Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 


Cd's
Eddie Prévost portret - deel 3

Marilyn Crispell, Eddie Prévost & Harrison Smith - 'ConcertOTO' (Matchless, 2021)
Opname: 7 november 2012
Eddie Prévost, Edward Lucas & Daniel Kordík - 'High Laver Reflections' (Matchless, 2020)
Opname: april 2019

Vandaag twee trioalbums van percussionist Eddie Prévost, beiden uitgebracht door zijn eigen Matchless Recordings. De eerste maakte hij met pianiste Marilyn Crispell en rietblazer Harrison Smith en heet kortweg 'ConcertOTO', naar dit inmiddels beroemde podium in Londen, de tweede, 'High Laver Reflections' nam Prévost op in de All Saints Church in High Laver, Essex, samen met trombonist Edward Lucas en Daniel Kordík op de modulaire synthesizer. Twee totaal verschillende albums. Staat 'ConcertOTO' in de traditie van de free jazz, 'High Laver Reflections' komt meer voort uit de westerse traditie en sluit dus goed aan bij de muziek van AMM.

'ConcertOTO' bevat vijf kwartier aan muziek, een zeer ruime keuze van wat er die avond in 2012 werd gespeeld door Prévost, Crispell en Smith in het Londense Cafe OTO. Ze zijn geen onbekenden voor elkaar, deze musici, met Prévost als spil, iets dat zich uitbetaald in de vijf bijzondere stukken op dit album. Neem bijvoorbeeld de perfecte wijze waarop Crispell en Prévost elkaar aanvullen op 'An Exploratory Introduction', waarna Smith met een repetitief patroon zich er naadloos tussen wurmt. Maar improviseren is ook kijken, luisteren en elkaar de ruimte geven en dus beperkt Prévost zich tot wat geritsel en Crispell zich tot enkele doelgerichte aanslagen tijdens de melodieuze lijnen, die Smith trekt aan het begin van het bijna een half uur durende 'Main Part 1'. En ook verderop, daar waar het tempo oploopt, hoor je hoe goed ze naar elkaar luisteren, hoe goed ze elkaar aanvullen. Maar dit verhaal gaat over Prévost en dus mag die geweldige drumsolo halverwege dit stuk hier niet ontbreken. Evenmin te versmaden: het duet van Crispell en Smith even verderop. En dan is er nog het tweede 'Main Part', waarin het er een stuk onstuimiger aan toegaat, iedere lyriek ver buiten beeld blijft, op die bijna klassieke solo van Crispell na, maar waarin we Prévost wel weer horen in één van zijn geweldige solo’s.

Zoals gezegd is 'High Laver Reflections' een totaal ander album. Dat betekent dat we Prévost direct in een geheel andere rol horen, meer vergelijkbaar met die in 'Ore', het album dat hij met Derek Bailey opnam en dat hier eerder voorbij kwam. Het arsenaal aan percussie is nu veel meer een klankbron. Bekkens en schalen worden aangestreken met een strijkstok, oppervlaktes van trommels worden betast en drumsolo's ontbreken. Wolken van klank zijn het gevolg, die zich mengen met Lucas' trombone en Kordiks onderaardse geluiden. In 'Dried Mud Passing Trains' klinkt het allemaal nog net iets experimenteler dan in opener 'Cancel, Nave, Tower'. Lucas perst de meest onmogelijke klanken uit zijn trombone, nauw samenwerkend met Kordík, die een soortgelijke klankwereld uit zijn synthesizer weet te halen. Prévost reageert met al even onrustbarende, metalig klinkende geluiden. Onstuimig gaat het er ook aan toe in 'Peal Away'. Met de akoestiek van deze kerk is het net of we in een fabriekshal zijn beland. Maar verderop horen we Prévost zowaar op zijn trommels slaan, al is het van korte duur. Meer hiervan op 'Crumbling Orbit'. Prévost is hier duidelijk in de weer met vilten stokken, geflankeerd door Lucas' scherpe uithalen.

Foto: John Sharpe

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 30.6.21) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Micheal Mayo - 'Bones' (Artistry, 2021)

Op de gestage stroom fusionjazzalbums die zich door huize Determeyer wurmt komt niet vaak een echt opmerkelijk exemplaar bovendrijven. Dat gebeurde een paar weken geleden met zanger Michael Mayo en zijn cd 'Bones'. _Hè, wat?_ was mijn reactie, zijn de Four Freshmen op de psychedelische toer gegaan of zo? Maar met dubbeltracking en het inzingen en stapelen van harmonische partijen weten Mayo en zijn producer Eli Wolf inderdaad een onwezenlijk geluidsbeeld te creëren. Alsof Manhattan Transfer, New York Voices en The Beach Boys onder de bezielende leiding van Bobby McFerrin de stemmen ineen hebben geslagen.

Op de cover staat de artiest afgebeeld, omhoogturend in een decor van hemellichamen, een UFO en... een soort zeebaars. Een min of meer parallel universum, met andere woorden. Voor de goede orde: in een beetje kosmos hoor je niet zozeer 'Set The Controls For The Heart Of The Sun' schallen, maar eerder gesis, gekraak, geknal en dergelijke. Voor zover je in de kosmos überhaupt iets hoort, vanzelfsprekend.

Hoe dan ook, Mayo en Wolf hebben een verbluffende klankwereld opgetrokken, zoveel is zeker. Zoals in 'Stolen Moments' - niet het bekende stuk van Oliver Nelson, overigens. Daar evoceren loops, stem en effecten een traag deinende oceaan. Een intrigerend brouwsel. Een soort puzzel ('Robot Man'). Een soort - halleluja! - wederopstanding van de Four Freshmen ('20/20').

Ik zou die Michael Mayo wel eens live willen meemaken. Al was het alleen maar om te zien en te horen wat hij buiten de studio allemaal klaarspeelt.

In de Jazztube zie je een uitvoering van '20/20'.

Labels: , ,

(Eddy Determeyer, 25.6.21) - [print] - [naar boven]



Cd's
Eddie Prévost portret - deel 2

Derek Bailey & Eddie Prévost - 'Ore' (Matchless, 2020)
Opname: 13-14 mei 2000
Eddie Prévost Band - 'Bean Soup And Bouquets' (Matchless, 2020)
Opname: 17 februari 2020
Olie Brice, Binker Golding, Henri Kaiser, N.O. Moore & Eddie Prévost - 'The Secret Handshake With Danger, Volume 1' (577, 2021)
Opname: 12 maart 2020

Na zijn boek 'Uncommon Music For The Common Man' de komende weken aandacht voor de muzikale verrichtingen van Eddie Prévost. Vandaag besteden we aandacht aan drie cd's met verschillende bezettingen. Allereerst twee albums die verschenen bij Prévosts eigen Matchless Recordings. Het eerste bevat opnamen uit 2000 met gitarist Derek Bailey, die reeds in 2001 verschenen onder de titel 'ORE' en onlangs opnieuw werden uitgebracht, het tweede bevat opnamen gemaakt op 17 februari 2020, een reünieconcert van de Eddie Prévost Band, met verder tenorsaxofonist Geoff Hawkins, trompettist Gerry Gold en bassist Marcio Mattos, uitgebracht onder de titel 'Bean Soup And Bouquets'. Verder horen we Prévost naast bassist Olie Brice, saxofonist Binker Golding en de beide gitaristen Henri Kaiser en N.O. Moore op het bij 577 Records verschenen 'The Secret Handshake With Danger, Volume 1'. Alles geïmproviseerd en dus ontstaan in het moment.

Cornelius Cardew, een van de leden van de vroege AMM, waar ook Prévost deel van uitmaakte zei ooit: "We [AMM] are searching for sounds and for the responses that attack to them, rather than thinking them up, preparing them and producing them." Het is een opmerking die Prévost op het lijf is geschreven; hij citeert deze uitspraak dan ook een aantal keren in bovengenoemd boek. Het is ook wat we hem en Bailey horen doen op dit 'ORE'. Zeven stukken bevat het album, genoemd naar zeven metalen. Maar dat doet verder niet ter zake, want zoals dat hoort in de vrije improvisatie zit er ook achter dit album geen verhaal. Twee musici troffen elkaar, op twee dagen in maart 2000, voor de verandering in een studio en gingen samen op zoek naar klank. Gitaar en percussie en opvallend vaak lopen de klanken van daarvan mooi in elkaar over. En natuurlijk beperken beiden zich niet tot de conventionele uitingen. Wat Prévost onder percussie verstaat mag je ruim nemen en ook Bailey stond er om bekend dat hij van alles deed op zijn gitaar wat zijn leraren nooit toejuichten. Alles in dienst van die zoektocht naar klank. Een die soms heftig klinkt, over elkaar buitelend, ietwat rommelig, vaak ook zeer intiem en subtiel.

Prévost richtte zijn Eddie Prévost Band op eind jaren 70 van de vorige eeuw, een kaars die een aantal jaren later alweer uitdoofde. Er volgde nog een concert in 1993 en ten slotte een in februari 2020, waarvan de opnamen dit 'Bean Soup And Bouquets' vormen. 'Bean Soup' duurt ruim veertig minuten en vormt dus het hart van het album. Een stuk dat begint met een uitgebreide passage van Mattos en Prévost, waarbij het er overigens nogal stevig aan toe gaat. En dan komen de beide blazers erbij, elkaar soepel afwisselend. Een sprankelend stuk waarin de vier musici krachtig samenspel leveren, maar waarin ook alle ruimte is voor solo's. En zoals dat hoort bij improvisatie krijgt eenieder hiervoor ruimschoots de tijd. Neem die mooi ritmische bassolo van Mattos ergens op tweederde van dit eerste stuk en de wijze waarop Prévost zich er bij aansluit. Uiterst bescheiden in het begin, dan steeds meer aanwezig tot het een dialoog wordt. De beide blazers laten het verder vorm krijgen en pas als Mattos en Prévost laten horen dat het tijd wordt, voegen ze in. 'Bouquets' begint met het duo Prévost-Hawkins, gevolgd door een vrij lange drumsolo en ook hier valt weer op hoe onstuimig het er in deze set dikwijls aan toe gaat. Vooral het spel van Prévost bezit in dit concert een grote, dwingende kracht.

Enkele uren voor de eerste lockdown op 25 maart 2020 voltooiden Brice, Binker, Kaiser, Moore en Prévost de gezamenlijke opnamen van 'The Secret Handshake With Danger'. Deel een is inmiddels uit, deel twee volgt nog. Twee stukken telt dit eerste deel, samen net geen veertig minuten. Brice en Prévost mogen beginnen, al snel gevolgd door de gitaristen en Binker. Zonder Brice, Prévost en Binker tekort te willen doen, zijn het toch vooral Moore en Kaiser en hun sterk overstuurde gitaren die hier de toon zetten. Binker sluit hier overigens naadloos bij aan met zijn springerige saxpatronen. Bijzonder spannende jazz is dit, met een sterk gevoel van urgentie. Al zijn er zeker ook rustigere passages, waarin de gitaristen wolken aan klank produceren, Binkers stijl aan een ballade doet denken en Brice en Prévost het geheel aangenaam stofferen. Maar deze frases vormen altijd de opmaat naar een volgend elektrificerend moment, meestal aangezwengeld door Kaiser of Moore. Bijzonder is ook het begin van het tweede stuk: een futuristische klank, met beide gitaristen in actie en Brice en Prévost op de achtergrond. En dan het gitaarduo verderop, dat klinkt als een volledig op hol geslagen machine, het hoogtepunt van dit album.

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 22.6.21) - [print] - [naar boven]



Onder het stof vandaan
Joel Futterman Trio - 'In-Between Position(s)' (Silkheart, 2020)

Opname: 13 april 1982
Kidd Jorand, Joel Futterman & Alvin Fielder - 'Spirits' (Silkheart, 2020)
Opname: 26 april 1997

Er zijn naar mijn weten niet zoveel jazzmusici die zowel actief zijn in de rol van pianist als in die van saxofonist, maar de op 30 april 1946 in Chicago geboren Joel Futterman behoort daar zeker bij. Hij is nog steeds actief en maakt ook nog steeds cd's. Tegelijkertijd verschijnen er de laatste jaren ook albums met oudere opnames, zoals nu bij het Zweedse Silkheart (tegenwoordig deel van Rogue Art), dat 'In-Between Position(s)' van het Joel Futterman trio met opnamen uit 1982 opnieuw uitbracht en 'Sprits' van tenorsaxofonist Kidd Jordan, Futterman en drummer Alvin Fielder met niet eerder uitgebrachte opnamen uit 1997.

Zoals zovelen in de jaren 60 voelt ook Futterman zich in eerste instantie aangetrokken tot de bebop, tot hij via de musici van de AACM de overstap maakte naar de avantgarde. In 1972 verhuist hij naar Virginia Beach, waar hij nog steeds woont. Zeven jaar later verschijnt zijn eerste album 'Cafeteria'. In de periode daarna werkt hij regelmatig samen met bassist Richard Davis, multi-instrumentalist Hal Russell, altsaxofonist Jimmy Lyons en drummer Robert Adkins. Met de twee laatsten vormt hij zijn eigen trio, waarmee hij onder andere die opnamen uit 1982 maakt, die in 1990 door L+R Records worden uitgebracht. In 1994 ontmoet Futterman Kidd Jordan, die hem voorstelt aan Alvin Fielder en een nieuw trio is geboren. Tot 2018, het jaar waarin Fielder overlijdt, zullen ze actief blijven. 

Uit 'In-Between Position(s)', waarin we Futterman als pianist horen, blijkt direct overduidelijk dat hij de bebop definitief achter zich heeft gelaten. De compositie, bestaande uit acht delen en ontstaan in 1974 toen Futtermans vader overleed, past overduidelijk in de AACM-traditie. Het zijn zeer ritmische, maar ook abstracte akkoorden die Futterman hier speelt, waar Lyons met krachtige bewegingen zijn weg tussendoor vindt, terwijl Adkins het geheel verder van vorm voorziet. Met als gevolg een sterk verdicht, overweldigend klankbeeld, waarin dit trio de luisteraar vrijwel geen moment rust gunt. Een van de hoogtepunten is de drumsolo van Adkins, vrijwel aan het eind van het album.

'Opening', het eerste stuk van 'Spirits', klinkt al even onstuimig en weerbarstig als 'In-Between Positions'. Wellicht geldt het hier nog wel sterker, omdat we Futterman hier ook horen op de sax. Maar 'Serenity' toont aan dat we hier met een veelzijdiger trio van doen hebben, want dit is een uiterst melodieuze ballade waarin Jordan met grote intensiteit zijn stem laat horen. Mooi ook hoe verderop de abstractie het tijdelijk overneemt, mede aangevuurd door Futtermans pianospel. Een krachtige dialoog ontvouwt zich. In 'Double Strike' gaat het trio nog een stap verder en valt met name het krachtige drumwerk van Fielder op, samen met Futterman creëert hij een stevige fundering voor Jordans verrichtingen, ook hier weer bewegend tussen lyriek en abstractie. Wat ook opvalt in het spel van Jordan: hij heeft het gevoel van melancholie dat zo kenmerkend is voor de blues. Bijzonder is ook de dialoog verderop tussen Jordan en Futterman, hier op de Indiase fluit. Ook 'Run-Drop' en 'Start-Stop' zijn stukken die vragen om aandachtig luisteren. Zo valt het laatste stuk op door de dwarse patronen die Futterman en Fielder hier weven. Prachtige opnamen kortom, die door Silkheart terecht van de vergetelheid zijn gered.

Foto: Michael Wilderman

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 16.6.21) - [print] - [naar boven]



Boek
Eddie Prévost portret - deel 1

'An Uncommon Music For The Common Man'
Auteur: Edwin Prévost / Uitgeverij: Copula, 2020

Edwin of Eddie Prévost kennen we in eerste instantie als zeer veelzijdig percussionist, actief in wat wij de vrije improvisatie noemen en beroemd geworden door zijn aanwezigheid in een van Europa's belangrijkste ensembles op dat terrein: AMM. Maar Prévost beperkt zijn muzikale activiteiten al lang niet meer tot dit vehikel. Sterker nog, ondanks het feit dat het eerste album van AMM in 1967 verscheen, is hij actiever dan ooit. En niet alleen als musicus, ook als schrijver. De komende weken daarom aandacht voor deze veelzijdige man, waarbij we aftrappen met zijn meest recente boek met de intrigerende titel 'An Uncommon Music For The Common Man'.

Een intrigerende maar ook wat vreemde titel, want als er één groep mensen is die meestal niets moet hebben van dit soort muziek dan is het wel 'de gewone man'. Prévost mag het niet willen, maar zijn muziek spreekt toch vooral hen aan die we betitelen als 'de elite', uitzonderingen daargelaten. Overigens valt Prévost zelf onder die uitzondering, evenals de schrijver van dit stuk. We krijgen dat mee in deze verzameling korte en langere essays, bespiegelingen en artikelen. Een deel - het zijn de leukste stukken om te lezen - gaat over Prévosts jeugd en eerste stappen in de muziek. Hij groeide op in Londen, net na de oorlog, in niet al te beste omstandigheden, waarbij een leven in de muziek nu niet bepaald voor de hand lag.

Buiten dat is dit boek vooral interessant vanwege zijn bespiegelingen over muziek, jazz en klassiek en natuurlijk vrije improvisatie. Daarbij komt een uitspraak van Cornelius Cardew, componist en lid van AMM in het eerste uur, regelmatig voorbij. Een uitspraak die als motto voor dit boek kan dienen: 'We [AMM] are searching for sounds and for the responses that attack to them, rather than thinking them up, preparing them and producing them.' Dit is Prévosts leidraad geworden en zeker niet alleen voor zijn werk in AMM. Hij behandelt de consequenties van deze stelling op meerdere plaatsen in zijn boek, het maakt de essentie uit van improvisatie: improvisatie ontstaat in het hier en nu, is dus per definitie niet voorbereid en niet gestructureerd. Er is dus ook nooit sprake van goed of fout, al kun je achteraf natuurlijk wel meer of minder tevreden zijn met het resultaat.

Dit alles impliceert dat veel van wat we improvisatie noemen helemaal geen improvisatie is, althans niet in de definitie van Prévost. Een solist die in een jazzstandard improviseert op een thema of een musicus die in een gecomponeerd stuk de nodige vrijheid krijgt, vallen beiden niet onder de improvisatie waar hij het over heeft. In beide gevallen is immers sprake van structuur, waarbinnen die improvisatie plaatsvindt. Prévost is het dan ook duidelijk niet eens met recensenten die, vanuit een behoefte aan het maken van indelingen, deze muziek indelen bij de jazz of vergelijkingen trekken met die van een componist als John Cage. De muziek mag dan wellicht soms hetzelfde klinken, de wijze waarop hij tot stand komt is een geheel andere.

Voor Prévost is dit overigens niet zomaar een mening. Improviseren is voor hem een manier van leven, een manier van denken. In Upside Downing zegt hij over improvisatie: 'It's a source of opposition ... For although not explicit, the existence of a 'free' music clearly suggests that its activity has a capacity to represent a wilder social narrative. Any sense of freedom sits squarely opposed to governance. Ruling is enacted by regulations. The appeal of a bureaucracy is fear of play. At best, rulebound muscical compositins are games. No game is possible without the consent, complicity or fear of its subjects performing within overt or implicit operating parameters. Even the most playful of compositions indulge, persuade and then harden a disposition to take orders.' Niet iedereen zal het hiermee eens zijn, maar het maakt wel duidelijk hoe Prévost erin staat en tevens wat hij met de titel van zijn boek bedoelt. Dat hij op meerdere plaatsen in dit boek dan ook fel van leer trekt tegen decennialang neoliberalisme en de schade die dit heeft aangericht, zal u dan ook niet verbazen.

En er staat nog veel meer moois en behartenswaardig in dit boek, bijvoorbeeld over het feit dat improvisatie in brede zin - en dan heeft Prévost het ook nadrukkelijk over jazz - nooit voor vol is aangezien. En ja, ook hij legt daarbij de link met racisme. Belangrijk in dat kader is een stelling van George Lewis: 'The degree to which even European free-jazz musicians, with few or no African Americans around, still experience the reception of their art through the modalities of race.' En dus, voeg ik er dan aan toe, als minder waard. De lineaire denkers, die geloven dat de mens een ontwikkeling doormaakt en stijgt op de ladder van de beschaving, schatten gecomponeerde muziek dan hoger in dan geïmproviseerde, Johann Sebastian Bach is dan een groter kunstenaar dan John Coltrane. De westerse beschaving geldt in die kringen als het summum.

Prévost keert zich radicaal af van dat standpunt en biedt een geheel ander perspectief: 'Free improvisation, whether arising from the jazz tradition or emanating from another vein of experimentation [waar volgens Prévost zijn eigen muziek onder valt], has its roots in a cognitive domain that is more ancient than contemporary musical culture. I have examined this and offer the twin analytical propositions of investigation and communication. These two features are, I believe, at the heart of any meaningful human musical interaction. They are the root of our powers to adapt biologically and have, in the course of time, been transmuted into differentiated cultural phenomena. That is, musical forms which reflect and suit different human historical and social groupings.'

Foto's: Asier Gogortza & Andy Newcombe

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 12.6.21) - [print] - [naar boven]



Cd
Chris Speed - 'Light Line' (Intakt, 2021)

Opname: oktober 2020

We schrijven zaterdag 18 mei 2019 en zijn in de Handelsbeurs in Gent, waar programmator Wim Wabbes een gevarieerd programma heeft samengesteld voor het Ha'fest aldaar. Een van de musici die dag was rietblazer Chris Speed. 's Avonds speelde hij met Endangered Blood een zinderend en gesmaakt concert met Oscar Noriega, Trevor Dunn en Jim Black.

Maar 's middags om kwart voor zes speelde Speed een soloset op tenorsaxofoon, dat in retrospectief een pre-corona prelude was voor deze nu op Intakt Records uitgebrachte solo-cd op klarinet.

Het concert vond plaats op het terras dat uitmondt op de Ketelvaart. Het was er zonnig, de akoestiek top, met aandachtig publiek zonder mondkapjes en afstandsrestrictie. En Chris Speed maakte hier grote indruk met zijn soloset. Dat kon je aan de bijval en - toen nog - aan de gelaatsuitdrukkingen van het publiek aflezen.

Een jaar later sloeg de nu aflopende pandemie toe en werd iedereen min of meer de dupe. Deze periode deed ook in de cultuursector velen aan het infuus belanden. Koortsachtig zochten jazzmusici en orkesten naar vormen om zich artistiek en financieel met wisselend succes staande te houden.

Chris Speed heeft zich in deze periode onder andere verdiept in het verder ontwikkelen van zijn klarinetspel en zijn techniek nog verder geoptimaliseerd. Al dat is uitstekend tot uitdrukking gebracht op dit soloalbum. Het is een instrumentale krachttoer die straight into your face and ears binnenkomt.

De cd kent korte improvisaties, composities en inspiraties van John Coltrane, Julius Hemphill, Eric Dolphy, Paul Motion, Anrew D'Angelo, Skúli Sverrisson en Hilmar Jensson. Maar bovenal prevaleert Speeds eigenheid: puur, zonder fratsen, ongepolijst en goudeerlijk. Het is niet eenvoudig de juiste woorden te vinden om deze cd van harte aan te bevelen. Daarom kort en bondig: voor iedereen die weet waar Chris Speed voor staat is deze cd niet te missen!

Klik hier om twee tracks van dit album te beluisteren: 'Light Line' en 'Lifting'.

Foto: Cees van de Ven

Labels: ,

(Cees van de Ven, 8.6.21) - [print] - [naar boven]



Cd's /
Urs Leimgruber & Jean Marc Foussat - 'Face To Face' (FOU, 2019)

Opname: 19 & 26 oktober 2018
OM - 'It's About Time' (Intakt, 2020)
Opname: 4-7 februari 2020
The Workers - 'Altbüron' (Wide Ear, 2020)
Opname: 18 oktober 2019

De Zwitser Urs Leimgruber geldt, met een carrière die inmiddels een halve eeuw omspant, nog altijd als een van de belangrijkste saxofonisten van dit moment. Daarom uitgebreid aandacht voor deze musicus met een voorkeur voor de sopraansax. We horen hem in duoverband met Jean Marc Foussat op het bij diens FOU Records verschenen 'Face To Face' en met twee kwartetten, OM en The Workers. Van de eerste groep verscheen 'It's About Time' bij Intakt Records, van de tweede 'Altbüron' bij Wide Ear Records.

Twee concerten gaven Foussat, op de AKS Sinthi (een modulaire synthesizer) en Leimgruber op sopraan- en tenorsax in november 2018, een in Zürich, een ander in Luzern. Twee keer een cd lang, zonder onderbrekingen. Bijzonder hoge en in zekere zin schrijnende klanken in 'Rive De Rêves' (het concert in Züricht bevattend) met Leimgruber op zijn sopraansax afgezet tegen stromende noise van Foussat. Onheilspellend, ontregelend, enigszins geheimzinnig ook, magisch. Een klankspel waarin je als luisteraar ronddwaalt, als in een geheimzinnig woud, zonder al te veel houvast. En dan hebben we het niet eens over de graad van perfectie in het spel van Leimgruber, de prachtige, creatieve vondsten van Foussat, die hier zo mooi op aansluiten en de schitterende opname, waar Foussat eveneens voor tekende. Dit alles tekent ook 'Luxerna', met vanzelfsprekend de opnames gemaakt in Luzern. Ook hier weer die regelmatig aan de natuur refererende geluiden van Foussat en Leimgruber die hier een al even eigenzinnig klankpalet aan toevoegt.

Het kwartet OM bestaat sinds 1972 - volgend jaar dus vijftig jaar - en is qua bezetting nooit gewijzigd: naast Leimgruber horen we gitarist Christy Doran, bassist Bobby Burri en drummer Fredy Studer. In de jaren 70 maakten ze vijf albums, waarna het dertig jaar stil werd. In 2010 verscheen een liveoptreden op het jazzfestival van Willisau en nu hebben we 'It's About Time'. We herkennen het bijzondere geluid van Leimgruber, de afgeknepen, vrij schelle klank van zijn sopraansax. Nieuw is het ritme, waarin het kwartet een voorliefde voor stevige rock verraadt, direct al in 'Like a Lake (Dedicated to Marianne B.)', maar nog sterker in 'Perpetual-Motion Food'. Toch staan er op dit album ook een aantal sfeervolle geluidssculpturen zoals we die op 'Face To Face' aantroffen. Het titelstuk 'It's About Time', 'On a Bare Branch' en String Holder' zijn daar mooie voorbeelden van, evenals delen van het hoogst actuele 'Covid-19 Blues', dat op andere momenten weer onverwachts heftig kinkt.

The Workers is een nieuwe band, al kenden de vier musici elkaar al wel van andere gelegenheden. Twee saxofonisten hier, naast Leimgruber op sopraan horen we Omri Ziegele op alt en op fluit. Verder aanwezig: bassist Christian Weber en drummer Alex Huber. De titel van dit uit slechts één lang stuk bestaande album ontleende de band aan de plek waar de opnames plaatsvonden: tijdens een concert in Bau 4 in het Zwitserse Altbüron. Een mooie, bijzonder afwisselende set. Soms bestaande uit een verstild klanklandschap, dicht aanschurend tegen de stilte, op andere momenten horen we fascinerende dialogen tussen de beide blazers, elkaar als kwetterende vogels de loef afstekend, of worden we verrast door rommelende donder van Weber en Huber. Daartussendoor steekt Ziegele ernstige monologen af.

Labels: , , , ,

(Ben Taffijn, 6.6.21) - [print] - [naar boven]



Concert
Met HALA het nieuwste normaal in

HALA / Duo Renske de Boer-Esat Ekincioğlu, woensdag 26 mei 2021, De Biotoop, Haren

Zo halverwege de set van het HALA-kwartet ondervond ik wat ik het laatste jaar had moeten missen. Tijdens een voortvarende solo van sousafonist Arno Bakker constateerde ik dat het geluid zich niet slechts via mijn gehoorgang manifesteerde, maar dat alle vezels in mijn lichaam met die bastonen resoneerden. Plus, uiteraard, de interactie met oude bekenden en nieuwe vrienden. Het oude gevoel was met andere woorden weer rap terug. Wég met alle ministeriële DVD-tjes!

Komt bij dat het jongste honk voor de Groninger impromuziek voor derden volstrekt onvindbaar is. Het moet namelijk gezocht worden in de krochten van de Biotoop, het voormalige terrein van de faculteit Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Een nogal gigantisch complex van bijna een vierkante kilometer in de bossen van Haren. Je rijdt de oprijlaan op, neemt bij de splitsing gelijk het pad naar rechts - en op dat moment verdwaal je dus reeds. Zonder de hulp van geduldige voorbijgangers is de ingang van Gebouw F zo goed als ongenaakbaar. Al was het alleen maar, daar de bordjes die de richtingen naar de respectieve vleugels aangeven voor een deel overwoekerd zijn door kruiden met een gezonde groeilust. En wanneer je eenmaal voor de hermetisch gesloten deur van F staat wordt je geacht, een 06-nummer in te toetsen - dat een opgenomen boodschap oplevert waarmee je ook geen steek opschiet. Het wachten is dus op toevallige passanten die over een sleutel beschikken.

Eenmaal binnen is de speurtocht allerminst ten einde. Ik dacht dat ik een trap naar rechts ben afgedaald en een bordje met een pijl 'Afgifte Goederen' heb genegeerd. Daarna volgde in ieder geval een kruip-door-sluip-door odyssee door gangen die door bouwmaterialen zo goed als onbegaanbaar zijn. Instrumenten, apparatuur en bergen snoerenspaghetti bevestigden - eind goed, al goed - dat ik in de studio was geraakt. Ha, daar informeert een zangeres reeds wat ik wens te gebruiken. Een kind kan de was doen.

De betreffende studio is opgetrokken uit beton, gipsplaten, glas en kringloopclubfauteuils. Een systeemplafond is eruit gesloopt, waardoor de oorspronkelijke houtcementplaten weer tevoorschijn zijn gekomen. Helemaal 1963, met andere woorden.

Maar goed, die muziek dus. HALA is de laatste twee jaar grondig gerenoveerd. In plaats van Leonardo Grimaudo (gitaar) en Aleksandar Škorić (drums) zijn Jorrit Westerhof en Gerri Jäger aangetrokken. Westerhof, dat zal niet verwonderen, drukt een stevig stempel op het gebodene. Daar hij ooit op een driesprong bij Clarksdale, MS een pact met Robert Johnson heeft gesloten krijgt hij de blues niet meer uit zijn systeem. Met zijn gitaar in de snijbrandermodus brandt hij schroeiplekken in gehoorgangen en vloerkleden. Zeker zo spectaculair zijn de unisonolijnen met de sousafoon: mooie combinatie, het sonore geluid van de sousa en het hoge, scherpe snerpen van de gitaar. Westerhof hoef je ook niks meer te vertellen over het gas terugnemen en het op strategische plekken laten vallen van gaten.

Vrije improvisaties lopen op organische wijze over in aanstekelijke rockritmen en funky danswijsjes. Soms lost zo'n ritme zich op in minder begaanbare paden, ongeveer zoals een logo in een televisieleader in myriaden pixels uiteen kan vallen.

Gebleven is het avant-cabaret idioom waarvan zangeres Helene Richter zich bedient. Haar sprookjes hebben niet zelden een morbide karakter - niet helemaal ongebruikelijk bij sprookjes. Zo'n Secret Tower kan er bij daglicht, zo midden in het woud, romantisch uitzien - maar wacht maar tot middernacht!

In het voorprogramma stonden Renske de Boer en Esat Ekincioğlu, zang en bas. Dit recital had een meer etherisch karakter. De contrabas vulde de ruimte tot berstens toe en hoog daarboven zeilde de hoge alt van De Boer. Soms bestond een stuk uit één noot die behoedzaam het gehoorspectrum binnen- en uitgleed.

Toch vreemd hoor, dat ik pas deze week voor de eerste keer in de Biotoop was: het complex is al jaren in gebruik door zo'n 150 kunstenaars. Kun je nagaan hoe wereldvreemd een mens in de klauwen van een virus kan worden. Maar goed, woensdag 2 juni speelt er weer een bandje. Kijken of ik de weg terug nog kan vinden. Had misschien toch broodkruimels en/of kiezelsteentjes moeten meenemen.

Foto's: Hammie van der Vorst

Labels: , , ,

(Eddy Determeyer, 4.6.21) - [print] - [naar boven]



Cd
Róbert Benkő, István Grencsó & Ken Vandermark - 'Burning River, Melting Sea' (Audiographic, 2021)

Opname: 21 november 2019

De samenwerking met de Hongaarse rietblazer István Grencsó gaat al enkele jaren terug, van toen Ken Vandermark zich bij diens kwintet voegde, wat het onder de radar gebleven 'Not Slam The Door!' opleverde. Het was de start van een samenwerking die een vervolg moest krijgen. Niet enkel omdat er een goede persoonlijke connectie was, maar ook een artistieke. Vandermark was terug in het begin van 2020 voor een aantal concerten (het zouden zowat zijn laatste voor een hele tijd worden) en de tijd werd ook gebruikt voor opnames waarvoor nieuw materiaal werd geschreven, maar ook een korte geïmproviseerde livesessie in de studio met bassist Róbert Benkő.

De wederzijdse empathie en verwantschap spat alleszins van deze opnames. Het voelt als een ontmoeting van gelijken die slechts een aanzet nodig hebben om op dezelfde golflengte te zitten. Vandermark heeft die bijvoorbeeld ook met Joe McPhee of Ab Baars, maar het lijkt wel alsof hij qua sound en ideeën een soort tweelingbroer vond in de Hongaar, omdat de twee soms amper van elkaar te onderscheiden vallen (dat de info dat de ene in het rechterkanaal zit en de andere in het linkerkanaal niet altijd klopt, maakt het ook wat complexer). Maar dat hoeft geen probleem te zijn, want zelfs in de meest vrije passages zorgt het voor een sterke focus.

Met z'n veertien tracks had 'Burning River, Melting Sea' dan ook een beproeving kunnen zijn, maar het verliep anders. De vrije en gecomponeerde stukken zijn even baldadig als gedisciplineerd, soms verrassend speels, zoals het spelletje over toonladders racen van 'Engarian Hunglish' - en dan weer turbulent, zoals met de schreeuwerige klarinetten in 'Extracted Color' en 'Letters In Any Order'. En als er hier en daar al geneigd wordt naar een beheerste kamermuziekachtige insteek, zoals in 'Woven Paper', dan wordt net zo gretig in duistere hoeken gedoken. 'Like A Jaguar Loves Its Spots' is een sterke oefening in dierlijke dreiging én wispelturigheid.

Buitenbeentje: hun versie van 'Ode To Women' van György Szabados (1939-2011), een pionier van de Hongaarse freejazz, waar zowel Benkő als Grencsó nog mee speelden. Basklarinet en tenorsax beheerst verstrengeld in een statig eerbetoon. Benkő van zijn kant is in zes stukken een goeie sparringpartner voor de twee rietblazers: soms assertief, een gewillige participant in een stevig partijtje worstelen, maar net zo vaak een subtiele kracht op de achtergrond, in stukken waarin hij met de strijkstok genereus kleur toevoegt. Het maakt van 'Burning River, Melting Sea' een rijk, genuanceerd album voor fijnproevers en alweer een mooie illustratie dat de man van Chicago een duurzaam web van Europese connecties heeft uitgebouwd, waar voorlopig nog geen sleet op zit.

Het album verscheen in de 'Systems vs. Artefacts'-reeks van digitale releases op Vandermarks Audiographic Records.

Deze recensie verscheen ook op Enola.be

Labels: , , ,

(Guy Peters, 2.6.21) - [print] - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.