Draai om je oren
Jazz en meer - Weblog





 




Impro jazz still going strong
Eke, The Ed Prubufu Four & Eric Boeren's Seven, dOeK Festival, vrijdag 19 december 2008, Bimhuis, Amsterdam

Je moet het koesteren, het onderdeel van de jazz dat impro wordt genoemd. En vooral structureel financieel blijven ondersteunen. Impro, dat gaat over vernieuwen, onderzoeken en ontdekken. Naast de uitvoerders kent het ook een weliswaar kleine, maar trouwe groep kenners en liefhebbers.

Tijdens de donkerste dagen van het jaar (19 en 20 december) kwamen ze bij elkaar, de liefhebbers - in redelijke getale - en de impromuzikanten, om het jaarlijkse dOeK Festival te beleven. En dat alweer voor de zevende keer. Het gaat hier om de Amsterdamse impro-scene rondom cornettist Eric Boeren en bassist Wilbert de Joode. Gedurende het tweedaagse festival improviseerden de meest spraakmakende musici uit die scene, waaronder Tobias Delius, Cor Fuhler, Wolter Wierbos, Michael Moore, Han Bennink, nieuwkomer Oscar Jan Hoogland, de buitenlandse slagwerkers Paul Lovens en Tony Buck plus de reeds genoemde Boeren en De Joode.

De eerste avond werd geopend door het trio Eke (Oscar Jan Hoogland op elektrische clavichord, Gerri Jäger op slagwerk en Yedo Gibson op klarinet en tenorsax). Het trio kenmerkte zich met een queeste naar de ultieme soundscapes. Bepalend hiervoor was het onorthodoxe, door Hoogland zelf gebouwde, elektronische klavecimbel, aangevuld met snaren. Niet alleen werd daarmee in belangrijke mate de klankkleur bepaald; het instrument fungeerde tevens als ritme-instrument en bas. Drummer Jäger speelde in de alom bekende 'ritsel-en-ratsel'-traditie. Michael Vatcher moet zijn leermeester zijn geweest, alhoewel Jäger diens souplesse nog mist. Terwijl Hoogland zich vooral bezighield met geluidseffecten, zorgde saxofonist Gibson voor ruige, weerbarstige en nogal primitieve solo's.

Cor Fuhler's The Ed Prubufu Four zoekt het meer in het melodieuze impro-werk. Op subtiele wijze werd beheerst en knap collectief gemusiceerd. Trompettist Christian Pruvost haalde letterlijk, zowel qua geluid als qua virtuositeit, alles uit zijn instrument. Pianist Cor Fuhler soleerde nauwelijks, maar wist door behendig begeleidend spel het kwartet uiterst compact te laten klinken.

Eric Boeren's Seven - een speciaal festivalseptet - had een verrassende bezetting, te weten een dubbele ritmesectie: twee bassisten en twee drummers. Daarnaast bestond de frontlinie uit drie meesterimprovisatoren: de rietblazers Tobias Delius en Michael Moore en cornettist/leider Boeren. Wat mij betreft was één drummer voldoende geweest. De voorkeur zou ik dan hebben voor de subtiel spelende Paul Lovens in plaats van de dominante Han Bennink. Vooral ook omdat zowel Delius als Moore nogal melodieuze, introverte solisten zijn. Een goede greep was de toepassing van twee bassisten: de oude rot Wilbert de Joode tegenover de jongere Mike Majkowski. Beiden inspireerden elkaar en gaven het ensemble in het totaal een heerlijk laag en donker geluid. Voeg daaraan toe de voortreffelijke solo's van de drie blazers, en geconcludeerd kan worden dat de eerste dag met een knaller werd afgesloten.

Klik hier voor een uitgebreid fotoverslag van deze festivalavond door Cees van de Ven.

(Jacques Los, 2.1.09) - - [naar boven]


Lees verder in het archief...








Menupagina's:




Cd van het moment:
Sylvie Courvoisier - 'Chimaera'

Klik op de hoes om een track te beluisteren en voor meer informatie





Nieuws, tips, suggesties, adverteren, meewerken?
Mail de redactie.