Draai om je oren Jazz en meer - Weblog |
|
||
|
Cd's Christian Meaas Svendsen portret - deel 1 The Big Yes! - 'The Big Yes!' (Nakama, 2019) Opname: april 2018 Hungry Ghosts - 'Hungry Ghosts' (Nakama, 2019) Opname: oktober 2018 Katariin Raska & Christian Meaas Svendsen - 'Finding Ourselves In All Things' (Nakama, 2019) Opname: november 2018 De Noorse bassist Christian Meaas Svendsen timmert lekker aan de weg. Hij maak deel uit van Paal Nilssen-Love's Large Unit, startte een aantal jaren geleden het kwintet Nakama, begon zijn eigen platenmaatschappij en is tevens actief als componist. Voorwaar een indrukwekkend cv. Maar er is nog veel meer, getuige vier albums die kort na elkaar eind vorig jaar het licht zagen en een prima beeld geven van de man zijn veelzijdigheid. In deze recensie achtereenvolgens een kwartet, The Big Yes!, een trio, Hungry Ghosts en een duo, Svendsen met Katariin Raska. En in deel twee het bijzondere uit drie cd's bestaande 'New Rituals', waarin we Nakama horen, Svendsen solo, maar ook een koor van een zencentrum in Oslo. The Big Yes! bestaat, naast bassist Svendsen uit altsaxofoniste Anna Högberg, tromboniste Maria Bertel en drummer Ole Mofjell. Een vrij kort album, iets langer dan een half uur, met maar één stuk: 'Kalmar'. De plaat start direct vanuit de vierde versnelling. Högberg stoot rauwe kreten uit, Bertel komt daar net achter en beiden worden ondersteund door een wild kolkende stroom klanken van Svendsen en Bertel. Improvisatie in de betere Scandinavische traditie. Na iets meer dan zeven minuten valt het ineens stil en blijft Svendsen alleen over in een zeer rauwe ritmische solo. Dan piept Bertel ertussendoor, vreemde geluiden uit haar trombone persend. Langzaam sterft het geluid van de bas weg, om vervolgens weer op te komen en zich te mengen met de andere instrumenten. Een onbestemde passage vol wonderlijke klankkleuren en nuances. Bijvoorbeeld van Högberg met een verzameling opwindende piepjes. Dat zwelt langzaam weer aan en je voelt aan alles dat het gedaan is met de rust. Wat volgt is een weerbarstige passage, zwaar leunend op het beukende slagwerk van Mofjell en heftig gepluk van Svendsen. Högberg spreekt het lagere register aan van haar altsax en op de achtergrond horen we Bertel accenten plaatsen. Tegen het einde nogmaals Svendsen solo in een prachtige ritmische passage, waarna het kwartet nog een keer op stoom komt en Svendsen zijn akoestische bas verwisselt voor een elektrische. In het trio Hungry Ghosts horen we Svendsen samen met Paal Nilssen-Love in de ritmesectie. Als derde vinden we de uit Maleisië afkomstige tenorsaxofonist Yong Yandsen, die daar een leidend figuur in de impro is. Overigens werd het album, dat ook slechts één nummer bevat, 'Hungry Ghosts', daar ook opgenomen. Gezien het voorgaande over Svendsen en de reputatie van Nilssen-Love weet u al ongeveer waar we ook dit album moeten plaatsen. En inderdaad gaat het er ook hier stevig aan toe. Rollende donder van de ritmesectie en Yandsen die er vrij doorheen meandert. Een uitstekende saxofonist, met een rijk palet aan technieken en klanken. Neem die passage rond de zestiende minuut, waarin Yandsen stemmige noten in het lage register afwisselt met rauwe klanken in het hoog, alsof hij een dialoog met zichzelf voert. En dit alles terwijl Svendsen en Nilssen-Love zich ingetogen op de achtergrond bewegen. Prachtig samenspel dat we overigens op meer plaatsen horen. En dan nog even naar Svendsen, het betreft hier immers een portret van hem. Hij overtuigt ook hier met een heel bijzondere bassolo. Opvallend ijle klanken producerend met zijn strijkstok. En dan hebben we tot slot dat wonderlijke album van Katariin Raska en Svendsen, 'Finding Ourselves In All Things'. Ze zeggen wel eens 'je moet er van houden'; welnu, voor dit album geldt dat zonder meer. Het heeft alles te maken met het instrument dat Raska bespeelt en waar u wellicht, net als ik overigens, nog nooit van hebt gehoord: een torupill. Het blijk de Estse variant van de doedelzak te zijn. Met dat ding kun je een ongelofelijk kabaal maken en dat is precies wat Raska doet in 'Melting With Butterflies'. Of je een kat loslaat in een volière. Een lange vibrerende hoge drone, waar Svendsen aansluiting bij zoekt door met zijn strijkstok onnatuurlijk hoge klanken uit zijn bas te purren. In 'The Way Mountains Make Love' start Svendsen aan het andere uiterste van het klankspectrum, duistere klankwolken aan zijn bas ontlokkend. Raska's torupill blijkt met deze klanken overigens ook uit de weg te kunnen, want wie nu precies welke klanken creëert blijkt bijzonder lastig te ontdekken. Foto: Peter Gannushkin Labels: cd, Christian Meaas Svendsen-special (Ben Taffijn, 12.4.20) - - [naar boven] Lees verder in het archief...
|
Archief
Artikelen Cd-recensies Concertrecensies Colofon Festivalverslagen Interviews Jazz in memoriams
Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken? |