Draai om je oren Jazz en meer - Weblog |
|
||
|
Concert Over synergie gesproken The Necks, woensdag 23 oktober 2019, Paradox, Tilburg In 1998 maakte het Australische trio The Necks zijn eerste Europese tournee, waarbij de groep onder andere het Tilburgse Paradox aandeed. Nu, ruim twintig jaar later staan ze er voor de zesde keer. Bijzonder veel veranderd is er in die twintig jaar niet. Ze zijn wat ouder, grijzer, wijzer wellicht - dat valt niet direct te beoordelen - maar hun muziek is nog altijd herkenbaar en dat is al 32 jaar zo. Gelukkig maar, want dat is natuurlijk wat The Necks die bijzondere plek laat innemen binnen het genre van de pianotrio's. Waarin natuurlijk allereerst de gelijkwaardige rol van de drie musici opvalt, die de klankmogelijkheden van hun instrumenten iedere keer weer zodanig inzetten dat het iets toevoegt aan het totaal. Als er één band is waar de term synergie op van toepassing is, dan is het op The Necks. Verder maakt The Necks eigenlijk helemaal geen jazz. Of althans niet de jazz die we van doorsnee pianotrio's gewend zijn. Jazz is slechts een van de onderdelen van deze compleet authentieke mix van stijlen, die eveneens raakvlakken vertoont met minimal music, postrock, Afrikaanse percussie, drone, noise en ja, ook vrije improvisatie. Die mix is er altijd en de opbouw van de stukken - meestal een per set - verloopt dan ook altijd volgens eenzelfde patroon. Ook hier weer in Paradox. Een van de musici begint - voor de pauze is dat bassist Lloyd Swanson, na de pauze drummer Tony Buck - met een verkenning. Nummer twee sluit aan, gevolgd door nummer drie. Vaak zijn het in die fase nog redelijk op zichzelf staande bijdragen. In de eerste set begint Swanson, voorzien van de strijkstok met een eenvoudig langzaam patroon, Buck gooit er wat belletjes in en Abrahams strooit wat noten in het rond. Heel langzaam vloeit het in elkaar, fragiel nog. Dan begint Swanson aan een ritmisch patroon. De opmaat tot een verdere integratie van de klanken, waarbij de drie dichter naar elkaar toe kruipen en die synergie onmiskenbaar ontstaat. Het totaalgeluid is nu veel belangrijker dan de individuele input. Je hoort niet meer wie wat bijdraagt - met name het geval bij Buck en Swanson - en dat is ook niet nodig. Het tempo loopt op, de intensiteit neemt toe, het geheel brengt door het repetitieve, meeslepende karakter de luisteraar in trance. Tot zeer geleidelijk de daling inzet en we uiteindelijk eindigen waar we begonnen. De tweede set verloopt qua opbouw niet wezenlijk anders, al duurt het hier langer voor die stroom ontstaat, die wildwaterrivier die alles meesleept. In deze set blijven we wat langer hangen in de weerbarstigheid, geheel te danken aan Buck, die vanaf het begin kiest voor een dwarse, ritmische structuur, maar ook aan Abrahams, die er duidelijk voldoening in schept om hier tegenover de lyriek te plaatsen. Maar als die stroom dan eindelijk hoorbaar wordt, nadat Swanson op het startsein van Abrahams zelfs iets van een soort solo heeft gespeeld, blijkt hij sterker en pregnanter dan in de eerste set. Er is nu geen ontkomen meer aan. De muziek, hier met een overduidelijk tribaal karakter, overheerst alles, maakt denken onmogelijk. Dan valt Buck stil, gevolgd door Swanson en speelt Abrahams de laatste noten. En ook dat is altijd weer een bijzonder moment bij muziek van dit kaliber. Even waren we immers volledig van de wereld, vastgekluisterd aan dit meeslepende ritme, volledig in het moment. Nu worden we weer teruggezet in het heden. O ja, Paradox, trein halen. Foto: Bruce Lindsay & Camille Walsh (Ben Taffijn, 3.11.19) - - [naar boven] Lees verder in het archief...
|
Archief
Artikelen Cd-recensies Concertrecensies Colofon Festivalverslagen Interviews Jazz in memoriams
Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken? |