze de studio in voor een vervolg, nu aangevuld met Raphael Malfliet op elektrische bas en vocaliste Agnes Hvizdalek. Ook nu stoelt het album 'Grannular', dat vorig jaar uitkwam bij het aan Sound in Motion gelieerde Dropa Disc, op vrije improvisatie. Iets dat De Backer afzet tegen onvrijheid, in dit geval door bewoners van de gevangenis in Antwerpen bij dit project te betrekken; hun veldopnamen spelen een rol op dit bijzondere album.

Als titels voor de stukken koos De Backer voor de dagen van de week en dus beginnen we met 'Monday', waarin we klankwolken horen die afkomstig lijken van elektronica, maar in werkelijkheid hun oorsprong vinden bij die twee baritonsaxen en Malfliets bas. 'Tuesday' is een feest van de nuance, met fluisterzachte, zeer intieme klanken. Met duistere golven middels de baritonsaxen en de hoge tonen van Malfliet, die met de strijkstok zijn bas bewerkt. Een schitterende klanksculptuur. In 'Wednesday' horen we duidelijk Hvizdalek, met vocale klanken die uitstekend passen bij die van de saxen, waardoor hij aangenaam hoge, vibrerende klanken produceert. Tot het omslaat en de klanken zwaar worden en messcherp door de ziel klieven. En ook hier valt de grote mate van abstractie weer op in het muzikale materiaal. Van een melodie is nergens sprake en ook ritme speelt geen rol van belang.

Op 'Thursday' is het vooral Malfliet die we horen, met zwaar en diep resonerende klanken van zijn bas. Prachtig is ook 'Friday', een sculptuur bestaande uit ploppendee en knetterende geluiden van de saxen. We herkennen bijvoorbeeld het ritmisch bespelen van de kleppen, in combinatie met een subtiele drone. Mooi subtiel gaat het eraan toe in 'Saturday', met een aangename collage van diverse soorten ruis, geknisper en geknetter en ander ondefinieerbaars. Hier klinken de saxen als druk doende vogels in een volière, een gekwetter van jewelste. Overigens blijkt er aan het eind nog een schepje bovenop te kunnen. Natuurlijk klinkt 'Sunday' een stuk vrediger en contemplatiever. Dat hoort ook bij zo'n dag. Met aanvankelijk bijna onhoorbare golven van klank, als misthoorns. Dan voegt Hvizdalek zich er weer bij met hoge stemklanken, een soort van tegenwicht vormend. Maar ook hier neemt verderop het tumult toe en stijgt de onrust. Het stuk eindigt ermee, de cirkel is rond.

Hanne De Backer maakt deel uit van Mudskipper, dat op zondag 2 februari optreedt in Het Bos, Antwerpen.

Labels:

(Ben Taffijn, 30.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Uitdrukkingsloos en zonder climaxen

Or Bareket Quartet, vrijdag 17 januari 2020, Paradox, Tilburg

De Israëlische bassist en componist Or Bareket behoeft introductie. Hij is op jeugdige leeftijd geïnspireerd door het virtuoze, elektrische basspel van wijlen Jaco Pastorius, maar schakelt later over naar het natuurlijke geluid van de contrabas. Zoals zo velen voor hem verhuist Bareket naar het jazzmekka New York en gaat samenwerkingsverbanden aan met gearriveerde muzikanten, waaronder Chris Potter en Peter Bernstein. Ook maakt hij kennis met de nieuwe garde, waaronder Yotam Silberstein. Or Bareket is opgegroeid in zowel Tel Aviv als Buenos Aires en staat inmiddels bekend als een van de meest veelzijdige, jonge jazzbassisten. De contrabassist heeft recent zijn tweede album '33' uitgebracht, met pianist Nitai Hershkovits, gitarist Shachar Elnatan en drummer Daniel Dor. Vanzelfsprekend is hij vertrouwd met de Afro-Amerikaanse jazztraditie, maar put hij ook uit de ruif van mediterrane, Latijns-Amerikaanse en Noord-Afrikaanse volksmuziek. Zijn kwartet bestaat in Paradox uit Nitai Hershkovits op piano, Charles Altura op elektrische gitaar en Savannah Harris op drums. In een drukbezocht Paradox maakt Bareket zijn reputatie helaas niet waar.

Or Bareket maakt duidelijk dat zijn technische baggage op de contrabas meer dan adequaat is. De bassist is gedreven en toont nadrukkelijk zijn wilskracht door ruim de tijd te nemen om zijn composities met een solo te openen. Nitai Hershkovits, bekend geworden door zijn bijdrage aan het trio van contrabassist Avishai Cohen, speelt met doordachte ingetogenheid, evenwichtig en met het accent op de melodie. Zijn elegante maar berekende klavierspel toont verwantschap met de klassieke pianomuziek. Charles Altura speelt nagenoeg het hele optreden identieke, langdurige legato lijnen. Savannah Harris houdt en ondersteunt het ritme. De drummer mist vele kansen om het concert ritmisch smoel te geven en de dynamiek op te schroeven.

Slechts twee keer komt het kwartet verrassend uit de hoek. In een nog titelloze nieuwe compositie wordt eindelijk, met gevoel voor ruimte, spanning gegenereerd. Dit keer blinken de gespeelde, plichtmatig gespeelde noten op de piano niet uit van overdaad, maar zijn deze spaarzaam, emotioneel en raak geplaatst. In deze compositie voegt Altura kortstondig meer sustain toe aan zijn overwegend kleurloze en montone gitaarspel. Het nummer versnelt onverwacht en de kortstondige afwisselingen tussen snelle pianopassages en korte gitaarlicks doet de hoop op meer levendigheid toenemen. IJdele hoop! Een oproep uit het publiek voor een snel, spannend stuk is dan ook veelzeggend. Or Bareket belooft plechtig hier gehoor aan te geven, maar hanteert keurig zijn geplande setlist. In de toegift gooit Savannah Harris wat meer schroom van zich af en weet de tot dan toe braaf musicerende drummer de tomtoms en bekkens nadrukkelijker te raken. Hierdoor wordt eindelijk de dynamiek naar een verdienstelijk niveau opgeschroefd.

Jammer genoeg zijn deze voorbeelden uitzonderingen die de regel bevestigen. Dat wat beklijft zijn de uniforme composties en solo's die onderling veel verwantschap tonen. Het optreden is uitdrukkingsloos, spanningsloos en de broodnodige climaxen blijven uit.

Klik hier voor foto's van dit concert door Louis Obbens.

Labels: ,

(Louis Obbens, 28.1.20) - [print] - [naar boven]



Nieuws
Paul van Kemenade ontvangt Cultuurprijs


Altsaxofonist Paul van Kemenade ontvangt dit jaar de Cultuurprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant. Volgens de jury geeft hij in vele hoedanigheden al decennia kleur aan het muzikale leven in Brabant en ver daarbuiten. 'Van Kemenade heeft een volstrekt eigen klank en benadering, die met de jaren alleen maar aan kwaliteit heeft gewonnen', aldus de jury.

Van Kemenade heeft als saxofonist een direct herkenbare, intense toon. Als voorman van de roemruchte Tilburgse jazzscene aanvankelijk opererend in de frontlinie van de avant-garde, maar ook toen al overduidelijk geworteld in de traditie van grote voorgangers als Charlie Parker en Johnny Hodges.

Al snel bleek hij van vele markten thuis. Zo is hij bandleider van zijn eigen kwintet en vele ad-hoc ensembles. Componist van een groot aantal bijzondere stukken, die in de geest van Charles Mingus en Carla Bley veel ruimte bieden voor vrije improvisatie. En ondernemer, onder meer met zijn eigenzinnige festival Stranger Than Paranoia, dat insteekt op unieke samenwerkingen. Alleen daar wordt de brug geslagen tussen genres als middeleeuwse polyfonie en geïmproviseerde zang.

Met het Tilburgse podium Paradox als vaste thuisbasis stemt Paul van Kemenade musici tot inspiratie. Tot op de dag van vandaag leidt hij ensembles van jong talent, onder andere in het Zuid Nederlands Workshop Orkest. Dit in navolging van het Brabants Leerorkest dat hij leidde in de tachtiger jaren met musici als Eric Vloeimans, Jeroen van Vliet en Jeroen Doomernik. Voormalige bandleden en leerlingen hebben inmiddels zelf hun stempel gedrukt op de Nederlandse jazz.

'Paul van Kemenade is een wereldburger, maar als het gaat om samenwerking en vernieuwing vooral every inch Brabander', aldus de jury.

De prijs, waaraan een bedrag van € 10.000 verbonden is, wordt op vrijdag 5 juni uitgereikt door Wim van de Donk, commissaris van de Koning en voorzitter van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant, in Paradox te Tilburg.

Foto's: Cees van de Ven

Labels:

(Maarten van de Ven, 27.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Almeida / Duynhoven / Klein - 'Live At The Bimhuis' (Clean Feed, 2019)

Opname:7-8 september 2017

In de herfst van 2015 verscheen bij het Portugese Clean Feed 'Vibrate In Sympathy', het debuutalbum van bassist Gonçalo Almeida, drummer Martin van Duynhoven en rietblazer Tobias Klein. Onlangs, ruim vier jaar later, zag het vervolg het licht: 'Live At The Bimhuis', eveneens op Clean Feed, met zes nieuwe stukken en drie covers, opgenomen in september 2017.

Twee van de drie covers zijn van Ornette Coleman. Geplaatst als eerste en als laatste fungeren ze als hoekstenen van dit album. Alsof het trio wil zeggen: kijk, hier begon het allemaal mee! Niet zo heel gek natuurlijk, de invloed van Coleman op deze vorm van jazz is immers immens. En Klein weet zonder meer raad met 'Sleep Talk'. Een prachtige langgerekte lijn trekt hij met zijn altsax, broeierig en stomend begeleid door Almeida en Van Duynhoven: een prachtig strak werkende ritmetandem. De tweede Coleman is 'Mob Job'. Vanzelfsprekend horen we Klein ook hier weer op altsax, springerig, pratend. En natuurlijk dat voor Coleman zo kenmerkende stuwende ritme, laat dat maar aan Almeida en Van Duyhnoven over. Het is dat Ornette niet meer leeft, anders zou hij ze zo inhuren. Dit zijn niet gewoon covers; hier wordt een lijn doorgetrokken, een traditie voortgezet.

Dat blijkt goed als we 'Bokkenrijderslied' van Van Duynhoven aansluitend opzetten. De geest van Coleman wandelt hier duidelijk rond. Maar dan wel op een zeer originele wijze, prachtig staccato gespeeld, waarbij de klanken van bas, drum en basklarinet prachtig samenvallen. Iets soortgelijks geldt voor Kleins 'Friendly Corpse'. Ook hier springerige bewegingen en onverwachte wendingen van de altsax op een meeslepend en zeer enerverend ritme. Met 'Koofie Mi Ambacht' verwijst Almeida naar het café Koffie en Ambacht in Rotterdam, waar de bassist regelmatig concerten verzorgt. We horen Klein in dit mooie, melodische stuk in een enerverende solo op basklarinet, terwijl Almeida en Van Duynhoven strakke ritmische patronen neerleggen.

Ook 'Carronyt', wederom van Klein, staat dicht bij die beginjaren van de free jazz. Mooi ook hier die zeer melodieuze, zangerige solo van Almeida. In 'Cubicle' horen we Klein solo op de vrij zeldzame contrabasklarinet, die niet alleen zeer diepe lage klanken produceert, fijn resonerend, maar ook onverwachts hoge uitschieters kan produceren. Tot slot klinkt het ingetogen 'ASN' van Van Duyhhoven, waarin vooral het markerende spel van deze drummer opvalt, naast de wat hoekige melodie van Klein en de gestreken bas van Almeida. Het stuk eindigt met de langverwachte drumsolo.

De derde cover op dit boeiende album, 'Verdes Anos' van Carlos Paredes, is een wat vreemde eend in de bijt. Dit stuk sluit eerder aan bij de klassieke gitaarmuziek - Paredes was een Portugese gitarist - dan bij de free jazz. Het is Almeida die hier excelleert in een solo die de klassieke gitaarmuziek dicht nadert. Een prestatie van formaat van deze bijzonder veelzijdige bassist. Als Klein aansluit op basklarinet wordt het toch nog free jazz, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan Paredes' prachtige stuk.

Het album wordt officieel gepresenteerd tijdens een concert in De Roode Bioscoop, Amsterdam op vrijdag 31 januari.

In de Jazztube zie je Almeida, Van Duynhoven en Klein met 'Verdes Anos', live in het Bimhuis in september 2017.

Labels: ,

(Ben Taffijn, 27.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Verhalen vol liefde, verlangen, passie, heimwee en weemoed

Kika Sprangers, Martin Fondse en Jörg Brinkmann, woensdag 15 januari 2019, De Bussel, Oosterhout

Sinds een jaar of drie spelen ze nu samen, na een eerste treffen in café Het Hijgend Hert in Breda. Tot nu toe nog niet zo vaak, maar dat zal gaan veranderen als de eerste cd van het trio Martin Fondse, Kiki Sprangers en Jörg Brinkmann straks uit is. Liever in de KluiZ dan ThuiZ behoort dan ook nu nog tot het beperkte aantal podia waar dit trio zijn kunsten heeft vertoond. Tot grote tevredenheid van het behoorlijk grote publiek dat de weg naar de kleine zaal van Theater De Bussel, waar dit jazzinitiatief zijn domicilie heeft gevonden, wist te vinden.

De musici zijn inmiddels natuurlijk geen onbekenden meer op onze podia. Sprangers was twee jaar leadsaxofoniste van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest en werd in 2018 benoemd tot Young VIP. Fondse won in 2017 de Buma Boy Edgar Prijs 2017 en is zowel nationaal als internationaal een gevestigde naam in de muziekwereld. Hij blinkt uit in meeslepende composities en arrangementen voor onder andere het Metropole Orkest en het NJJO en zijn eigen formaties, zoals Starvinsky Orchestra en het Martin Fondse Oktemble. Brinkmann wordt bejubeld om zijn unieke manier van cello spelen, ergens op het snijvlak van klassiek, jazz en avant-garde. Hij speelde onder andere met zijn eigen trio, het Franz von Chossy Quintet, Alex Simu Quintet en Eric Vloeimans.

Wie de musici een beetje kent, weet wat hij ongeveer mag verwachten en wordt ook wederom niet teleurgesteld. Gecomponeerde jazz staat op het programma en er wordt nauwkeurig getuurd naar de meegebrachte tablets. Dat is hard nodig, want dit is zeker geen doorsnee jazzconcert met een serie improvisaties. Fondse, Sprangers en Brinkmann nemen de luisteraar veeleer mee op een muzikale reis, langs een serie zeer beeldende stops. Het zijn verhalen, waar de bekende thema's in doorklinken als liefde, verlangen, passie, heimwee en weemoed. Om dat te horen heb je geen teksten nodig. De kracht van muziek - meer dan welke kunstvorm kan muziek ontroeren - is hier voldoende. Daarbij komt dat het allemaal zeer harmonieus en met veel gevoel voor details wordt gebracht - het voordeel van gecomponeerd - met musici die elkaar duidelijk verstaan in een gemeenschappelijke passie.

Het is dan ook vaak meer kamermuziek dan jazz. Dat komt deels door de instrumentatie, die natuurlijk met name opvalt door het ontbreken van het slagwerk. Het zijn pianist Fondse en cellist Brinkmann die het ritme voor hun rekening nemen, terwijl Sprangers op altsax en vaker nog op sopraansax de klare, zeer aansprekende melodieën voor haar rekening neemt. En het zou geen reis zijn als we de muziek uit andere culturen dan de onze niet zouden proeven. Zo klinken in 'Game Of Hearts IV' onmiskenbaar Spaanse invloeden door in het ritme, waar Sprangers soepel op beweegt.

In de tweede set klinkt 'No Man’s Land', eerst van Sprangers, dan van Brinkmann. Twee dagen eerder waren ze erachter gekomen dat ze allebei een stuk hadden gecomponeerd onder die titel. Titels die passen bij verre reizen en de emoties die daarbij horen. Het stuk van Brinkmann vangt aan met een lange solo op cello, ondersteund door een batterij effectpedalen, iets dat de cellist de mogelijkheid biedt met zichzelf mee te spelen. Passievol klinkt 'Maria' van Fondse, zijn ode aan de vrouw als scheppende kracht - we doen het niet voor minder. Dan pakt Fondse de microfoon voor een anekdote. Als jongetje van tien hoorde hij, toen nog woonachtig in Zeeland, voor het eerst Louis van Dijk spelen. Wat hem daarbij trof was de vrije wijze van musiceren. Ter plekke besloot hij dat hij dat ook wilde. Veertig jaar later staat hij hier in Oosterhout en speelt 'Broken Man', dat hij opdaagt aan deze pianist.

Foto's: Cees van de Ven & Donata van de Ven

Labels: ,

(Ben Taffijn, 26.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd
Zlatko Kaučič & Tomaž Grom - 'The Ear Is The Shadow Of The Eye' (Sploh, 2019)

Opname: februari-maart 2019

Deze cd is een fascinerende experimentele, electro-akoestische, free-jazz cd, die me de rest van het nog prille 2020 zeker zal bijblijven. Het ontwerp van de het cd-hoesje bracht me geen informatie waar men veel verder mee komt qua duiding, maar de liner notes door Luka T. Zagoričnik geven inzicht in heden en verleden van Zlatko Kaučič (percussie, objecten, citer) en Tomaž Grom (contrabas, stem).

Zij speelden in 2010 al eens als duo op het Mariborng Festival en na negen jaar waarin ieder zijn eigen weg ging, kwamen ze samen om de verworvenheden van hun individuele parcoursen en ieders progressie als creatief kunstenaar tot klinken te brengen op deze cd. Individueel en als duo. Ritmisch, pulserend, in dialoog en monoloog, interactief en met verbazingwekkende geluidsimprovisaties.

Dat alles maakt 'The Ear Is The Shadow Of The Eye' tot een luisterervaring van jewelste en dwingt de luisteraar tot onontkoombare focus op wat hem of haar ter oren komt. Free jazz in Slovenië verdient alle aandacht, dat hebben Grom en Kaučič met deze cd wel bewezen.

Klik hier om dit album te beluisteren.

Labels:

(Cees van de Ven, 25.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Wat is funk?

Jeroen van Helsdingen Band, 18 januari 2020, Theater Posa, Lelystad

"Ja, wat is funk?", vroeg toetsenspeler Jeroen van Helsdingen zaterdag halverwege de eerste set retorisch. Meer aan zichzelf dan aan de zaal en hij zette een riffje in dat zó uit de pen van collega's als Herbie Hancock (Headhunters) of Stevie Wonder had kunnen vloeien. Zo gaat die funk dus ongeveer met andere woorden.

De Jeroen van Helsdingen Band maakt nadrukkelijk geen jazz en eigenlijk ook geen popmuziek. Improvisaties worden in strakke kaders geplaatst, in dat opzicht wijken de muzikanten af van de gangbare jazzpraktijk. Van de andere kant 'misten' we de gebruikelijke vierkante hoempabeat die veel rockmuziek kenmerkt.

Er werd uitsluitend eigen werk gespeeld. Soms was dat vers van de pers, zoals het nummer 'Mellow Fellow', waarin het samenspel een halve seconde haperde. Maar de muzikanten waren professioneel en alert genoeg om dat gelijk op te lossen. In het algemeen toonde het kwartet een cohesie die slechts na talloze repetities en optredens bereikt kan worden. Vernieuwend was het allemaal allerminst, zeker niet voor degenen die het fusiongenre vanaf de jaren zeventig een beetje gevolgd hebben. Maar niet alles hoeft vernieuwend te zijn.

Van Helsdingens muziek is uit riffs, licks en ritmische patronen opgetrokken. Alles is instrumentaal, al zou je kunnen stellen dat Richard Hallebeek zijn gitaar ongeremd laat zingen. Zijn samenspel, soms unisono, met de leider was hecht. Soms volgden de instrumenten elkaar als schaduwen, op andere momenten gaven ze elkaar kleur, zoals in de song 'Icarus' van de laatste cd. Een enkele keer, in het nummer 'Miesmuilers', vertoonde het gebodene minimal-trekjes. Het duel tussen toetsen en gitaar in 'Clap Your Hands Everybody', dat in een gezamenlijke solo uitliep, was een toepasselijk slot van dit recital.

Concertfoto: Fotostudio L&P

Labels: ,

(Eddy Determeyer, 25.1.20) - [print] - [naar boven]



Interview
Angelo Verploegen


"Hij móest iets in de muziek gaan doen, dat wist hij als tiener al. Die trompet lukte wel, maar via de buurjongen kwam hij bij de fanfare terecht, want daar waren bugels over. En die bugel liet hem niet meer los. Nu, ruim 45 jaar later, neemt hij een opmerkelijke stap met de opname van een wel heel bijzondere cd. Een album met composities van Duke Ellington, opgenomen enkel met zijn bugel en... een drummer."

Donata van de Ven sprak met Angelo Verploegen, een sympathieke en uiterst bescheiden man, die als trompettist een prominente plek inneemt in het Nederlandse jazzlandschap. Waar wordt hij door gedreven?

Lees hier het volledige interview.

Samen met drummer Jasper van Hulten geeft Angelo Verploegen de komende maanden een aantal concerten in het kader van hun cd 'The Duke Book'. Een mooie kans om dit bijzondere programma live te ervaren. De voorlopige speellijst ziet er als volgt uit:

29-01   Brebl, Nijmegen
30-01   Mahogany Hall, Edam
04-02   Theater 't Hof, Arnhem
30-04   TivoliVredenburg, Utrecht

Foto: Donata van de Ven

Labels:

(Maarten van de Ven, 24.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Opzwepende ritmes en verslavende riffs

Tom Rainey Trio, zondag 19 januari 2020, DE Singer, Rijkevorsel

Als opmaat naar dit concert in De Snger, Rijkevorsel en dat van bijna een week later in Paradox, Tilburg, besprak ik hier 'Combobulated', het laatste album van het Tom Rainey Trio. Om publiek te trekken, hopelijk is dat ook gelukt en ook om zelf in beetje in de sfeer te komen. Opvallend aan het album is de ritmiek, waar naast Rainey vooral Mary Halvorson voor tekent. Een ritmiek die Ingrid Laubrock een prima bedding biedt voor gloedvolle, vaak opvallend harmonieuze solo's. Nu kiest dit trio voor pure improvisatie, dus spelen wat er op het album staat, is uitgesloten. En toch hoor je direct de signatuur van dit trio zodra de eerste noten klinken. Direct al in het eerste stuk - titels hebben ze niet, die kan ik u dus ook niet geven - gaan Rainey en Halvorson gelijk op, waarbij de dwingende ritmische structuur opvalt. Hier krijg je nog geen speld tussen. En ja hoor, daar is Laubrock op tenorsax met een soepel gespeelde, zeer overtuigende melodie.

Maar het is vooral het Tom Rainey Trio, wat betekent dat het slagwerk een prominente plaats inneemt. Nu is Rainey geen drummer die de show steelt met overweldigend spel. Hij valt veeleer op door zijn techniek, door het onorthodox inzetten van zijn instrumentarium en vooral door die ritmische structuren. En daarbij zit het geheim nogal eens in de details. Neem dat begin na het eerste applaus. Het is Rainey die begint, op de meest simpele manier denkbaar: met een handvol stokken. Beweeg je vingers en er is een begin van ritme. Halvorson tokkelt wat, Laubrock sputtert en komt langzaam tot iets wat de vorm van een melodie gaat aannemen. Tot ook hier het ritme er weer in kruipt, nu op gang gebracht door het verslavend repetitieve gitaarspel van Halvorson, gevolgd door Rainey.

Verderop horen we Rainey boetseren met klank. Het aangename geluid van het tikken met de achterkant van de stok op het bekken, het zorgvuldig krassen op datzelfde bekken - om net de juiste toon en het juiste volume te krijgen - het zachtjes slaan op de rand van de trommel en vooral de balans tussen al deze technieken, maakt dat we ademloos luisteren naar deze introverte passage. Halvorson voegt zich erbij, al even ingetogen en uitgebalanceerd. Het is voor Laubrock het moment om over te stappen op sopraansax, het lid van de saxofoonfamilie dat hier het beste bij past, voor een grillige, ijle melodie. Helemaal aan het eind zit nog zo'n stuk, met tussendoor de zachtste drumsolo die ik ooit hoorde - Rainey met eetstokjes. Een ongepolijst stuk vol onverwachte, stugge wendingen en kwinkslagen.

Maar ze zijn dun gezaaid, deze rustige intermezzo's. Meestal gaat het er een stuk steviger aan toe. Stuwt Rainey de muziek naar grote hoogten, zit Halvorson dicht tegen de rock aan - soms die grens ook overschrijdend - en blaast Laubrock de longen uit haar lijf. Kolkende ritmes, stomende klanken en dat alles in een perfecte samenhang, drie musici die elkaar perfect aanvoelen. Juist op zulke momenten zijn ze op hun best. We verheugen ons al op het weerzien.

Concertfoto's: Cees van de Ven

Labels: ,

(Ben Taffijn, 23.1.20) - [print] - [naar boven]



In memoriam
Jimmy Heath


Het eerste wat opvalt wanneer je zijn YouTube-filmpjes bekijkt, met professionele muzikanten of met studenten, is zijn enthousiasme, zijn immer positieve levenshouding. Zondag 19 januari 2020 overleed saxofonist en componist Jimmy Heath, 93 jaar, in Loganville, Georgia.

James Edward Heaths wieg stond in Philadelphia, waar hij opgroeide met de bevlogen naoorlogse coterie saxofonisten waartoe ook John Coltrane, Benny Golson, Jimmy Oliver en Hen Gates behoorden. Altist Charlie Parker was zijn idool, vandaar ook zijn bijnaam Little Bird. Na zijn debuut bij het legendarische swingorkest van bassist Nat 'Poppa Stoppa' Towles sloot hij zich aan bij de boppers.

Heath werkte met onder anderen de trompettisten Howard McGhee en Dizzy Gillespie. In de tweede helft van de jaren vijftig was hij uit de roulatie vanwege drugsproblemen. Hij was de leider van de Heath Brothers Band (met zijn broers Percy en Albert op bas en drums) en schreef jazzhits als 'CTA' en 'Gingerbread Boy'.

Jimmy Heath was en bleef een echte trooper. Hij was niet te beroerd om, hondsmoe vanwege een overvolle Europese tournee, tijdens het Haagse North Sea Jazz Festival, tussen de poffertjes (iets anders was er die avond laat niet meer te krijgen) en zijn middernachtelijke optreden door een interview te geven aan een journalist uit de provincie.

Foto: Cees van de Ven

Labels:

(Eddy Determeyer, 23.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Stilzitten is geen optie

Montis, Goudsmit & Directie, vrijdag 10 januari 2020, Paradox, Tilburg

In een vol Paradox presenteerde dit trio hun laatste plaat: 'Taste Of Culture'. Op de hoes is het trio te zien, gezeten aan een overvloedig gevulde dis met heerlijke Aziatische gerechten. De foto is dan ook genomen in het restaurant aan de Amsterdamse Leidsedwarsstraat dat de titel voor deze plaat opleverde. Het ziet er zo aantrekkelijk uit, dat ik daar zeker eens langsga. Ik verwacht een diversiteit aan gerechten met goed gebruik van kruiden en specerijen, verrassende combinaties tussen zoet, zuur en zout. Maar vooral ook spicy kicks in the ass.

De albumtitel is goed gekozen, bleek tijdens het concert. Er werd een muzikale dis voorgeschoteld die het plaatje op de hoes evenaarde of zelfs overtrof. De mannen zetten in met een prachtig eerbetoon aan James Brown en serveerden daarmee een heerlijke appetizer, om meteen daarna de klassieker 'Sunny' in te zetten, die naadloos overging in een 'Chicken Shack'-thema. Man, dat smaakte goed en naar meer vooral. En nog voordat het een beetje verteerd was, kwam er alweer een fantastisch gerecht. Ray Charles' klassieker 'I’ve Got A Woman', maar dan zo stevig gekruid dat echt niemand meer stil kon zitten. Het werd een soort gospelhoogmis, die magistraal toewerkte naar een climax. Drummer Directie nam met verve de rol op zich van eerwaarde, terwijl Goudsmit, beweeglijk als altijd, de sterren van de hemel speelde.

Het trio straalde uit dat ze minstens zoveel plezier hadden als het publiek en zo ontstond er een mooie wisselwerking. Met Directie stuwend op de drums, ongelooflijke accenten leggend. Goudsmit ging los als altijd en liet voortdurend zijn virtuositeit zien. Ondertussen leek Montis minder prominent aanwezig, maar zijn solo's en begeleiding waren magistraal. Bovendien zette hij op zijn Hammond tegelijkertijd heel inventieve baspartijen uit. Hammond met DT!

Met gevoel voor timing werd een rustmoment ingebracht met de schitterende ballad 'RU In Love', een eigen compositie van het trio, waarna het gezelschap een pauze inlaste. Ook dat had de kok goed gezien. Even een drankje en voor sommigen een sigaretje om je voor te bereiden op de volgende gerechten. En die kwamen, allemaal pittig gekruid en met verrassende smaaksensatie.

Zo werden we getrakteerd op een mooie compositie van Montis, het door Goudsmit en Akkerman gecomponeerde 'Jan' en niet te vergeten een prachtige interpretatie van Al Greens klassieker 'Let’s Stay Together'. Op een heel grappige manier werden ook citaten verwerkt zoals Deep Purple's 'Smoke On The Water' en zelfs Luv's 'You’re The Greatest Lover'. Directie maakte er zelfs een soort polonaise van, terwijl Montis even verrast leek door deze improvisatie van Goudsmit.

De gasten genoten met volle teugen en veel van hen namen een doggybag mee in de vorm van een cd. Het was een voortreffelijke avond, met zo veel culinair-muzikale hoogstandjes dat een paar Michelinsterren hier echt op hun plaats zouden zijn.

Klik hier voor foto's van dit concert door Johan Pape.

Labels: ,

(Johan Pape, 21.1.20) - [print] - [naar boven]



Boek
'111 Jazz-Alben Die Man Gehört Haben Muss'

Auteur: Roland Spiegel & Rainer Wittkamp / Uitgeverij: Emons, 2019

Als recensent van deze blog word je geconfronteerd met een niet te bij te houden stroom aan nieuwe jazzalbums. U hoort mij niet klagen, maar het heeft wel één groot nadeel: als je niet oplet, kom je niet meer aan ouder werk toe. Daarom begonnen wij hier een aantal jaren geleden de serie Jazz Class-X, waarin bepalende albums als 'Out To Lunch' van Eric Dolphy en 'Birth Of The Cool' van Miles Davis voorbijkwamen. Tot mijn spijt, ik leverde daar de grootste bijdrage aan, is dit plan helaas aardig verzand. Deze zomer kwam ik echter een alleraardigst boekje tegen wat het gedoofde vlammetje weer wat zuurstof geeft: '111 Jazz-Alben Die Mann Gehört Haben Muss' van Roland Spiegel en Rainer Wittkamp, verschenen bij Emons, die een hele serie van die '111'-boekjes heeft, telkens rond een ander thema.

Spiegel en Wittkamp, beiden grote jazzliefhebbers, hebben de onmogelijke taak opgepakt om middels 111 albums honderd jaar jazzgeschiedenis samen te vatten en trapten daarbij gelukkig niet in de valkuil om een rangorde aan te brengen. Want een album aanwijzen dat moet gelden als beste jazzalbum aller tijden is natuurlijk absurd. De chronologische aanpak die zij kozen, is dan ook een veel beter uitgangspunt. Dus beginnen we met King Oliver, de eerste echte jazzster en de man bij wie Louis Armstrong zijn carrière begon. Nu rijst hier natuurlijk direct een moeilijkheid: het jazzalbum zoals wij dat kennen, komt natuurlijk pas bij de lp. Voor de eerste vijf musici, Oliver, Armstrong, Bessie Smith, Jerry Roll Morton en Django Reinhardt kozen deze schrijvers dan ook voor verzamel-cd's, waarbij het u natuurlijk vrij staat om een andere compilatie aan te schaffen.

Natuurlijk komen in dit boekje, met links een pagina tekst en rechts de foto van de hoes, alle hoogtepunten voorbij. Het zijn die albums waar niemand omheen kan. Van dat fameuze concert in 'Carnegie Hall' dat Benny Goodman met zijn band gaf in 1938, memorabel omdat hij voor het eerst in zijn bigband zowel zwarte als blanke musici opnam, tot dat inmiddels reeds beroemde jubileumconcert van Alexander von Schlippenbachs Globe Unity Orchestra dat plaatsvond in 2016 en ook op deze blog is besproken. Dus staan er stukjes in over 'Ellington At Newport', Erroll Garners 'Concert By The Sea', Coleman Hawkins' 'The Hawk Flies High', Thelonious Monks 'Monk’s Music' en 'Thelonious Himself', Cannonball Adderley's 'Somehtin’ Else', Art Blakey's 'Moanin’', Ornette Colemans 'The Shape Of Jazz To Come', Miles Davis' 'Kind Of Blue' en 'Bitches Brew', Max Roach' 'We Insist! Freedom Now Suite', John Coltrane's 'My Favourite Things' en 'A Love Supreme', Oliver Nelsons 'The Blues And The Abstract Truth', Bill Evans' 'Walz For Debby’, Sonny Rollins' 'The Bridge', Charles Mingus' 'Pithecanthropus Erectus' en 'The Black Saint And The Sinner Lady’, Lee Morgans 'The Sidewinder', het eerder genoemde 'Out To Lunch' van Dolphy en nog heel veel meer.

Bijzonder is ook dat Spiegel en Wittkamp zich niet beperken tot de mainstream. De free jazz komt uitgebreid aan bod, zowel de Amerikaanse als de Europese, maar ook een album als de titelloze eerste van John Zorns Naked City en 'Metropolis' van Willem Breuker. Natuurlijk, zelfs bij 111 albums blijft de keuze ook altijd arbitrair, iets dat zeker speelt bij de albums van de laatste 15 jaar. Zo zet ik mijn vraagtekens bij 'Certain Beauty' van Heinz Sauer en Michael Wollny, 'Black Orpheus' van Masaumi Kikuchi en 'Pas De Géant' van Camille Bertault. En kijken we naar de belangrijkste musici van de laatste decennia, dan mis ik er hier nog wel een paar. In willekeurige volgorde mis ik bijvoorbeeld Anthony Braxton, William Parker, Vijay Iyer, Bill Frisell, ICP Orchestra, Craig Taborn, Nate Wooley, Ken Vandermark en zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Maar ook bij de gekozen albums kun je je soms afvragen of die nu het meest representatief zijn voor de desbetreffende artiest. Is dat eerder genoemde album van Naked City nu het meest kenmerkende voor Zorn, of had hier het alom geprezen 'Masada Live In Middelheim' beter gepast? En neem trompettist Chet Baker. De keuze voor die eerste sessies met Gerry Mulligan, onder andere baanbrekend door de bezetting bestaande uit twee saxofonisten, bas en drums, is prima te verdedigen; de tweede keuze, Bakers allerlaatste optreden vind ik minder sterk. Een album als 'Chet Baker Sings' had hier veel beter gepast. En soms kun je als samenstellers niet anders. 'The Köln Concert' is bij lange na niet het beste soloalbum van Keith Jarrett, maar het is wel de meest populaire - het is met 3,5 miljoen verkochte exemplaren het best verkochte piano-solo album aller tijden - en dan rest je niets ander dan die te kiezen.

Kanttekeningen genoeg, maar het blijft een leuk boek, met leuke weetjes over de albums. Met eindeloos bladeren, snuffelen en luisteren tot gevolg. En ja, hoog tijd dat we weer eens aan de slag gaan met onze serie Jazz Class-X.

Labels:

(Ben Taffijn, 19.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Een muzikale brug tussen Oost en West

Florin Niculescu Quintet, woensdag 15 januari 2020, De Centrale, Gent

Onbekend maakt onbemind? Dat geldt niet voor dit concert dat programmator Jos Lootens deze avond op het podium brengt. Het kwintet van violist Florin Niculescu - hij is van Roma-afkomst, geboren in Boekarest en woonachtig in Parijs - verzorgt een zeer geapprecieerd concert. Een snuifje Romeense folklore, maar vooral een gesmaakte dosis jazz met memorabele improvisaties en naar eigen hand gezette standards passeren de revue. Zoals 'The Nearness Of You' in een ongekende uptempo versie.

Gitarist Christophe Brunards aandeel in het concert is bescheiden en doet verlangen naar meer. Drummer Bruno Ziarelli en bassist Philippe Aerts leggen een gezonde basis voor de leider Florin Niculescu en de Russische pianist Daniel Kramer. En juist deze laatste is de ultieme verrassing van de avond!

Kramer nam deel aan gerenommeerde internationale jazzfestivals zoals Münchner Klaviersommer (Duitsland), Manly Jazz Festival (Australië), European Jazz Festival (Spanje), Baltic Jazz (Finland), Foire de Paris (Frankrijk) en laat ons hopen ook spoedig op een van de grote jazzfestivals bij ons. Dan kunnen nog meer jazzliefhebbers kennis nemen van deze begenadigde pianist/performer, die een verbazingwekkende techniek en improvisatorisch vermogen koppelt aan een aanstekelijk en authentiek speelplezier, dat geen enkele toehoorder onberoerd laat.

Klik hier voor foto's van dit concert door Cees van de Ven.

Labels: ,

(Cees van de Ven, 18.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd's
Stephan Crump, Ingrid Laubrock & Cory Smythe - 'Channels' (Intakt, 2019)

Opname: 1 december 2017
Tom Rainey Trio - 'Combobulated' (Intakt, 2019)
Opname: 15 september 2017
Ingrid Laubrock & Aki Takase - 'Kasumi' (Intakt, 2019)
Opname: 15-16 september 2018

Drie albums bracht de inmiddels New Yorkse saxofoniste Ingrid Laubrock vorig jaar uit bij Intakt Records. Het toont haar veelzijdigheid en de positie die ze binnen de experimentele jazz inmiddels heeft verworven. Met bassist Stephan Crump en pianist Cory Smythe maakte ze eerder, in 2015 'Plantonic Finales'. Nu volgt 'Channels', met daarop opnamen van het Unerhört! Festival, december 2017, gehouden in de beroemde Rote Fabrik in Zürich. Een aparte bezetting, die van tenorsax, bas en piano. Het geeft dit uit vier delen bestaande album een bijzondere allure, waarbij vooral opvalt hoe prachtig de klanken samenvallen zonder dat dominante drumstel. Laubrock, geroemd om haar delicate en zangerige spel, tekent voor het melodieuze materiaal in 'Fluvium'. Smythe en Crump kleuren het verder in, in een stijl die vaak meer wegheeft van kamermuziek dan van jazz. En dan dat speels ritmische duo-moment van Laubrock en Crump, klinkend als een dans. Gaandeweg raakt de muziek in een stroomversnelling en valt Laubrock op met die voor haar zo kenmerkende ietwat stugge bewegingen. 'Benthos' start met een intieme, zeer beeldende solo van Crump, alsof hij een verhaal vertelt. Springende noten van de sopraansax volgen, naast klatergoud van de piano. En ook hier vinden we verderop bijna klassieke passages, prachtig van kleur. Aan het eind van dit stuk stapt Laubrock weer over naar tenorsax, waarmee ze een serie duistere getormenteerde klanken produceert. Een vleugje weemoed vinden we in 'Medium', in de kalme passages te midden van de turbulentie. Na een dwingend ritmische passage doet Crump ons uitgeleide met alweer zo'n prachtige bassolo. 'Prensence' vangt aan als een fragiel klankspel waarin de drie instrumenten nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn, om de luisteraar daarna weer mee te nemen in de onbestemde klankwereld van dit bijzondere trio.

Het Tom Rainey Trio, met naast de drummer en naamdrager Mary Halvorson op gitaar en Ingrid Laubrock op sax, bestaat inmiddels tien jaar en lanceerde dit jaar met 'Combobulated' het vierde album. En ook hier gaat het weer om liveopnames, gemaakt in Firehouse 12 in New Haven, Connecticut. Hier dus wel drums. Rainey legt direct in het lange titelstuk een slepend ritme neer, Halvorson trekt het door, Laubrock varieert erop. Een hecht klinkend trio, die tien jaar hoor je er onmiskenbaar in terug. Het is met name Halvorson die hier opvalt met een bijna esoterische klank, gecreëerd middels een serie effectpedalen. Samen met Rainey bouwt ze een verslavend ritme, waar Laubrock voorzichtig omheen beweegt. Als het stuk klaar lijkt, horen we Rainey nog heel zachtjes spelen. Wat een einde leek, blijkt een opmaat tot een opmerkelijk ingetogen solo, gevolgd door een duet met Halvorson, die uit haar gitaar bijzonder ijle, spacerock-achtige klanken ontfutselt. En dan is daar weer Laubrock met een serie onnavolgbare patronen op tenorsax. Een uitgesproken tumultueuze frase volgt, een wilde stroom aan klanken. 'Point Reyes' vormt een oase na al dat muzikale geweld. Terwijl Rainey hier zijn vilten stokken inzet, werken de dames aan een intrigerende geluidssculptuur, waarin de klanken van sax en gitaar op prachtige wijze samenvallen. Halvorson laat haar gitaar vervaarlijk janken op 'Fact', terwijl Rainey haar spel lardeert met krachtige roffels. Als Laubrock erbij komt belanden we in een partijtje onvervalste rock, van het stevige soort. Van uitzinnig naar subtiel, van de rock in 'Fact' naar de ingetogen bewegingen in 'Isn’t Mine'. Althans zo begint dit allengs ritmischer wordende stuk. Ook hier weer Halvorson en Laubrock met in elkaar verstrengelde klanken. Laubrock treffen we op haar best in 'Splays Itself', solo. Melodisch, maar ook dwars, schokkerig en weerbarstig. Ze beheerst haar instrument tot in de kleinste details.

Toen Ingrid Laubrock in 2016 door JazzFest Berlin werd gevraagd met wie ze een duet wilde doen, hoefde ze niet lang te na te denken: pianiste Aki Takase. Twee jaar na dit eerste treffen betrokken ze een studio en nu ligt er 'Kasumi'. In veertien relatief korte stukken horen we de twee in stemmige, over het algemeen melodische duetten. Laubrock regelmatig op sopraansax, haar klank soms nauwelijks te onderscheiden van die van de piano, zoals bijvoorbeeld in 'Brookish'. Prachtig is ook het beeldende en zeer innemende 'Harlekin'. We wanen ons in het circus, eerst harmonieus, dan heerlijk ontsporend. En dan Laubrock weer solo, dit keer zeer harmonieus en fragiel in 'Sunken Forest'. Partners deze twee, samen verstilde momenten creërend, harmonieus en tegelijkertijd vol spanning. Ze voelen elkaar aan, dagen elkaar uit, vaak met een luisterrijk resultaat. Al met al drie totaal verschillende albums, die alle drie een ander facet van deze veelzijdige saxofoniste belichten.

Het Tom Rainey Trio speelt op zondag 19 januari in De Singer, Rijkevorsel en op vrijdag 24 januari in Paradox, Tilburg.

Labels:

(Ben Taffijn, 18.1.20) - [print] - [naar boven]



Concert
Op de melodische toer

Lotz Of Music, woensdag 8 januari 2020, Beauforthuis, Austerlitz

Lotz Of Music, het project van fluitist en componist Mark Alban Lotz, is op deze blog reeds een aantal keren onderwerp van gesprek geweest. Zo was ik zelf bij het concert dat het kwintet gaf bij Jazzcase in september 2016 en betoonde ik mij enthousiast over de cd met de opnames daarvan, die in februari vorig jaar bij El Negocito verscheen. Inmiddels heeft Lotz nieuw materiaal geschreven voor dit kwintet, dat hij gedurende twee concerten, in het Beauforthuis te Austerlitz en in het Bimhuis, ten gehore brengt. Dus nu maar eens gekozen voor het Beauforthuis, voor de in Zeist wonende Lotz een thuiswedstrijd en voor mij een nieuwe locatie. Dat ik hier nooit eerder kwam, heeft zeker te maken met het feit dat hier niet veel jazzconcerten plaatsvinden. Wat overigens niet wil zeggen dat er zo nu en dan geen pareltjes tussen zitten, waar dit concert zeker ook onder valt.

Tijdens die bewuste avond bij JazzCase maakte Claudio Puntin zijn debuut als vijfde lid, naast pianist Albert van Veenendaal, percussionist Alan Purves Gunga en cellist Jörg Brinkmann. Dat beviel blijkbaar goed, want ook hier staat Puntin weer op zijn plaats. Opvallend aan het nieuwe materiaal, dat klinkt in een vrij korte tweede set, is dat het een stuk melodieuzer is dan wat we tot nog toe gewend zijn. Klassiekers als 'Royal Hering', 'Quasimodo', 'Waiting For Prey' en 'Strollin’ A Reef', die ook op bovengenoemde cd zijn te vinden, voldoen meer aan wat ik ooit een "fijnzinnig klankfestijn" heb genoemd.

Neem het begin van 'Of Royal Hering', dat bestaat uit een klanknevel waarin we de elektronica van Puntin herkennen, naast de basfluit van Lotz. Brinkman tokkelt bescheiden op zijn cello en Purves laat wat belletjes rinkelen. Dat onbestemde karakter kenmerkt de hier genoemde stukken allemaal. Nu ligt dat natuurlijk wel in de lijn van de verwachting als we naar deze musici kijken. Van Veenendaal zit vaker onder de klep dan achter de toetsen en Purves schept er behagen in om vreemde geluiden te maken, gebruikmakend van 'other surprising sound objects', zoals het zo mooi staat op de achterkant van die El Negocito-cd. Verder valt hier in Austerlitz op dat het samenspel tussen Lotz en Puntin er in de loop van de tijd alleen nog maar beter op geworden is.

Een mooi moment in de eerste set is 'Seahorse Duet' van Lotz - op dwarsfluit - en Brinkmann. Door de vrij klassieke melodie die we hier horen, vormt dit stuk gepositioneerd tussen 'Strollin’ A Reef' en 'Quasimodo' een welkome afwisseling. Prachtig klinkt ook weer 'Nistru', dat Lotz schreef tijdens een bezoek aan Moldavië. De Nistru is de rivier die 'door oneindig laagland' stroomt - ja, net zoals bij ons, zoals Marsman al opmerkte. En oneindig saai volgens Lotz, iets dat overigens niet opgaat voor deze compositie, hoe harmonieus het er ook aan toe gaat. Opvallend in dit stuk, en overigens niet alleen hier, is de invloed van folk.

Na de pauze de nieuwe stukken, te beginnen met 'Endurance', verwijzend naar het gelijknamige schip waarmee Ernest Shackleton in 1914 zijn noodlottige expeditie naar Antarctica maakte in zijn poging het continent over te steken. Een wals krijgen we hier, met een grote bijdrage van Brinkmanns cellospel. In 'Tiga Ngova' gaan we met Lotz terug naar de jaren die hij in Afrika doorbracht. Prachtige percussie klinkt hier, gespeeld op de fluit. Plopgeluiden wisselen elkaar ritmische af, Brinkmann slaat op de snaren, Puntin laat zijn basklarinet sputteren. Een opwindend ritmisch stuk. Ook 'Under The Jhapthal' klinkt melodisch. En het krijgt een extra dimensie doordat Lotz hier de bamboefluit ter hand neemt, om een oosterse sfeer te bereiken.

Foto's: Cees van de Ven

Labels: ,

(Ben Taffijn, 14.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Montis, Goudsmit & Directie - 'Taste Of Culture' (ZIP, 2019)


Met gitaar, Hammond orgel en drums als bezetting is de kans op muzikaal vuurwerk groot, en als we die instrumenten dan vervolgens aantreffen in handen van respectievelijk Anton Goudsmit, Frank Montis en Cyril Directie, dan weten we dat die belofte zonder meer zal worden ingevuld. Op 'Taste Of Culture', hun nieuwe album, zie je ze zitten aan een rijk gedekte tafel vol met exotische gerechten. Dat is natuurlijk geen toeval: stomen, dampen en (over)koken zijn werkwoorden die deze drie in hun muzikale keuken naar hartenlust inzetten, met al even hete muziek als resultaat. Snel, een glas water! Na een kort intro gaat het in 'Dimongo Special' direct los. Een sterk, duidelijk Afrikaans geïnspireerd ritme sleept ons mee, Montis' orgel stampt, Goudsmits gitaar jankt en Directies drumstel maakt overuren.

Hoorde overigens nooit eerder zo'n 'CEO'. Weer eens wat anders dan zo'n babyboomer in saai grijs. Eindelijk eens een CEO waar je mee kunt swingen! Een stap verder gaat het trio met 'Don Rocko'. Zoals de naam reeds aangeeft, ontstijgen we hier de jazz. Dit is onvervalste stampende, broeierige rock, waarmee de heren onbekommerd teruggrijpen op hun roots en jeugdliefdes. Terwijl Montis en Directie voor stevige humus zorgen, gaat Goudsmit los in een magnifieke solo. Aansluitend is het stuivertje wisselen en mag Montis soleren. Na dit geweld past 'R.U. In Love'. Wordt er nog geschuifeld? Dat zou hier namelijk perfect op kunnen. Mooi overigens hoe Goudsmit hier de melodie uit zijn gitaar peutert en Montis met die voor de Hammond zo kenmerkende warme accenten strooit. 'RHB' raakt eveneens eerder aan gruizige rock, met bijpassend overstuurd gitaarspel, dan aan jazz. En let dan vooral ook op dat meeslepende ritme.

Terug naar de wortels. Met 'Joppa Dengé' worden we er weer even aan herinnerd dat die ritmische klanken toch echt niet uit onze contreien stammen, we mogen er hooguit wat op voortbouwen. Iets dat dit trio prima kan. Want als één ding duidelijk wordt bij het beluisteren van dit album, dan is het dat Montis, Goudsmit en Directie niet alleen weten wat 'ritme' is, maar het ook nog eens uitstekend in kunnen zetten. Dat je daarmee dan automatisch leentjebuur speelt is onvermijdelijk, zolang het maar goed gebeurt. Vernieuwend is deze muziek geenszins, experimenteel ook al niet, aan hoogvliegen doen deze heren al evenmin. Gelukkig maar.

En dan dient zich ineens een gast aan. Op 'Jan' horen we die andere gitarist, juist, Jan Akkerman. Een heerlijk dynamisch nummer met twee gitaristen die elkaar zo te horen prima liggen. Maar vlak ook hier de tandem Montis–Directie niet uit. Intussen zijn we bij de 'Mozzarella' aanbeland. Romige, boterzachte, nee mozzarella-zachte klanken worden ons deel. Dan is het tijd voor twee toegiften. 'Dimongo Special' wordt onder de titel 'Dimongo Special Go!' nog net even wat sterker aangezet en de klassieker 'Let’s Stay Together' krijgt hier een wel heel originele lezing. Een prima afsluiter van een energieke album. Benieuwd hoe dit live klinkt.

Het trio tourt de komende maanden door Nederland. Klik hier voor het tourschema.

In de Jazztube zie Montis, Goudsmit & Directie in de studio tijdens de opname van 'Don Rocko'.

Labels: ,

(Ben Taffijn, 12.1.20) - [print] - [naar boven]



Boek
'The Instant Composers Pool and Improvisation Beyond Jazz'

Auteur: Floris Schuiling / Uitgeverij: Routledge, 2019

Met 'The Instant Composers Pool and Improvisation Beyond Jazz' schreef musicoloog Floris Schuiling een bijzonder boek. Bijzonder omdat hij in dit Engelstalige boek niet alleen de geschiedenis van het huidige ICP Orchestra beschrijft, maar ons ook een inkijkje gunt in de wijze waarop dit inmiddels vermaarde tentet functioneert. Maar eerst duiken we natuurlijk in de geschiedenis en dan niet alleen van dat vermaarde collectief, maar ook in wat daaraan voorafging. Het verhaal begint op 4 september 1960, dit jaar op de kop af 60 jaar geleden, als Misha Mengelberg en Han Bennink voor het eerst samen op het podium staan. Ze zitten dan allebei nog op school, Mengelberg op het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en Bennink op wat nu de Gerrit Rietveld Academie heet in Amsterdam. De muziek is dan nog onvervalste jazz, met als hoogtepunt het concert met Eric Dolphy op 2 juni 1964 dat een van de laatste zou zijn van de meester en nu onder de titel 'Last Date' nog steeds verkrijgbaar is.

Komt Mengelberg uit een muzikale familie, zijn oom was de beroemde dirigent Willem Mengelberg, Bennink heeft een geheel andere achtergrond en is in de muziek een autodidact. De derde musicus, Willem Breuker, zit daar zo ongeveer tussenin. Met hun drieën speelden ze een belangrijke rol in de Europese free jazz zoals die rond 1967 ontstaat. Schuiling maakt daarbij duidelijk dat we ons om het werk van Mengelberg te begrijpen - hij was tenslotte de motor achter het geheel - niet louter tot de geschiedenis van de jazz moeten beperken. Integendeel, de beeldende kunst en bewegingen als Fluxus en Dada zijn wellicht nog wel van veel groter belang voor de ontwikkeling van de muziek in die dagen.

Het was een roerige tijd en Schuiling staat dan ook uitgebreid stil bij het politieke gehalte van de muziek. Zeker Mengelberg was daar niet ongevoelig voor, iets dat ook gold voor Breuker, maar de muziek duidelijk inzetten om een maatschappelijke verandering in gang te zetten trok de twee geenszins aan. Dat betekent overigens niet dat er geen maatschappijkritiek in doorklonk, veeleer dat het geen doel op zich was. Dit uitgangspunt komt ook duidelijk naar voren als we een vergelijking maken tussen de Amerikaanse zwarte free-jazzmusici en de blanke Europese musici. De houding van de Amerikanen, die de jazz zagen als voertuig van de black power-beweging en op de barricaden gingen voor burgerrechten, werd in Europa niet altijd begrepen. Mengelberg en Bennink zagen dit veeleer als iets wat afleidde van het maken van muziek.

Na het vertrek van Breuker, in 1974, slaat Mengelberg een andere weg in en begint hij muziek te componeren voor een steeds vaster wordende bezetting van wat eind jaren 70 het ICP Orchestra zal worden. De weg die Mengelberg gaat is uniek te noemen binnen de avant-gardemuziek, zoals Schuiling mooi laat zien, en bestaat uit een combinatie van gecomponeerde en geïmproviseerde muziek. We zijn dan inmiddels bij het tweede deel, waarin Schuiling beschrijft hoe hij als een antropoloog jarenlang met het orkest optrok, concerten bezoekend, pratend met de musici en schrijvend. Langzaam krijgt hij grip op dit bijzondere tentet en hun wijze van werken.

Een corpus composities - veel van Mengelberg, maar inmiddels ook van de andere leden - dient als een soort van geraamte en wordt afgewisseld met vrije improvisaties. Er is een setlist, die overigens expres pas op het laatste moment door een paar musici wordt samengesteld, maar die dient louter als leidraad. Het ware geheim van dit ensemble zit in de traditie, zoals trompettist Thomas Heberer het uitlegt in een van die interviews met Schuiling: "The strategies that the ICP incorporates have not been invented by a composer. They have not been invented by Misha, they have developed. And the development started forty years ago. So the way the ICP operates now is the result of thinking about certain musical problems for decades. And both Misha and Han... I don't think they had a vision beforehand. I think Misha had certain ideas about blending different aesthetics, from early on, but he didn't know to get there, and he didn't have the musicians to do this."

Inmiddels dus wel. Maar het is van het grootste belang om Heberers woorden nauwkeurig te beschouwen. Het niveau dat het ICP Orchestra bereikt is louter te begrijpen vanuit de geschiedenis van dit tentet, de wijze waarop de individuele musici passen binnen het totaal, de mate waarop ze op elkaar zijn ingespeeld en alles wat ze inmiddels al met elkaar delen. En dat is een wonder op zich, want kijk naar de individuen en je ziet meer verschillen dan overeenkomsten. Zowel qua persoonlijkheid als in de wijze van spelen. Neem bassist Ernst Glerum en drummer Han Bennink. De eerste befaamd om zijn klassieke toon en zijn beheerste spel. Buiten het ICP Orchestra treffen we hem dan ook meestal aan bij de wat meer modale jazz. Bennink is zo ongeveer het tegenovergestelde, zoals u ongetwijfeld al eens heeft ervaren. Of neem de twee rietblazers Michael Moore en Ab Baars, ook hier zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten. Maar juist die verschillende muzikale werelden komen hier zo mooi samen.

En dat nu al 40 jaar. Staat het ICP Orchestra eigenlijk al op de Werelderfgoedlijst van de Unesco? Het wordt hoog tijd. Maar tot dat gebeurt, hebben we in ieder geval dit prachtige boek. Een boeiende hommage aan een van 's werelds meest interessante jazzensembles.

Labels:

(Ben Taffijn, 8.1.20) - [print] - [naar boven]



Cd's
40 jaar Leo Records Part 3

Perelman / Maneri / Feldman / Hwang - 'Strings 1' (Leo, 2018)
Opname: maart 2018
Perelman / Maneri / Roberts / Rothenberg - 'Strings 2' (Leo, 2018)
Opname: augustus 2018
Perelman / Maneri / Wooley - 'Strings 3' (Leo, 2019)
Opname: februari 2018
Perelman / Maneri / Wooley / Shipp - 'Strings 4' (Leo, 2019)
Opname: juli 2018

In dit slot van een portret gewijd aan Leo Records aandacht voor de meest productieve musicus op dit label: saxofonist en beeldend kunstenaar Ivo Perelman. Onder de titel 'Strings' voegde hij vorig jaar en dit jaar weer vier nieuwe albums toe aan die alsmaar uitdijende discografie. Naar analogie van de titel zijn er twee factoren constant op deze albums: altviolist Mat Maneri en saxofonist Perelman. Een inmiddels beproefde combinatie (zes cd's samen in vijf jaar). In een begeleidend schrijven citeert Neil Tesser Perelman over hun samenwerking: "When I play with him I have the best of both worlds. I have the wonderful sounds that a string instrumunt can produce... but I also get the wonderful phrasing of a woodwind player." Een vaardigheid die Perelman wijdt aan de invloed van Maneri's vader, klarinettist Joe Maneri, op diens spel.

Op 'Strings 1' horen we een alternatief strijkkwartet, door de medewerking van de violisten Mark Feldman en Jason Hwang, waarbij Perelman de rol van cellist op zich neemt. Niet letterlijk, want hij speelt ook hier tenorsax, maar wel figuurlijk. Overigens delen de cello en de tenorsax meer dan op het eerste gezicht lijkt. Ze hebben allebei hetzelfde bereik en dezelfde klankkleur. Verder bespeelde de Argentijn Perelman als kind de cello en is de klank hem zeer dierbaar: "The cello just drives me crazy. It's a powerfull thing: the deep, deep sound - it speaks to my soul immediately." Iets dat je terug hoort in zijn spel als saxofonist. In de negen titelloze delen van deze 74 minuten durende cd vormen de vier instrumenten dan ook een onlosmakelijke eenheid. Sterker nog, soms zou je zweren dat je louter strijkers hoort! Wie het werk van Perelman een beetje kent en de passie van labelbaas Leo Feigin in ogenschouw neemt, weet inmiddels dat het daarbij flink kan knetteren, zie het eerste deel, maar dat er ook momenten van pure poëzie in voorkomen. Voor dat laatste verwijs ik graag naar die wonderlijke solo van Perelman in deel twee, eentje die inderdaad klinkt als een cello. Ook prachtig is het vierde stuk, met pizzicato bijdragen van de strijkers en een vederlichte solo van Perelman.

'Strings 2' is uniek vanwege de verdere instrumentatie. Zowel cellist Hank Roberts als basklarinettist Ned Rothenberg komen we nooit tegen op albums van Perelman. Hier wel en dan ook nog eens regelmatig tegelijkertijd. Regelmatig, want het is wel het enige album van de vier waarop de gasten niet het gehele album meespelen. Op de negen stukken horen we Rothenberg vier keer en Roberts acht maal. Het begint met een hoge mate van abstractie in het eerste stuk. We horen hier Perelman en Rothenberg in nauw met elkaar verweven spel. Nog opvallender is de grote mate van verwevenheid tussen blazers en strijkers. Zo is het ook hier vaak bijzonder lastig om de klank van de tenorsax eruit te pikken te midden van de altviool en cello. Perelmans klank in het zesde stuk benadert die van de altviool in bijzonder grote mate. Prachtig is ook het daaropvolgende nummer, waarop we Rothenberg diepe klanken horen produceren, die prachtig samenvallen met de cello, terwijl tenorsax en altviool elkaar eveneens aanvullen. Het slotstuk is met ruim een kwartier verreweg het langste stuk. De vier musici creëren hier een harmonieus en fijnzinnig klanklandschap.

Hoorden we op de delen een en twee van deze serie strijkers en rietblazers, op de delen drie en vier van deze serie doet het koper zijn intrede in de persoon van trompettist Nate Wooley. In eerder genoemd interview zegt Perelman daarover: "So then another question came to mind: 'What if there is a brass element in that relationship between woodwinds and strings?' And when I have a question like that, the only way to answer is to book the studio time and go for it." En aldus geschiedde. Voordeel daarbij was dat hij met Wooley reeds samenwerkte op het ook hier besproken 'Octagon' en 'Philosopher’s Stone'. Direct aan het begin soleert Maneri, met een opvallend donkere klank, waarna Perelman en Wooley aansluiten. Het blijkt al snel een prima combinatie, mede door Wooley's wijze van spelen. Zijn ietwat schrille klank past perfect bij de combinatie tenorsax - altviool. En neem de eerste minuut van het tweede stuk, waarin Perelman en Wooley elkaar met lange lijnen aanvullen, of het vervolg waarin het lijkt of we in een volière beland zijn. In het zevende nummer leidt de combinatie tot een serie repetitieve patronen, waarbij de blazers elkaar prachtig aanvullen.

En wat als je er nu ook nog een piano aan toevoegt? En dat met niemand anders dan Matthew Shipp, waarmee Perelman de afgelopen jaren intensief samenwerkte. Hij brengt een totaal ander perspectief binnen. Of zoals Perelman het uitdrukt: "With just the three of us playing it is like a painting. But Matt turns it into a sculpture." En inderdaad, de komst van de piano geeft het geheel meer diepgang. Iets dat alles te maken heeft met een eigenschap die strijkers en blazers met elkaar gemeen hebben en die de piano mist: noten lopen naadloos in elkaar over. Maar hier wordt een nadeel een voordeel, want de piano legt de accenten waardoor die diepgang ontstaat. Prachtige voorbeelden zijn het derde en het zesde stuk, waarin de spanning hoog oploopt. Deel vier klinkt op het scherpst van de snede, met een prachtig trompetspel van Wooley en extreem hoge noten van Perelman. Een meer dan interessant project en hulde aan Feigin, die dit voor ons ontsloot.

Labels: ,

(Ben Taffijn, 6.1.20) - [print] - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.