Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 




Boek
Ooggetuigenverslag blijkt zoektocht naar bevestiging

'The Velvet Lounge' door Gerald Majer (University of Columbia Press, 2005)

Het schrijven over jazz kan erg moeilijk zijn; wanneer de analytische mogelijkheden van woorden tekortschieten, vervalt een schrijver al gauw in superlatieven en holle frasen als 'bloedstollend', 'uitstekend' en 'diepzinnig'. Die woorden worden maar zelden uitgelegd, zodat een tekst over jazz soms weinig meer is dan een manier om het eigen onvermogen tot communiceren te maskeren in een zee van lofuitingen. Geen enkele recensent, zeker ook ondergetekende niet, ontkomt daar ooit volledig aan.

Een veelbeproefde methode om dit euvel te vermijden is om te schrijven zoals de muziek zelf: kronkelend, spannend, dynamisch, elliptisch en vol vuur. De bekendste exponent van deze techniek is ongetwijfeld Jack Kerouac, wiens beat-litteratuur onder meer als een tekstuele versie van een solo van Lester Young, Wardell Gray of Charlie Parker kan worden gezien. De daaruit volgende poëzie expliceert dit nog meer. In Nederland hebben wij natuurlijk Jules Deelder, die even onverstoorbaar als liefdevol al jaren zijn gedichten over jazz voordraagt. 'Jazz is...' heeft vrijwel elke jazzfan inmiddels wel op een poëzieavond of muziekfestival gevolgd horen worden door een stoot aan kwalificaties, zodat men tegenwoordig wel eens in de wandelgangen hoort vragen of die Deelder niet aan nieuw materiaal kan werken. Ook dat is een vorm van succes.

Tot slot is er nog het ooggetuigenverslag. Dit laatste heeft Gerald Majer, een docent Engels ergens in de VS, proberen te combineren met een meer poëtische insteek in zijn boek 'The Velvet Lounge'. Het resultaat is onbevredigend. Om zijn betrekkelijke onbeduidendheid in de muziekwereld te verbergen, heeft Majer het boek volgestopt met literaire vergelijkingen, anekdotes over zijn jeugd en het type bespiegeling waarmee een Amerikaanse pseudo-intellectueel door de mand valt. Het beeld dat je als lezer van Majer krijgt, is dat van het prototype Woody Allen-filmfiguur: neurotisch op zoek naar bevestiging.

Zo wordt in een stuk over Roland Kirk, die een tijdlang als straatmuzikant probeerde te overleven, vooral aandacht besteedt aan Majers reisjes met zijn oom naar de rommelmarkt op de zondagochtend. Kirk zelf heeft eigenlijk niet meer dan een bijrol. Hij is slechts een alibi voor Majer om te vertellen. Dat is op zichzelf niet per definitie een ramp, maar helaas is de stijl van Majer niet pakkend genoeg; zowel als jazz-poëet als in de hoedanigheid van gonzo-journalist houdt hij de aandacht niet vast.

Juist wanneer hij interessante feiten meldt en niet afdwaalt, komt het boek tot leven. Zo beschrijft hij hoe Birdhouse, de eerste club van Fred Anderson, eruitzag. Daarna beschrijft hij hoe diens volgende club, de Velvet Lounge, zich ontwikkelde. Hij beschrijft hoe een lokale man, Paul, twee uur lang het behang van de muren blaast en hoe Ari Brown of Fred Anderson het publiek bijna overweldigen in de kleine ruimte die de Velvet Lounge is. Maar helaas, dan komen de holle vergelijkingen weer en worden de oude Grieken, Rimbaud of zijn Poolse afkomst er bij de haren bijgesleept. En helaas werkt dit maar zeer sporadisch.

(Sybren Renema, 20.1.11) - - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.