Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 


Onder het stof vandaan / Jazztube
Erroll Garner - 'Up In Erroll’s Room' (Octave, 2020)

Opname: 28-29 november 1967 & 15 februari 1968
Erroll Garner - 'Gershwin & Kern' (Octave, 2020)
Opname: 5-6 augustus 1964, 19 augustus 1965 & 29 november 1967

Op 15 juni van dit jaar is het honderd jaar geleden dat jazzpianist en -componist Erroll Garner werd geboren. Hij overleed in 1977, slechts 55 jaar oud, aan longkanker. Zijn invloed op de jazz is moeilijk te overschatten. 'Concert By The Sea', dat een paar jaar geleden opnieuw werd uitgebracht, behoort tot de bestverkochte jazzalbums allertijden en 'Misty' groeide uit tot een ware klassieker. Samen met zijn manager Martha Glaser begon hij zijn eigen label Octave Records, dat vorig jaar in de aanloop naar Garners eeuwfeest twaalf albums opnieuw uitbracht. Twee daarvan, 'Up In Erroll’s Room' uit 1967 en 'Gershwin & Kern' uit 1976 komen hier aan bod.

De standaardbezetting is op beide albums deels gelijk en dat is minder vreemd dan het lijkt. 'Gershwin & Kern' werd weliswaar in 1976 uitgebracht, maar de opnames stammen uit de jaren '64, '65 en '67, deels zelfs uit dezelfde sessie waar de nummers uit 'Up In Erroll’s Room vandaan komen. Op beide albums horen we het pianotrio plus extra bezetting. In de sessies van 1964 en '65 horen we Garner samen met bassist Eddie Calhoun en drummer Kelly Martin, in die van 1967 met bassist Charles 'Ike' Isaacs en drummer Jimmie Smith. Als vierde man horen we in alle drie de sessies José Mangual op conga's. Op 'Up In Erroll’s Room' horen we daarnaast The Brass Bed, bestaande uit zeven blazers onder leiding van dirigent Richard O. Spencer. Op dat eerste album vinden we een aantal stukken van tijdgenoten van Garner, die inmiddels gelden als standards: Herbie Hancocks 'Watermelon Man', Miles Davis' 'All The Things You Are', Dizzy Gillespies 'Groovin’ High' en 'The Girl From Impanema' van Antônio Carlos Jobim, naast echte klassiekers als 'I Got Rhythm' van George Gershwin en 'Cheek To Cheek' van Irving Berlin. Garner speelde graag klassiekers, iets dat natuurlijk ook blijkt uit 'Gershwin & Kern'.

Wat maakte Garner nu zo bijzonder? De vier jaar geleden eveneens veel te te jong overleden pianiste Geri Allen, die zeer vertrouwd was met de muziek van Garner, verwoorde het aldus: "Erroll Garner personifies the joy of fearless virtuosity and exploration. His playing celebrated the greatest swinging big bands through an innovative and impossible pianism. Singular yet all embracing, Garner blurred the line between great art and popular art, and he was a staunch journeyman of the blues and his Pittsburgh legacy." Ik kan me hier volledig in vinden. Geen pianist speelde met zo veel schwung, met zo veel aanstekelijk enthousiasme. Geen pianist was en is denk ik ook zo goed in staat om zijn zeer complexe spel zo bedriegelijk eenvoudig te laten klinken en dus zeer toegankelijk. Maar let op zijn timing, zijn frasering: die is ongekend. En Garner had musici die hem daarin perfect aanvulden en ondersteunden, musici ook waar hij jarenlang mee samenwerkte. 

Voorbeelden te over. Op 'Up In Erroll’s Room' springen eruit: 'Watermelon Man', 'Groovin’ High', de eerste noten van 'The Girl From Impanema', zijn eigen 'Up In Erroll’s Room' en 'I Got Rhythm'. Een stuk dat natuurlijk ook staat op 'Gershwin & Kern'. Dat verder aanstekelijke uitvoeringen bevat van klassiekers als 'Love Walked In', 'A Foggy Day (In London Town)', 'Nice Work If You Can Get It', 'Dearly Beloved' en 'Maybe You’re The Only One'. Het enige soms ietwat storende is dat Garner bij het type pianisten hoorde dat het niet kon laten mee te neuriën en dat is niet altijd een succes. Maar ja, wat wil je met dit soort muziek!

In de Jazztube hierboven zie je een optreden uit 1968 van het trio van Erroll Garner met Charles 'Ike' Isaacs en Jimmie Smith, aangevuld met José Manguall, live in Kopenhagen. Ze spelen onder andere 'The Shadow Of Your Smile', 'I Can't Get Started', en 'Blue Moon'.

Labels: , , ,

(Ben Taffijn, 30.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd / Downloads / Jazztube
Philipp Rüttgers & Oene van Geel - 'Changing Landscapes' (Just Listen, 2019)

Opname: september 2018
Oene van Geel - 'Connecting Colors, Volume 1 - Acoustic Encounters' (Zennez, 2020)
Opname: mei-juli 2020
Oene van Geel - 'Connecting Colors, Volume 2 - Electric Encounters' (Zennez, 2021)
Opname: mei-december 2020

Oene van Geel is zonder meer een van de meest kleurrijke altviolisten van ons land. Jarenlang was hij lid van Zapp4, het strijkkwartet dat altijd duchtig buiten de lijntjes kleurde, bijvoorbeeld door de muziek van de rockband Radiohead te spelen, terwijl hij tegenwoordig meer op projectmatige basis samenwerking zoekt. Een aantal recente albums tonen zijn veelzijdigheid. Met pianist Philipp Rüttgers nam hij voor Just Listen Records 'Changing Landscapes' op en bij ZenneZ Records verschenen als download het eerste en tweede deel van 'Connecting Colors'.

De veelzijdigheid blijkt direct bij het beluisteren van de eerste twee stukken van 'Changing Landscapes'. Het prachtig ingetogen en enigszins melancholische 'Cinematic Gestures' is een bijna klassiek stuk, waarin je verder duidelijk de invloed van andere culturen dan de onze terughoort; Van Geels liefde voor de Indiase muziek sijpelt door de tonen heen. Het beduidend speelsere 'Running Man' is al even veelzijdig, soms overheerst de jazz, dan weer hoor je duidelijk de invloed van de Roma en de Klezmer. En de twee musici vormen een prima koppel, Rüttgers blijkt al net zo'n muzikale duizendpoot als zijn fijnbesnaarde collega. We horen hier terug wat Rüttgers in het cd-boekje als volgt verwoordt: "From the first movement" - en dan de pianist op de eerste keer dat ze samenspeelden in het Amsterdamse Splendor - "it felt familiair and special. I felt that I had found a musical friend." En verderop gaat hij ook nog in op die eclectische aanpak: "When we play together we make music from sound and space... We are curious about new sounds, musical genres, challenging rhythms, literature, the human spirit and natural phenomena." Het levert een ijzersterk album op vol pakkende stukken, waarin de chemie tussen deze twee musici een belangrijke rol speelt. En bijzondere stukken genoeg: het prachtig klassieke 'Morgentau', waarin we Rüttgers horen in een mooie solopartij, het krachtig ritmische 'Nymphaea' en 'Seven Riffs', het spannende 'Limtang' en het experimentele 'The Hidden Cave' zijn hier slechts voorbeelden van.

Toen Van Geel vorig jaar maart ineens over een lege agenda bleek te beschikken, besloot hij het over een andere boeg te gooien. Hij leende opnameapparatuur van een vriend en stuurde zijn opnamen naar muzikale vrienden over de hele wereld met het verzoek tot een 'muzikaal schaakspel', zoals Van Geel het zelf zo mooi omschrijft. Eind vorig jaar verscheen 'Acoustic Encounters', het eerste deel van wat een serie van drie moet worden. Onlangs kwam het tweede deel uit, 'Electric Encounters'. Het geheel draagt de prachtige overkoepelende titel 'Connecting Colors'.

Het eerste dat opvalt is dat Van Geel meer instrumenten beheerst dan ik dacht. We horen hem niet alleen op de altviool, maar ook op de cello, de trompetviool, de f-quinton (een altviool met een extra lage vijfde snaar) en diverse soorten percussie. Dat laatste kleurt bijvoorbeeld 'The Birds' op 'Acoustic Encounters', waarin hij gezelschap krijgt van Heidi Heidelberg, die zichzelf volkomen terecht presenteert als 'anarchistisch sopraan'. Percussie van het opzwepende soort kenmerkt 'Seyir', dat Van Geel opnam met de ney-speler Cengiz Arslanpay. Bijzonder is ook 'The Unknown Meadow', waarin hij het gezelschap zoekt van violist John James Garner en zichzelf in een begeleidende rol plaatst. De liefde voor andere culturen dan de onze vinden we in een aantal stukken terug. Mooie voorbeelden daarvan zijn 'Shamanic Tom’, waarin de klank van Tom van Dycks sopraansax associaties met de Oriënt oproept en 'OguZone', waarin we de basklarinettist Oguz Büyükberber horen, iemand waar Van Geel vaker mee samenspeelt.

Op 'Electric Encounters', een album met vanzelfsprekend een wat ander karakter, horen we naast duo's ook een aantal trio's en zelfs een kwartet. Het licht psychedelische 'Melancholic Outburst' is er daar een van. Naast Van Geel horen we hier Rüttgers op keyboards en Sun Mi Hong op drums. Bijzonder is ook het tussen klassiek en postrock laverende 'Deathstar Of Riverdale', waarin Van Geel gezelschap krijgt van gitarist Graham Campbell. Als er iemand niet mag ontbreken op deze serie albums dan is het Michel Banabila. De twee muzikanten brachten samen tot nu toe twee albums uit, 'Music For Viola And Electronics' deel 1 en 2. Nu maakten ze het opwindende 'Kroky', waaraan ook de zangeres Maryana Golovchenko meewerkte. Het net iets meer dan een minuut durende 'Crackelitis', waarin we Van Geel solo horen, is zonder enige twijfel het meest experimentele stuk van beide albums en vormt een mooie opmaat voor de metal in 'Oozing'. Florian Magnus Maier neemt hier de vocalen voor zijn rekening. Thomas Niehof mocht het mixen.

U ziet het, Van Geel gaat niets uit de weg op deze twee albums. Zeer stevige rock ook op 'Tales Of Self Destruction', hoe kan het ook anders met zo'n titel. Gitarist Theo Holsheimer en Van Geel konden hier in ieder geval alle coronastress prima in kwijt. Het aansluitende 'Creek' vormt hiermee een prachtig contrast. We horen Van Geel een fijnzinnige melodie spelen op altviool, terwijl Yonga Sun voor een stromende begeleiding zorgt op de modulaire synthesizer. Tot slot klinkt 'Lockdown', waarin we naast Van Geel wederom Büyükberber horen, saxofonist Quinsin Nachoff en toetsenist Jozef Dumoulin. Een indrukwekkende, zeer subtiele geluidssculptuur en een prachtige afsluiting van wederom een bijzonder album.

Labels: , , ,

(Ben Taffijn, 26.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd's
Gordon Grdina's Nomad Trio - 'Nomad' (Skirl, 2020)

Opname: 27 januari 2018
Gordon Grdina Septet - 'Resist' (Irabagast, 2020)
Opname: 1 juli 2017

De uit Vancouver afkomstige gitarist Gordon Grdina is een zeer actief vertegenwoordiger van zijn beroepsgroep. Alleen vorig jaar al bracht hij vijf nieuwe albums uit. Hier besteden we aandacht aan de twee albums waarmee hij direct ook twee nieuwe projecten lanceerde. Met zijn Nomad Trio maakte hij 'Nomad' en met zijn septet realiseerde hij 'Resist'. Het tijdschrift Guitarist zei ooit over Grdina dat hij 'evokes what Radiohead might sound like if they were still making guitar focused records', iets dat de muziek van deze man direct in perspectief plaatst.

Bijzonder aan Grdina is daarbij dat hij niet alleen de gitaar bespeelt maar ook de oed - u weet wel, dat aan de luit verwante instrument dat in het Midden-Oosten bijzonder populair is. Verder horen we in het Nomad Trio niemand minder dan pianist Matt Mitchell en drummer Jim Black. Over hun veelzijdigheid zegt Grdina zelf: "Knowing what Matt and Jim can do, the possibilities were wide open. I could be as imaginative as I wanted to be, which was really exciting." Iets dat terugkomt in zowel de naam van dit trio als in de titel van dit album, 'Nomad'. Ze zwerven alle drie niet alleen al toerend over de wereld, ze zwerven hier ook muzikaal tussen de muziekstijlen, zonder zich ergens te vestigen. En dus treffen we al in de opener 'Wildfire' een qua intensiteit steeds heftiger wordende draaikolk van free jazz en rock, duidelijk beïnvloed door de Arabische muziek. Bij het beluisteren van het titelstuk vallen tevens twee andere zaken op: ten eerste het vrij rauwe, sterk naar rock refererende spel van Grdina - vandaar die opmerking in Guitarist - en ten tweede het weerbarstige karakter van deze muziek. Er is zeker sprake van een neiging tot melodievorming, maar altijd voorzien van een zekere stroefheid. Het relatief rustige 'Ride Home' is hiervan wellicht nog wel het beste voorbeeld. Tot slot noemen we hier nog 'Lady Choral' vanwege de uitgebreide oedsolo.

Voor 'Resist' van Grdina's septet, met saxofonist Jon Irabagon, celliste Peggy Lee, de violisten Jesse Zubot en Eyvind Kang, bassist Tommy Babin en drummer Kenton Loewen, gaan we terug naar het TD Vancouver International Jazz Festival van 2016, dat Grdina voor die gelegenheid een compositieopdracht gaf. Donald Trump was net gekozen tot president en in het Verenigd Koninkrijk speelde de Brexit. Het ruim drieëntwintig minuten durende titelstuk 'Resist' is Grdina's antwoord: "It seemed like there was a huge change happening socially and politically, xenophobia, homophobia and racism were raising their heads again, and it's only gotten worse since then. I wondered, what can I do?". Het enige antwoord was natuurlijk om ten strijde te trekken met zijn belangrijkste middel, de muziek: "I wanted to dedicate this music to everybody that's fighting against these ideas all the time, whether they're doing it as a defendant or just at the dinner table. Making art is a political act; it's important for humanity, to make our lives better and to express our resistance to these hindrances." Alle reden dus om muzikaal eens flink van leer te trekken, maar niet bij Grdina. De eerste minuten zijn voor de drie strijkers en hun bijna klassieke aanpak. Dan sluiten Grdina en Irabagon aan en krijgt het stuk een ritmischer en uiteindelijk ook wat opstandiger karakter. Bijna halverwege keren we weer terug naar de melancholie, onder andere vorm gegeven door een prachtige oedsolo. En dit laveren tussen uitersten blijkt een procedé dat Grdina gedurende dit gehele stuk volgt. Ook op de andere stukken van dit album vinden we die boeiende tegenstelling tussen wat melancholieke harmonie aan de ene en boeiende experimenten aan de andere kant. Nog dan op 'Nomad' overschrijdt Grdina hier veelvuldig muzikale grenzen.

Foto: Jason C.K. Wang

Labels: ,

(Ben Taffijn, 21.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Vijay Iyer - 'Uneasy' (ECM, 2021)

Opname: december 2019

Pianotrio's, ik kan er geen genoeg van krijgen. Nu is het weer Vijay Iyer die ons verrast. Mede dankzij de aanwezigheid van bassiste Linda May Han Oh en drummer Tyshawn Sorey. 'Uneasy' verscheen bij ECM, het label waar de laatste jaren vaker werk van deze opmerkelijke pianist verscheen. Die titel is overigens allesbehalve toeval: "The word 'uneasy' feels like brutal uderstatement, too mild for cataclysmic times," zegt Iyer zelf. Daarom dit hart onder de riem met stukken van de laatste twintig jaar en een tweetal covers.  

Iyer is een academicus, ook in zijn pianospel. Niet dat het koud of statisch is, geenszins, maar zijn spel kenmerkt zich wel door een zeer zorgvuldige, vaak redelijk analytische aanpak en door een vrij grote mate van complexiteit. 'Children Of Flint' maakt echter direct duidelijk dat hij met Oh en Sorey twee musici heeft gekozen die zorgen dat het aardse het cerebrale in evenwicht houdt. Dit is een stuk dat leeft, broeit en bruist. Een al even krachtig statement is 'Combat Breathing'. Vrij ruig pianospel hier, krachtige ritmische slagen van Sorey en een duidelijke groove van Oh. En dan die cover van Cole Porter's 'Night And Day'. Bijna tien minuten trekt dit trio ervoor uit. Zo nu en dan herken je Porter, maar veel vaker is het vooral Iyer, eindeloos zijpaadjes bewandelend, terwijl op de achtergrond Sorey en Oh hem in het gareel houden. 

Stuk voor stuk meeslepende stukken, waarin de doeltreffende timing opvalt. Als voorbeeld mag 'Touba' dienen, het enorme ritmegevoel en het vermogen om de luisteraar vast te pakken en gedurende dit vrij lange album niet meer los te laten. Of zoals Iyer het zelf zo treffend stelt: "The most turbulent music may contain stillness, coolness, even wisdom." Waarvan akte. Inmiddels zijn we bij 'Drummer's Song' van Sorey's in 2017 helaas veel te vroeg overleden collega Gerri Allen. Natuurlijk speelt Sorey in dit ritmische stuk een hoofdrol, maar bijzonder is ook zeker Iyers percussieve spel. Veel slagwerk ook in 'Configurations', in de vorm van een reeks korte solo's. Tussen deze twee stukken in vinden we de ballade 'Augury', met bij vlagen bruisend, enigszins dwingend pianospel.

Een album zonder enige zwakke plek, want ook de tussen ballade en meer uptempo balancerende stukken als 'Uneasy' en 'Retrofit' weten van begin tot eind te boeien, zowel door het onovertroffen pianospel van Iyer als door de strakke begeleiding van Sorey en Oh. Tot slot klinkt de prachtig uitgebalanceerde ballade 'Entrustment'. Een mooier einde is moeilijk denkbaar.

In de Jazztube geeft Vijay Iyer een toelichting op het album.

Labels: , , , ,

(Ben Taffijn, 17.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd's
Fred Frith & Ikue Mori - 'A Mountain Doesn’t Know It’s Tall' (Intakt, 2021)

Opname: 24 januari 2015
Takashi Masubuchi & Shizuo Uchida - 'Dripping Nocturne' (Headlights, 2020)
Opname: mei 2019

De invloed van Fred Frith op de hedendaagse muziek kan moeilijk worden overschat. Hij speelde in Henry Cow, John Zorn's Naked City, Massacre en nog zo wat andere grensverleggende bands op het snijvlak van rock, noise en vrije improvisatie. De laatste jaren is hij vooral meer opgeschoven naar dat laatste, zoals ook weer blijkt uit het recent verschenen 'A Mountain Doesn’t Know It’s Tall' dat hij voor Intakt Records opnam met laptopkunstenares Ikue Mori. Takashi Masubuchi is voor mij nieuw - en ik zal niet de enige zijn. Toch bouwde ook hij de afgelopen jaren aan een aardige discografie, met drie albums in het afgelopen jaar, waaronder het bij Headlights verschenen 'Dripping Nocturne', waarin we hem horen met bassist Shizuo Uchida.

Frith en Mori kennen elkaar zo'n veertig jaar, maar maakten vreemd genoeg nooit eerder samen een geïmproviseerd album. En als ze toen in januari 2015 niet een dag over hadden gehad, ze werkten samen aan een soundtrack, was dit album er wellicht ook nooit gekomen. Soms zit het ons dus mee. Het bijzondere aan dit album is dat we Frith kennen als gitarist, maar dat hij maar in twee stukken, 'Nothing To It' en 'Now Here', op dit instrument is te horen! Op de achterzijde van het album staat verder 'home-made instruments, various toys and objects'. En dat, in combinatie met de laptop van Mori, levert een enorme diversiteit aan geluiden, samenvallend tot een kaleidoscopisch kunstwerk waarin het experiment vooropstaat. En probeer daarbij vooral niet om uit te vinden wie nu precies welk geluid maakt, onbegonnen werk. We missen die gitaar dus geenszins, al klinkt hij prachtig gruizig, tegen noise aanleunend in 'Nothing To It', meeslepend in 'Now Here' en denken we hem te horen in 'Hishriyo', maar blijkbaar is dat Mori's laptop.

'Dripping Nocturne' is een geheel ander album en bezit de voor een nocturne vereiste duisternis. De Ierse componist John Field, hij leefde van 1782 tot 1837, geldt als de grondlegger van deze vorm, volgens Wikipedia: 'een muzikale compositie die geïnspireerd is op de sfeer van de nacht, een romantisch of dromerig geheel.' In drie naamloze stukken creëren Masubuchi en Uchida een sfeer die hier uitstekend bij past. Bijna toevallig klinkende noten, vaak met een grote mate van resonantie, vormen een melancholiek en dromerig klanklandschap. Bijzonder daarbij is de onderlinge verwevenheid van gitaar en bas, beide natuurlijk snaarinstrumenten, maar dat verklaart dit niet in zijn geheel. Het heeft vooral te maken met een gedeelde attitude van deze twee Japanse musici, waarbij het onorthodox inzetten van instrumenten zeker niet wordt geschuwd. In het tweede deel van het eerste stuk horen we bijvoorbeeld een klankspectrum dat ons eerder aan de bouwmarkt doet denken dan aan de muziekstudio. Het tweede stuk kenmerkt zich door een sterk repetitief ritme, dat vooral op het conto van Ushida geschreven mag worden. Het derde stuk heeft weer hetzelfde onbestemde, enigszins duistere karakter dat ook het eerste deel kenmerkte.

Labels: , , , ,

(Ben Taffijn, 14.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd / Jazztube
Tania Giannouli Trio - 'In Fading Light' (Rattle, 2020)

Met die albumtitel en een hoesfoto van een verlaten zwembad dat stilaan overwoekerd wordt door de natuur creëer je al snel een indruk van somberte. Die indruk wordt ook bevestigd door de muziek van het trio rond de Griekse pianiste Tania Giannouli, ook al krijgt die gaandeweg extra nuance.

Giannouli is geen pianiste van de uitbundige acrobatie of de oeverloze complexiteit. Haar spel verraadt invloeden uit klassiek, jazz en volksmuziek, maar lijkt vooral een middel ter exploratie van emoties en sferen, met vaak ingetogen, bedwelmende muziek. Daar zal ook de ongewone instrumentatie voor iets tussen zitten. Door de combinatie met oed (Kyriakos Tapakis) en trompet (Andreas Polyzogopoulos) wordt de Europees aanvoelende stijl van Giannouli naar exotischer oorden gestuwd. Niet die van zomerse zwier of lijfelijkheid, maar wel badend in de warmte van een avondzon in een nagloeiende valavond.

Opener 'Labyrinth' is meteen representatief, vanuit de voorzichtige piano-aanzet is het een bedachtzaam zoeken en aftasten. Niet vanuit totale vrijheid, maar vanuit vastliggende patronen die door subtiele effecten en overgangen toch een hoge mate van spontaniteit suggereren. Het zet de toon voor het album, waarin melancholie en mysterie de boventoon voeren, zoals in het geduldig verhalende 'Hinemoa’s Lament' of 'Fallen', een duet voor piano en trompet dat directe statements inruilt voor suggesties en indrukken die de verbeelding aanzwengelen. Ook mooi: 'Moth', een solostuk voor oed, dat je meeneemt op een wandeling door een glooiend, zongeblakerd landschap.

De lyriek, ruimte en ingetogenheid van die stukken wordt op regelmatige tijdstippen onderbroken voor zijstappen die nergens de flow van het geheel onderuit halen, maar wel voor wat extra reliëf en variatie zorgen. 'When Then' is een vroeg hoogtepunt, waarin gedempte pianoklanken en bluesy oed zorgen voor een percussieve stuwing, bijna een groove. De repetitiviteit herinnert wat aan de wentelende trancebewegingen van Nik Bärtsch, al is dit een stuk minder mechanisch, met Giannouli die even helemaal verdwijnt in het lage register met een intensiteit à la Keith Tippett.

Verderop zorgt het prima getitelde 'Bela’s Dance' voor een nieuwe energie-opstoot. Het gaat er even wat rauwer aan toe, met een fysieke aanval op toetsen en snaren, en extatische trompetvegen. Naar het einde van het album valt vooral 'Disquiet' op, dat het trio op z'n meest open en uitdagend laat horen, in de weer met een forsere dynamiek en wat bokkige sprongen. Niet alleen een goede manier om je bij de les te houden, maar ook een bijzonder contrast met de gaafheid van 'Inland Sea' dat erop volgt.

Giannouli benadrukt dat muziek en kunst in het algemeen een noodzaak zijn. Ze zijn een middel om liefde, hoop en mededogen uit te dragen en die menselijkheid krijgt ook knap gestalte op 'In Fading Light'. Het spel van Giannouli en Polyzogopoulos past naadloos in een traditie van Europese jazz die eerder lonkt naar het oosten en het zuiden dan naar het westen, en met de oed van Tapakis proef je even van de wereld van figuren als Anouar Brahem, Kamilya Jubran & co. Het maakt van 'In Fading Light' een mooi album, dat geografische en stilistische grenzen negeert met een consistente en poëtische aanpak. Die is ongewoon genoeg voor avonturiers en toegankelijk genoeg voor een breed publiek. Een fijne ironie is dat het album verscheen bij een Nieuw-Zeelands label.

In de Jazztube zie je het Tania Giannouli Trio tijdens het Jazzfest Berlin 2018.

Deze recensie verscheen ook op Enola.be

Labels: , ,

(Guy Peters, 10.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd's
Samuel Leipold - 'Viscosity' (QFTF, 2020)

Andrea Massaria – 'New Needs Need New Techniques' (Leo, 2020)
Opname: 29 juli 2020

Vandaag aandacht voor twee jazzgitaristen, van twee verschillende generaties, die onlangs een soloalbum afleverden. De Zwitser Samuel Leipold is van 1988, hij studeerde af in 2014 en bracht op QFTF met 'Viscosity' zijn eerste soloalbum uit. De Italiaanse gitarist Andrea Massaria loopt al wat langer mee, hij is van 1965 en realiseerde 'New Needs Need New Techniques' voor Leo Records.

Leipold studeerde aan de jazzafdeling van de Musikhochschule Luzern bij Roberto Bossard, Christy Doran, Frank Möbus, Chris Wiesendanger, Nils Wogram en Nat Su en is actief sinds 2014. Intussen deelde hij het podium met onder anderen Hayden Chisholm, Adrian Mears, Claudio Puntin, Peter Schärl, het Lucerne Jazz Orchestra en het Swiss Jazz Orchestra, en er verschenen reeds twee albums van zijn kwartet. Opvallend aan 'Viscosity' is de grote mate van diversiteit die Leipold hier met zijn elektrische gitaar realiseert. Zo vallen het titelstuk, 'Parsi' en 'Antimon' op door de dwingende ritmiek. Vooral het tweede stuk is zeer meeslepend, terwijl de drie delen 'Sediment' en 'Ex Machina' te beschrijven zijn als een subtiele geluidssculptuur, waarin nauwkeurig geformuleerde klanken en stiltes elkaar afwisselen. Verder zitten er twee vreemde eenden in deze bijt: op 'Shō' krijgt Leipold ondersteuning van de basklarinettist Toni Bechtold, iets dat dit stuk zeker verrijkt en in het zeer spannende en ietwat duistere ‘Piano & Guitar' horen we Leipold, zoals de titel reeds aangeeft, ook op de piano.

Andrea Massaria begon op zijn zevende met de gitaar, studeerde klassieke gitaar bij Guido Percacci en Pierluigi Corona en stapte in 1990 over op de jazz en de vrije improvisatie. Inmiddels is het aantal samenwerkingen niet meer te tellen en wordt hij in binnen- en buitenland beschouwt als een van de belangrijkste Italiaanse gitaristen. Des te opvallender is het dat dit 'New Needs Need New Techniques' zijn eerste soloalbum is. Drie totaal verschillende Amerikaanse kunstenaars inspireerden hem voor dit album: Mark Rothko, Robert Rauschenberg en Jackson Pollock. Aan eenieder wijdde hij drie stukken en zoals de titel al aangeeft en overigens ook duidelijk wordt door de foto op doe hoes, beperkt Massaria zich hierbij geenszins tot die gitaar. Integendeel, hij gebruikt een compleet arsenaal aan pedalen en andere elektronica om een geheel eigen klankwereld te bouwen. Horen we die drie kustenaars erin terug? Niet op een heel directe wijze, maar iets van de sfeer herken je wel. Zo gebruikt Massaria in 'RA3' gesproken opnames, iets dat natuurlijk prima past bij pop-art, horen we in de stukken gewijd aan Pollock klanken die goed passen bij de dripping-techniek waar deze kunstenaar zo beroemd door werd en hebben de stukken gewijd aan Rothko nog het meest weg van sfeervolle geluidssculpturen, iets dat die overwegend monochrome doeken goed benadert. Kortom een zeer afwisselend album van een bijzondere gitarist.

Labels: , ,

(Ben Taffijn, 7.4.21) - [print] - [naar boven]



Cd / Lp
Blast - 'Vortographs' (ReR Megacorp, 2021)

Opname: 2016-2020
Chris Schlarb & Chad Taylor - 'Time No Changes' (Astral Spirits, 2021)
Opname: 14 december 2019

Twee duoalbums van gitaristen: Frank Crijns blies Blast weer nieuw leven in, een collectief van wisselende samenstelling. Op 'Vortographs' verzamelde hij opnames die hij de afgelopen vier jaar maakte met multi-instrumentalist Dirk Bruinsma. Verder aandacht voor gitarist Chris Schlarb, die met drummer Chad Taylor voor zijn eigen Big Ego Record in samenwerking met Astral Spirits de lp 'Time No Changes' uitbracht.

Typerend voor Frank Crijns is zijn grote mate van diversiteit. Zo bracht hij een aantal jaren terug een album uit met zijn hedendaags gecomponeerde werk, '[B] One' en kwam hij in 2017 met zijn metalvehicle Betonfraktion op de proppen. Een jaar later bracht met 'Shade Of Impulse' elektronische muziek. Gezien die enorme veelzijdigheid zou je Crijns de John Zorn van de Lage landen kunnen noemen. Zijn freejazz-band Blast richtte Crijns op in 1989. Het was al even geleden dat hun laatste album verscheen. Maar nu hebben we dus het energieke 'Vortographs', dat zeker onder de free jazz te scharen is, al blijft Crijns met zijn gitaarspel altijd ook flirten met de rock. Bandnaam en albumtitel vormen hier overigens een eenheid: het vorticisme is namelijk een kunststroming uit de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw, toen het wemelde van de nieuwlichters. Zoals vrijwel al die bewegingen gaven ook zij een tijdschrift uit dat de naam 'Blast' droeg en de hoes van het album, vormgegeven door Bruinsma en Marit Shalem, draagt duidelijk nog de sporen van deze kunststroming, die overeenkomsten vertoonde met het kubisme en het futurisme. Maar ook de muziek past erbij met zijn duidelijk ritmische, wat hoekige structuur en de grote mate van complexiteit. Dat we hier met een duo van doen hebben, is bijna niet te geloven.

Chris Schlarb is componist (met name van filmmuziek), gitarist, producer en labelbaas van Big Ego. Een druk bezet man dus, geen wonder dat zijn laatste album verscheen in 2015. Maar ook van deze gitarist, die ik overigens nog niet kende, dus nieuw werk. 'Time No Changes' is de weerslag van een improvisatie met drummer Chad Taylor, die ook de mbira (duimpiano) bespeelt, terwijl we Schlarb horen op akoestische en twaalfsnarige gitaar, hammondorgel en Moog-synthesizer. Over de rol van de musici in de improvisatie maakt Schlarb een paar interessante opmerkingen op de hoes van de lp: 'They listen. They absorb. And they respond. Music - especially improvised music - is an exchange between the players, a give-and-take. It's a gradually unfolding conversation that, at its best, reveals a hidden layer. Or maybe a whole hidden universe.' Muzikaal is dit verder een totaal ander album dan 'Vortographs'. Allereerst is Schlarbs stijl heel anders dan die van Crijns. Waar die laatste refereert aan de rock, refereert de stijl van Schlarb meer aan klassiek en folk. Het komt mooi tot uiting in het uit twee delen bestaande titelstuk, waarin we Taylor sterk ritmisch horen op zowel de drums als de mbira. Dat ritme, vaak met tribale elementen, blijkt overigens een constante - luister maar eens naar het sterk repetitieve 'Creedmoor'. Het vormt een prima voedingsbodem voor Schlarbs meeslepende spel op dit zeer verhalende album.

Labels: , , ,

(Ben Taffijn, 3.4.21) - [print] - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.