Cd
Eric Thielemans – 'Sprang' (Miasmah, 2014)
'Sprang' is het tweede soloalbum van Eric Thielemans. Waar zijn eerste uit 2010 in eigen beheer verscheen, vindt 'Sprang' onderdak bij Miasmah, het label waar ook Kaboom Karavan en Kreng een onderkomen hebben: toeval of niet, ook twee muzikanten die niet hoog oplopen met compromissen.
Conformisme was nooit aan Thielemans besteed en dat is aan 'Sprang' opnieuw te horen. Toch is de percussionist niet de man om zich op te sluiten in een hermetische klankenwereld. Dit is zelfs een heel toegankelijke cd geworden voor wie in de niet-jazzy wereld van het slagwerk wil meegaan. Meer zelfs: de grote trom, het fietswiel en de rubberen balletjes van vier jaar geleden hebben plaatsgemaakt voor meer herkenbare geluiden van marimba en tingelende en tangelende trommen, klankschalen en cimbalen.
Die instrumentatie zorgt er meteen ook voor dat de muziek opvallend fris klinkt. Hier en daar lijkt een elektronische touch hoorbaar, maar hoe groot die is, wordt eigenlijk nooit relevant. Daarvoor is de muziek op 'Sprang' boeiend genoeg, niet in laatste instantie omdat Thielemans zich niet opsluit in het louter spelen met kleuren en ritmes of zich beperkt tot het creëren van sferen. Elke track op deze cd krijgt een volwaardig verloop mee en de muzikale variatie is zo uitgesproken, dat het album met gemak het aardigheidje van een solopercussieplaat overstijgt.
Die variatie is er zelfs wanneer Thielemans voor verschillende nummers een gelijkaardige instrumentatie gebruikt. Zo staat de marimba centraal in zowel 'Rocks' als de titeltrack, maar wordt die telkens anders aangewend. In het eerste stuk klettert het geluid alsof de stokken met de achterkant op het instrument gesmeten worden. Toch is er van vrijblijvendheid weinig sprake. Thielemans legt hier de focus op de harmonische ontwikkeling, die zich nooit in een vast patroon nestelt, maar constant verschuift. In 'Sprang' gaat dan weer alle aandacht naar de polyfone gelaagdheid die, repetitief en met haperingen in de ritmiek, aan Steve Reich doet denken. Een gelijkaardig idee wordt later overgenomen door een hele boel kleine percussiegeluidjes, die de luisteraar mee lijken te nemen naar een klokkenwinkel.
Ook elders weet Thielemans de muziek rijk en fascinerend te houden, onder andere door die op te bouwen vanuit een specifiek geluid: de verende ratel- en strekritmes van 'Sprrrrrrr' en 'Afternoon', waar marimbageluiden gestretcht worden tot een auditief geribbelde structuur. Op andere momenten domineren piepende, wrijvende en zingende geluiden, waarbij Thielemans er wel steeds voor zorgt dat het klankbeeld niet volgepompt wordt. De ruimte in de nummers blijft essentieel, zelfs wanneer hij in het gelaagde 'Garden' het geluidarsenaal opentrekt van doffe tromgeluiden, allerlei houten voorwerpen (teak?) tot een stuiterende pingpongbal of Morricone-achtig fluiten. Elk geluidje krijgt een eigen plaats en functie, waardoor het geheel delicaat en uitgebalanceerd klinkt.
Slechts in twee nummers schiet de percussionist in een hyperkinetische kramp en genereert hij een schijnbaar onophoudelijke stroom van geluidjes. Als in een flipperkast wordt de samenstelling van de tingeltangelklankjes steeds anders, waarbij het geluid op een heel eigen manier gaat grooven. Want ook dat staat Thielemans toe, al gebeurt het dan niet volgens de geijkte patronen. Maar of dát nu iemand gaat verbazen...
Deze recensie verscheen eerder op Kwadratuur.be
Meer horen?
Klik hier om 'Sprang' te beluisteren.Labels: cd
(Koen Van Meel, 4.4.14) - [print]
- [naar boven]
Concert
Kloeke free jazz met fascinerende spanning
The Rempis/Daisy Duo, woensdag 5 maart 2014, Le Vecteur, Charleroi
Een paar dagen voor hun stadsgenoot en kompaan Ken Vandermark nog eens afzakt naar België in het gezelschap van de Noorse geweldenaar Paal Nilssen-Love, voert een Europese tournee het duo Dave Rempis en Tim Daisy voor het eerst naar België voor een duoconcert. De belofte die gecreëerd werd met het vers verschenen 'Second Spring', uit op Rempis' Aerophonic Records, werd helemaal ingevuld.
Het is boeiend om de dynamiek van Rempis en Daisy te vergelijken met die van het duo Vandermark en Nilssen-Love. Hoewel het eerste duo zelden zo explosief is als dat tweede, vooral ook omdat Daisy een heel ander soort drummer is die het meer van verfijning en dansende ritmes moet hebben, spreken ze minstens een even breed gamma van mogelijkheden aan. Dat werd in die eerste set meteen verduidelijkt in een improvisatie van een goed half uur, waarin de twee de toegenomen vrijheid in hun samenwerking nog eens onderstreepten. Van gemakkelijke trucjes was geen sprake, maar van een eenduidige, overkoepelende spanningsboog eigenlijk evenmin. Daarvoor was de improvisatie te lenig en ongrijpbaar.
Op altsax haalde Rempis het meteen bij schrille kreetjes, sirene-uithalen en radde horten en stoten, met nu en dan gierende hoge frequenties. Dat werd niet van weerwoord voorzien door razernij, maar door het immer secure drumspel van Daisy, die in de loop van die eerste verkenning het complete gamma van technieken en materialen zou aanspreken, van stokken, brushes en brede borstels, tot potten en pannen, kettingen, statieven en een omgekeerde snaredrum. Het getuigde van een meesterlijke controle en een vermogen om de vingervlugge acrobatie van Rempis van antwoord te dienen, zonder zelf ook uit te pakken met hysterische percussie of testosteronvolumes.
Rempis bevestigde ook nog eens zijn technische meesterschap, dat hij vooral op de altsax perfect weet uit te buiten, met razende glissandi, een tocht op en af de toonladders, spielereien met ritmische stoten en even zelfs een knappe circulaire ademhaling, waarin ronkende, drone-achtige golven werden afgewisseld met piepend gekrijs. De overgave waarmee hij speelde spatte van zijn gezicht en viel af te lezen van de verbetenheid waarmee hij zijn tanden op het mondstuk leek te zetten.
De eerste set werd afgerond met een stuk waarvoor Rempis tenorsax speelde, en dat vooral opviel door Daisy's gebruik van al zijn attributen. Tegelijkertijd. In de aanloop van de tweede set kreeg hij dan weer de kans om de improvisatie op gang te brengen met een gedoseerde solo vol ruis- en wrijfklanken, waarin Rempis' getemperde aanzet mooi kon opduiken. Knap was daar ook zijn korte, traditioneel klinkende uithaal met een vette vibrato, waarmee hij even richting Ben Webster leek te knikken. Het stuk kreeg al snel een majestueuze flair door de lange uithalen en rommelende toms van Daisy. Mooi was ook het gebruik van een zacht ruisend radiootje in het uitdoven van het stuk.
Afsluiten gebeurde met een korte, krachtige demonstratie, waarin Rempis' kwikzilveren spel op de altsax opnieuw op de voorgrond kwam. Vooral op dat instrument toont hij zich een meester met een meteen herkenbare stijl, die de voorbije vijftien jaar enkel nog gewonnen heeft aan zelfzekerheid en vrijheid. Daisy, die voor het eerste echt loos ging op de snaredrum, joeg de intensiteit nog wat de hoogte in. Later legde hij dan weer een floortom op zijn schoot om het stuk een Afrikaans-getinte wending te geven. Enerzijds maakte je dan de bedenking dat het concert baat gehad zou hebben bij meer compact geweld, maar anderzijds maakte die weigering om de meest voor de hand liggende weg te kiezen net het verschil. Dit was bij momenten kloeke free jazz, maar dan wel van een verkennende, expansieve soort, van twee muzikanten die het zichzelf niet makkelijk maken. Een taaie, maar fascinerende spanning was het resultaat.
Deze recensie verscheen eerder op Enola.be
Labels: concert
(Guy Peters, 4.4.14) - [print]
- [naar boven]
Cd
Pascal Niggenkemper Vision 7 – 'Lucky Prime' (Clean Feed, 2013)
Een stem die in het Duits vertelt, dan in het Frans. Geluiden die de kop opsteken: gefluit, gekraak, geslurp en geruis. Lucht die ontsnapt tussen op elkaar geperste lippen, metalig gewrijf, roffeltjes. Een dierentuin van wanordelijke klanken waarin plots wat meer eensgezindheid komt: jazz steekt de kop op. Nu ja, jazz voor de eenentwintigste eeuw: beweeglijk, eclectisch, polymorf. Dit is avontuur voor een open geest, vol frictie, half voltooide dialogen en verrassingen om elke hoek.
De Frans-Duitse bassist Pascal Niggenkemper, die 'Lucky Prime' componeerde als één samenhangende suite, heeft zich alleszins omringd met enkele van de meest markante, jonge stemmen van de Europese improvisatie. Pianiste Eve Risser, stemgymnaste Emilie Lesbros en violist Frantz Loriot hebben Franse roots, rietblazer Frank Gratkowski en drummer Christian Lillinger zijn Duitsers en vibrafoniste Els Vandeweyer is een naar Berlijn uitgeweken Belgische. Het resultaat is minstens even excentriek als de optelsom van deze persoonlijkheden.
Deze muzikanten hebben stuk voor stuk hun sporen nagelaten in de meest avontuurlijke vleugel van de geïmproviseerde muziek en gaan ook net iets verder dan het eenvoudig opnemen van de hen toegewezen rol. Dat merk je niet in het minst door een grote drang tot geluidsexploratie. Als Niggenkemper soleert, dan is dat met een rafelig randje, die het gebruik van accessoires doet vermoeden. Vandeweyer bespeelt vibrafoon en marimba ook zelden met de traditionele stokjes. Risser haalt metalig weerwerk en gedempte percussie uit haar prepared piano. Lillinger is de levende uitbundigheid.
Het leidt tot een theatraal samengaan van invloeden en ideeën die voortdurend door elkaar gezwierd worden. Het lijkt soms wel een spelletje vrij associëren met muziek: net zoals Lesbros een rondje aftelt door Duits, Frans én Engels door elkaar te gebruiken, zo word je steeds opnieuw op het verkeerde been gezet, duik je mee in een wereld van hortende en stotende avant-garde vol korte spurtjes, soms alsof de muziek krampachtig aan het schokken slaat. En net dan duikt er natuurlijk zo'n klein bezwerend motiefje op, wordt er gehint naar een majestueus parallel universum dat verborgen gehouden wordt.
Het gekir en gegier van Lesbros voert de muziek naar het terrein van de performance art en het theater, met hier en daar een Weill/Brecht-moment, maar dan door een lens van een halve eeuw free jazz en experiment, met kwakende serenades, ontregelde poëzie en onverwachte lyriek op een gekmakende losse ondergrond. Neurotisch ook, tussen spookachtig minimalisme en onbevreesde experimenteerdrang. 'Lucky Prime' is binnen zijn eigen wereld duidelijk verankerd in een visie en een samenhang, maar biedt vooral muziek op maat van zij die het vakjesdenken allang afgezworen hebben én de moeite willen doen om mee te stappen in deze bijzonder eigenzinnige performance.
Meer horen?
Klik hier om vier tracks van dit album te beluisteren: 'Carnet Plein D'Histoires', 'Ke Belle', 'I Don't Know Why, But This Morning...' en 'Feuerteppe'.Labels: cd
(Guy Peters, 2.4.14) - [print]
- [naar boven]
Nieuws / Jazztube
Festival zet halve eeuw Michiel Braam luister bij
Op zaterdag 17 mei vindt in de Lindenberg in Nijmegen een avond vol bijzondere optredens plaats ter ere van de 50e verjaardag van jazzpianist en componist Michiel Braam. Uit binnen- en buitenland komen muzikanten met wie Braam in zijn veelzijdige carrière heeft samengespeeld om voor en samen met hem op te treden. Naast het Bijma Braam Sextet, het Matangi Strijkkwartet, Trio BraamDeJoodeVatcher en eBraam treden verrassende gelegenheidsformaties op, met als Grande Finale een stuk waarin de pianist de vrije hand heeft.
Michiel Braam behoort tot de belangrijkste componisten/musici op het vlak van jazz en geïmproviseerde muziek in Nederland. In 1988 kreeg hij de Podiumprijs voor jonge talentvolle muzikanten en in 1997 ontving hij Nederlands belangrijkste jazzprijs: de Boy Edgar Prijs. Inmiddels is hij één van de meest productieve bandleiders van de Nederlandse jazzscene, met zowel nationale als internationale erkenning.
Klik hier voor meer informatie over deze bijzondere concertavond.
Bekijk de Jazztube!
Klik op de afbeelding hierboven voor een portret dat Bas Andriessen maakte van Michiel Braam in het kader van het kunstprogramma 'De Muzen' (RTV Nijmegen), dat werd uitgezonden op 7 februari 2011.
Labels: jazztube, nieuws
(Maarten van de Ven, 2.4.14) - [print]
- [naar boven]
Lees verder in het archief...